Deze prent van Larry Lieber uitAmazing Spider-Man Annual #4 (november, 1967) geeft een aardig beeld van the Coffee Bean. Dit is het koffiehuis waar Peter Parker en zijn medestudenten na collega’s graag rondhingen om te socializen.
Lang voordat New York volstond met ketens als Starbucks, hingen tieners en studenten graag rond in de vele koffiehuizen die Greenwich Village in de jaren vijftig en zestig rijk was. Vooral de cultuur van de Beatniks bloeide daar op, want in veel van de koffiehuizen traden volkzangers op en lazen poëten hun werk voor.
The Coffee Bean werd door Stan Lee en John Romita Sr. geïntroduceerd in Amazing Spider-Man #53(Oktober 1967). Het was de hangplek in de East Village voor studenten van de Empire State University, waar Parker, Harry Osborn, Flash Thompson, Mary Jane en Gwen Stacy toen studeerden.
In bovenstaande afbeelding zitten Anna Watson en May Parker voor hun doen zeer modern taalgebruik uit te slaan. Zij kwamen overigens ook wel eens een kopje koffie in the Coffee Bean drinken. In ASM #53 komen ze langs om Peter te vertellen dat May kamers gaat verhuren. Peter waarschuwt haar nog dat ze wel moet oppassen aan wie ze de kamer verhuurd. ‘Maak je geen zorgen, ik vraag natuurlijk om goede referenties’, stelt ze naar neef gerust. Niet veel later is Otto Octavius, ook wel bekend als superschurk Doctor Octopus, haar eerste huurder. Toen Peter daar achterkwam heeft hij zich vast in z’n koffie verslikt.
Saillant detail: Thompson draagt een uniform omdat hij toentertijd in het leger diende. Hij heeft gevochten in Vietnam. Omdat de doorlopende tijd een probleem is in het Marvel Universum en de personages in principe niet veel ouder worden, diende Thompson later in de Irak-oorlog. De dingen veranderen, maar ergens ook weer niet.
Zo zullen studenten nu gewoon rondhangen in de Starbucks. Overigens was Harry Osborn (in in het plaatje draagt hij een bruin pak en groene strik) na Brand New Day een tijdje de eigenaar van een koffieketen genaamd the Coffee Bean die is gebaseerd op hun oude hangplek.
In mijn studententijd zat ik graag in het Crea Café van de UvA. Een fijne plek bij de Oudemanhuispoort om met medestudenten te praten, koffie te drinken en te studeren. Tegenwoordig zit Crea in de Roetersstraat. Maar goed, in studentenkoffiehuizen kom ik eigenlijk niet meer tegenwoordig. Mijn favoriete hangplekken zijn nu: De Balie aan het Leidseplein, het Ketelhuis op het Westergasfabriekterrein en soms zit ik met Linda in de Smoeshaan.
En heb jij nog een favoriet koffietent? Zo ja, welke en waarom deze?
Iedere dinsdag en vrijdag delen striplezers hun stripliefde en vertellen over hun favoriete strip.
Wat is je naam, je leeftijd en je wat doe je voor werk? Peter Laeremans, 46 jaar, fabrieksarbeider
Welke strip is je favoriet en lees je nu nog steeds? Ik ben een groot liefhebber van Marvels Spider-Man-series.
Waarom is dit je favoriete strip? Wat vind je er zo goed aan? Er zit gewoon alles in wat een strip leuk maakt: fantasie, monsters, mooie meiden, helden, actie, leuke personages en verhalen. En vooral prachtig tekenwerk. Het is ook zeer aangenaam dat ze steeds met nieuwe tekenaars en schrijvers komen aanzetten. Ook de kleurtechnieken die ze tegenwoordig gebruiken zijn een streling voor het oog. Ultimate Comics Spider-Man met de Afro-Amerikaanse Spider-Man vind ik momenteel de beste reeks die loopt bij Marvel.
Wanneer kwam je er voor het eerst mee in aanraking? En wat deed dat met je?
Denk dat ik 8 of 9 jaar oud was toen een jongen uit de straat om het leven kwam in een verkeersongeluk. Zijn moeder bracht me zijn hele stripcollectie. Het was mijn eerste kennismaking met Spider-Man (toen nog Spinneman), Thor en de Fantastic Four. Spider-Man in gevecht met de vampier Morbius en Gwen Stacy die vermoord werd door de Green Goblin maakten een heel grote indruk op mij als jonge snaak. In een later leven heb ik een periode gehad dat ik bijna geen strips meer las. Maar toen ik zelf met drie jonge kinderen zat heb ik de draad terug opgenomen en ben ik opnieuw begonnen met strips te lezen.
Ik vroeg me af hoe het met Peter Parker gesteld was en begon alle stripbeurzen af te schuimen om zo de schade in te halen. De Nederlandstalige versie wordt ondertussen niet meer gemaakt en dus ga ik op regelmatige basis naar Het Besloten Land om de Amerikaanse trade paperbacks op de kop te tikken. Ik denk dat ik ondertussen ongeveer 8000 comics en strips in mijn bezit heb. And the kid in me is still very much alive!
Wie net als Peter graag Spidey-strips leest, raad ik graag mijn rubriek Spidey’s web aan. Iedere maandag een nieuwe aflevering over ons favoriete Webhoofd.
In de rubriek Stripliefde vertellen striplezers over hun favoriete strip of strips. Op deze manier bouwen we langzaam een interessante leeslijst op. Ook meedoen? Check hier hoe je dat doet. Ik kijk uit naar je inzending. Oh ja: mocht iemand anders al je favoriete strip genoemd hebben, stuur dan even goed je inzending in, want jouw reden om de strip goed te vinden kan heel anders zijn. Bovendien is je eerste kennismaking en wat dat met je deed waarschijnlijk anders dan die van andere lezers.
Spider-Man kent een zeer uitgebreide selectie aan schurken die hem het leven zuur maken. J. Jonah Jameson is wellicht de gevaarlijkste opponent van allemaal, want hij weet de publieke opinie tegen Spidey op te zetten.
Als hoofdredacteur en eigenaar van de krant The Daily Bugle schreef hij jarenlang haatvolle artikelen waarin hij het Webhoofd zwart maakt en vaak in verband brengt met allerlei misdaden die de held gepleegd zou hebben.
Jameson was er al bij vanaf het eerste uur en maakte zijn opwachting in Amazing Spider-Man #1(maart 1963). Behalve naargeestige artikelen ging hij ook de boer op om het publiek te waarschuwen voor het gemaskerde gevaar: Spider-Man zou een slechte invloed hebben op de jeugd omdat hij een gemaskerde man is die het recht in eigen hand neemt. ‘Children my try to imitate his fantastic feats! Think what would happen if they make a hero out of this lawless, inhuman monster! We most not permit it!’ schreeuwt Jameson bij een bijeenkomst. Dan komt de aap uit de mouw: in plaats van een schurk als Spider-Man te aanbidden, kan de jeugd beter een voorbeeld nemen aan zijn zoon, John Jameson. Die is een echte held, vindt Jonah, want zijn zoon is een dappere testpiloot die op het punt staat met een raket de ruimte in te vliegen.
De ironie van het lot wil dat deze testvlucht mislukt en dat Spider-Man degene is die John Jameson van een wisse dood redt. Niet dat dit heethoofd Jameson doet afkoelen. In tegendeel: zijn haatcampagne tegen Spider-Man gaat door.
Ondertussen lukt het Peter Parker niet om een fatsoenlijke baan te vinden. Zijn showbizzdagen als Spidey zijn geteld door de negatieve campagne die Jameson voert. Maar goed, hij kon toch de cheques niet inwisselen die zijn uitgegeven aan Spider-Man. (Gemaskerde mannen die geld komen halen bij de bank worden doorgaans niet vriendelijk ontvangen.)
In Amazing Spider-Man #2 looft Jameson een groot bedrag uit voor de fotograaf die in staat is om een goede foto van the Vulturete schieten –de nieuwste superschurk in New York. Als Peter dat te horen krijgt, besluit hij dat hij als Spider-Man in staat moet zijn dat soort lucratieve plaatjes te schieten. Zijn eerste confrontatie met the Vulture verliest onze held, maar het levert hem wel een vol rolletje film op. Zo ontmoet hij Jameson voor de eerste keer.
Vanaf dit moment is Peter Parker de fotograaf die spectaculaire actiefoto’s weet te schieten en met name van zijn alter ego Spider-Man die Jameson weer gebruikt om zijn haatartikelen mee te illustreren. Overigens is Jameson in deze eerste scènes nog niet de vrek die hij later wel blijkt te zijn. Hoe goed Peters foto’s ook zullen zijn in de toekomst, Jameson zorgt ervoor dat hij altijd maar de helft betaald van wat ze werkelijk waard zijn.
In Amazing Spider-Man #10 wordt eindelijk onthuld waarom Jameson zo’n hekel aan het Webhoofd heeft. Hij is namelijk jaloers:
In de jaren die volgen doet Jameson er alles aan om Spider-Man uit te schakelen en te ontmaskeren. Niet alleen blijft hij zijn krant te gebruiken voor zijn haatcampagne, ook laat hij Spider-Slayers bouwen om het Webhoofd een kopje kleiner te maken. Ook is hij verantwoordelijk voor de creatie van the Scorpion: een superschurk die in zijn loopbaan veel slachtoffers maakt. Je kunt je afvragen wie van de twee nu echt een gevaar is: Spider-Man of Jameson.
Desondanks heb ik een zwak voor de man. Jameson mag dan vaak overkomen als een lafaard, een kniert en heethoofd, soms treedt hij op als echte vaderfiguur voor Peter en ondanks zijn fouten blijft hij een journalist in hart en nieren die de waarheid boven tafel probeert te krijgen. Nou ja, afgezien van het Spider-Man stokpaardje dan, want dat maakt de scherpe journalist eigenlijk blind voor de feiten.
Als the Hobgoblin dreigt te onthullen dat Jameson achter de creatie van the Scorpionzit, besluit Jameson zelf te bekennen en zijn bekentenis in de krant af te drukken. Jameson laat zich door niemand chanteren. Dat kost hem zijn baan als hoofdredacteur van de Bugle, een krant waar hij zielsveel van houdt. In deze scène uit AMS # 50 komt Spider-Man erachter wat Jameson van plan is en probeert hem tegen te houden. Dus ondanks het feit dat Jameson Peter het leven zuur maakt met zijn nare stukjes, geeft hij ook om zijn baas. Het is een complexe relatie.
Natuurlijk heeft Spidey wel gelijk dat Jameson een hypocriet is: als Hobgoblin Jamesons geheim niet bekend zou maken, zou de hoofdredacteur nooit zijn bekentenis hebben getikt. Maar toch…
Overigens is Jameson tegenwoordig de burgemeester van New York en zijn Peter Parker en hij familie van elkaar omdat tante May getrouwd is met Jamesons vader, maar dat is een verhaal voor later. Nu sluit ik graag af met een montage van de hoogtepunten van J. K. Simmons’ optreden als Jameson uit de drie Spider-Man-films van Sam Raimi:
In de jaren zeventig en tachtig woonde Peter in een klein appartement op 410 Chelsea Street. (Lees daar meer over in deze aflevering van Spidey’s web.) Het huis stond vol met een vreemd allegaartje aan meubels én een grote houten indiaan. Sterker nog: de eerste maanden dat Peter er in woonde, had hij helemaal geen spullen. Het magere salaris dat hij bij The Daily Bugle verdiende, was nooit genoeg om een stoeltje of een tafeltje aan te schaffen. Dit waren natuurlijk de jaren voor IKEA.
Peter huurde het appartement van Mrs. Muggins in Amazing Spider-Man #139:
De coverdatum van deze comic is december 1974. In ASM #163 krijgt Peter pas meubels. Aangezien de coverdatum van dat nummer december 1976 is, heeft onze held dus twee jaar zonder meubilair gewoond. Gelukkig maar voor Parker dat in onze wereld de tijd veel sneller verloopt dan in het Marvel Universum. In verhaaltijd zijn er maar een paar weken, misschien een paar maanden verstreken. (Bij Marvel is tijdverloop een relatief begrip.) Maar toch, het werd de hoogste tijd dus dat hij een bank en een stoel had om op te kunnen zitten.
Buurvrouw Glory Grant kon het niet langer aanzien dat Peters huis volledig kaal was en organiseerde een feestje waarbij iedereen een ding meenam dat hij of zij kon missen. Nu weet je waarom er een grote houten indiaan in het huis van Parker stond. En wie die verschrikkelijke vis aan de muur heeft gehangen.
Doordat alle meubels bij elkaar geraapt zijn, maakt Peters appartement de indruk van een studentenflat. Die indruk klopt natuurlijk, want jarenlang was Peter student aan de universiteit terwijl hij parttime fotograaf was bij the Bugle en fulltime superheld.
Herkenbare leegte
In een vrijwel leeg huis wonen is overigens zo gek nog niet. Toen ik in Amerika woonde, had ik een klein appartement aan University Avenue in Berkeley. Behalve een bed, een tafel en een stoel in de keuken, had ik ook geen meubels. Er was wel een kast in de muur; twee kartonnen dozen naast het bed dienden als een nachtkastje en een boekenkast. Zo’n fijn appartement was het trouwens niet: in het huurcontract stond expliciet vermeld dat je geen huisdieren mocht nemen. Helaas vielen de vele kakkerlakken die in het pand woonden kennelijk buiten het contract. Gif strooien bood telkens maar een tijdelijke oplossing, want na een paar weken waren de nare beestjes gewoon weer terug.
Ik hoop dat Peter Parker wat dat betreft meer geluk had op 410 Chelsea Street. Hier voor de volledigheid nog een overzichtspagina van Peters optrekje:
‘I am the best there is at what I do. But what I do best isn’t very nice.’ Deze slogan zou niet verkeerd staan op het visitekaartje van een professionele killer of op die van een zichzelf overschattende belastingambtenaar. Dan liever een killer.
Met de uitspraak stelt Wolverine zichzelf aan de lezer voor in het vierdelige klassieke stripverhaal van schrijver Chris Claremont en tekenaar Frank Miller. Het creatieve duo verschafte de mutant met het opvallende kapsel, de zelfhelende gaven en adamantium skelet plus dito klauwen de nodige diepgang en presenteerden Wolverine als een man die de balans probeert te vinden tussen zijn beestachtige natuur en zijn menselijkheid. Een held die door het leven gaat als een ronin: een samoerai zonder meester.
Naar eigen zeggen was dit stripverhaal uit 1982 de inspiratie voor de nieuwe film The Wolverine waarin Hugh Jackman wederom de Canadese rouwdouwer met het korte lontje gestalte geeft, maar behalve de personages en pakweg de eerste paar scènes heeft de film van James Mangold weinig van doen met die strip. Is dat erg? Nee. Strippuristen die hun beeldverhalen letterlijk op het witte doek willen zien, hebben het altijd moeilijk gehad in Hollywood. Enige verwatering hoort erbij. Hoewel Andrew Garfields suggestie om Peter Parker homoseksueel te maken in de nieuwe Spider-Man-film mij ook te ver ging. Natuurlijk heb ik geen hekel aan homo’s, maar een personage van seksuele voorkeur laten veranderen of van etniciteit, zoals de zwarte Kingpin in de inmiddels vergeten Daredevil-film, verandert het personage fundamenteel in de basis en dat is toch iets anders dan het ontwerp van zijn superheldenkloffie aanpassen.
Niets nichterigs overigens aan Jacksmans vertolking in The Wolverine. De Australiër heb ik altijd een inspirerende castingkeuze gevonden: hij belichaamt het personage met een flair die soms doet denken aan Eastwoods Harry Callahan. Zoals in de scène die losjes op de strip is gebaseerd, waarin Wolverine in een bar een jager hardhandig confronteert met de giftige pijl die hij in een Grizzlybeer schoot. De beer werd gek van het gif en bracht vijf man om het leven. Niet de schuld van de beer, wel van de jager die niet de moed had het beestje uit zijn lijden te verlossen. Dus pint Wolvie de snoodaard aan de tafel vast door de pijl door zijn hand te rammen en verduidelijkt hij zijn standpunt met een monoloog die uit de mond van Dirty Harry had kunnen komen en eigenlijk ook heel goed uit de stripversie van Claremont. Qua spirit komt The Wolverine dicht bij het stripfiguur en dat is gezien zijn vorige soloavontuur, waarin Wolverine is gedegradeerd tot het equivalent van een gecastreerde, langharige poedel, een hele stap voorwaarts. Daarom hoor je deze strippurist dit keer niet (heel hard) klagen.
Er was een tijd waarin Spider-Man-verhalen dubbel en dwars de moeite van het lezen waard waren. Dat tijdperk eindigde zo’n beetje nadat schrijver J. Michael Straczynski ermee ophield en Brand New Day aanbrak. Daarna zaten er soms nog wel heel genietbare verhalen tussen, maar zo goed als de reeks comics van Straczynski en John Romita Jr. is het niet meer geworden.
Een zo’n juweeltje is het verhaal ‘Happy Birthday’ dat in Amazing Spider-Man 498 t/m 500 (2003) is gepubliceerd. In dit verhaal zien we niet alleen op originele wijze enkele interessante momenten uit Spider-Mans carrière, ook krijgt Peter de kans om nog één keer met zijn Oom Ben te praten.
Hierin krijgen Peter Parker, The Fantastic Four, Thor, Iron Man en Cyclops te maken met een invasie van the Mindless Ones. Deze zijn in onze dimensie geraakt en dreigen de hele stad te vernietigen. Mr. Fantastic bedenkt een wapen waarmee hij ze denkt terug te sturen naar waar de Mindless Ones vandaan komen, maar het blijkt een val te zijn: door het wapen te activeren komt Dormammu weer tot leven die de aarde wil vernietigen. Doctor Strange komt net te laat aan om de helden te waarschuwen en gaat de strijd aan met zijn aartsvijand Dormammu. Spidey bemoeit zich ermee, want hij wil de Doctor niet alleen laten vechten tegen de machtige Dormammu, maar door de acties van het Webhoofd komen Strange en Spidey buiten onze dimensie terecht. Sterker nog: ze bevinden zich in the void: de dimensie voor het ontstaan van alles, voor tijd en ruimte. Ja, ja, het klinkt allemaal ver van je bed, maar blijf nog even lezen, true believer.
Dr. Strange is dankzij zijn magie in staat Spidey en hemzelf naar onze aarde terug te transporteren, maar daar bevinden ze zich buiten de tijd. Ze zien een potentiële toekomst waarbij Dormammu en zijn Mindless Ones alles vernietigd hebben en de superhelden dood zijn. Maar omdat ze buiten de tijd bestaan, flitsen ze soms terug naar het heden waaruit ze zijn vertrokken. Dit betekent dat Spidey zich zowel in de toekomst als het verleden bevindt, en als Spidey van het pad afdwaalt, bevindt onze held zich op verschillende momenten in zijn carrière. Hij bevindt zich zowel in de toekomst op het moment waarop zijn oudere ik aan zijn einde zal komen en in het verleden, in het het moment waarop de radioactieve spin de jonge Peter Parker zal bijten en hem zijn spinnenkrachten zal geven. Durft Spider-Man in te grijpen en te voorkomen dat de spin hem zijn krachten geeft, zodat Parker een normaal leven kan leiden? Het zou de jonge Peter veel leed in de toekomst besparen. Door zijn acties als Spider-Man kwamen immers Gwen en haar vader George om het leven. Ook verloor Peter zijn geliefde Oom Ben door zijn eigen stommiteit. Niet gebeten worden door de spin zou kunnen betekenen dat ze allemaal nog leven. Maar ja, dat betekent ook dat al die mensen die Spider-Man zou redden, niet gered zullen worden. Wat weegt zwaarder?
Dr. Strange roept Spidey op om zijn stem naar de toekomst te volgen en terug te keren naar het moment voordat Reed Richards zijn wapen gebruikt en alles naar de verdommenis helpt, zodat hij Reed kan tegenhouden. Straczynski laat Peter een reis maken door de tijd, en dat betekent dat hij bepaalde momenten uit zijn verleden nog eens moet doormaken. Hij bekijkt deze niet van een afstand, maar maakt deze dus mee alsof ze nu gebeuren.
Zo zien we zijn eerste gevecht met the Sandman uit Amazing Spider-Man #4, zijn eerste ontmoeting met the Vulture, the Lizard en Electro. Het gevecht tussen de Hulk en Spidey in de grot uit Amazing Spider-Man #14. En zo gaat het nog even door. Spidey vecht zich als het ware door het verleden naar zijn toekomst, en hoewel hij doodmoe is van al het geweld, zet hij door. Als het hem echter weer niet lukt om Gwen Stacy te redden, wil hij het opgeven.
Dan spreekt Doctor Strange onze held vermandend in astrale vorm toe:
Het Webhoofd besluit door te zetten en in een prachtige spread van John Romita Jr. zien we hoe hij al zijn vijanden nog eens confronteert (klik vooral op het plaatje voor de grotere versie):
Uiteindelijk is Peter weer terug op het moment dat hij het samen met Thing opneemt tegen de invasie van Mindless Ones, vlak voordat Richards zijn machine gaat gebruiken. Uiteraard lukt het Peter om Reed Richards ervan te overtuigen zijn machine niet te gebruiken en hoewel zijn tijdreisverhaal ongeloofwaardig klinkt, geloven de andere helden het Webhoofd op zijn woord. Als dankzij ingrijpen van de helden en Dr. Strange de wereld gered is, geeft Strange Peter een magisch cadeautje: het is immers Parkers verjaardag. Later die avond op het dak maakt hij dit cadeautje open: het geeft hem op magische wijze de kans om 5 minuten door te brengen op de manier waarop Peter wenst. En dan verschijnt oom Ben op het dak. Wat volgt is deze prachtige en ontroerende scène die ik je niet wil onthouden:
Ik geef toe dat ik bij dit soort momenten ook een traantje wegpink. Dit prachtige verhaal, waarin sciencefiction elementen moeiteloos worden gecombineerd met een emotionele dimensie, staat in schril contrast met de verschrikkelijke manier waarop het huidige creatieve team Spider-Mans vijftigste verjaardag ‘vierde’ inAmazing Spider-Man #700.
Straczynski en JRJR (wiens tekeningen geïnkt werden door Sr!) gaven de Spideyfans en Peter Parker met Amazing Spider-Man #500het perfecte cadeautje: op een interessante manier wordt er teruggeblikt op zijn leven. Uiteraard komen in het leven van Spider-Man vooral de moeilijke momenten aan bod, want op dat soort momenten laat een held zien wat hij waard is. Tegelijkertijd verstrekt het Peter in zijn overtuiging Spider-Man te blijven en te beseffen waarvoor hij het allemaal doet. En als dank voor al zijn moeite krijgt hij de kans om nog een keer met zijn geliefde oom Ben te spreken. Wie zou dat niet willen? Nog een keer een goed gesprek voeren met een overleden naaste?
Over stripliefde gesproken: de 51-jarige stripverzamelaar Bob Bretall, begon met comics verzamelen nadat hij Amazing Spider-Man #88 had gelezen. Inmiddels heeft hij 90.000 comics en een huis vol nevenartikelen.
Spider-Man is nog steeds zijn favoriete held, ook al leest hij de huidge Spidey-comics niet:
“He was the guy that got me into collecting. I always thought he was a very relatable hero, he had problems of his own to overcome but he always did the right thing. I love the line by Stan Lee: ‘With great power there must also come great responsibility’. Those early Marvel comics were not ‘written down’ to kids and had a lot of really advanced stuff in them. I’d often find myself going to the dictionary when reading comics as a kid. Spider-Man will always have that spot as my favourite even though I no longer read new Spider-Man comics coming out today.”
Wat ik hartverwarmend vind aan deze video is dat Bretall zijn verzameling daadwerkelijk leest. Hij koopt ze niet om ingeseald in een kluis te stoppen in de hoop dat hij ze ooit met winst kan verkopen. Zijn strips zien er gelezen uit en hij leest ze nog dagelijks. Het is een levende collectie van iemand die echt van strips houdt. Dat sluit geheel aan bij mijn filosofie: strips zijn er om te lezen, niet om in te beleggen. Nu ben ik wel zuinig op mijn strips en ik houd ze graag goed, maar ik ben niet iemand die per se een eerste druk hoeft te hebben. De meeste Spidey-comics die ik heb zijn herdrukken bijvoorbeeld of trade paperbacks. Ik heb zelfs Batman #1 uit 1939 in de kast staan. Wel een herdruk natuurlijk, dus geen zeldzaam en waardevol exemplaar, maar dat neemt niet weg dat ik het eerste verhaal van de vleerman dus gewoon kan lezen. Het gaat mij om de verhalen. Een goed verhaal, mooi tekenwerk: dát maakt een strip in mijn ogen waardevol. Niet wat er op een veiling voor geboden wordt.
Een van de tekenaars bij Marvel die altijd veel indruk op me heeft gemaakt is Todd McFarlane. Toen hij Amazing Spider-Man begon te tekenen bij nummer 298 (1988), leek het alsof hij uit het niets kwam, maar dat kwam vooral omdat ik de strips van The Incredible Hulk die hij daarvoor getekend had, nog niet kende.
McFarlanes benadering van Spider-Man was radicaal anders dan de tekenaars die hem voorgingen. De meeste van hen streven namelijk een zekere vorm van realiteit na, terwijl Todd gaat voor comic book expressionisme. Zijn stijl kent veel overdrijving en heeft soms karikaturistische trekjes. Spider-Man zag er daarvoor nog nooit zo spinachtig uit. En als McFarlane hem tekende schoot hij meters webdraden af. Vanuit een esthetisch oogpunt interessant, maar in de praktijk niet heel erg praktisch aangezien Parker nogal eens klaagt hoe duur het is om zijn webvloeistof te maken.
McFarlane zegt in een interview het volgende over zijn unieke benadering:
‘I felt we were now in the 1990s and it was time to update some of the characters that had originally been envisioned in the sixties or seventies. I looked at John Romita’s Spider-Man as a young fledging artist looks at Norman Rockwell. You can try to knock off Norman Rockwell, but you can’t win that fight. The best you can hope for is that people will compare you favourably with Rockwell. As much as I admired Romita, I didn’t want to be compared to him. A lot of artists tried to follow Romita when they did Spider-Man and they put a heavy emphasis on the word ‘man’. I decided to be different and focus on the word ‘Spider’. When Peter Parker put on his costume, I cheated on the anatomy and I cheated on the dynamics. I made the costume a little blacker and put a lot more webs on it, I drew the eyes a lot bigger. I wanted him to really look like a spider. On top of that, I also took Peter Parker and Mary Jane out of their 1968 wardrobes and into the kind of clothes people were actually wearing in the 1990s. It seemed more dramatic than it actually was, probably because up to that point everybody was loyal to the Romita look. No one was pushing the character forward because they were afraid of messing with an icon.’ Bron: Comics Creators on Spider-Man.
Een kwestie van speculeren
Het is interessant om McFarlane te horen vertellen over zijn tekenstijl, waarmee hij zichzelf mooi in de kaart speelde. McFarlanes Spidey was bijna meteen een fanfavoriet, waardoor hij een paar jaar na Amazing gedaan te hebben getekend (en geïnkt!) zijn eigen serie kreeg waarvoor hij ook zelf de verhalen mocht schrijven. Spider-Man #1 (1990) verkocht een gigantisch grote hoeveelheid, namelijk een kleine 3 miljoen exemplaren! Dat kwam niet alleen omdat iedereen zo dol was op McFarlane: beginjaren negentig had je de investeringsbubbel in comics. Verzamelaars lieten zich helemaal gek maken door het idee dat je veel geld kon verdienen met strips te sparen. (Iets waarvan Catawiki de kopers laatst ook van probeerde te overtuigen.) Uitgevers speelden hierop in door nieuwe series te beginnen zodat de speculanten nummers 1 konden kopen, ze brachten comics met speciale covers uit, verkochten strips in plastic zakjes… Het kon niet op. Verzamelaars kochten vaak meerdere exemplaren van dezelfde comic: eentje om te lezen en eentje om onaangeroerd te bewaren in de hoop deze later voor veel geld van de hand te kunnen doen. De verkoop steeg als in het begin als een tierelier om daarna als een kaartenhuis weer in elkaar te vallen. Want, ja, je kunt tegenwoordig 1 miljoen dollar krijgen voor een Action Comics #1 uit 1938 als deze in zeer goede staat verkeert, omdat die heel zeldzaam is. Probeer nu maar eens geld te verdienen aan jouw exemplaar van McFarlane’s Spider-Man #1 terwijl er nog 2.999.999 andere exemplaren in omloop zijn.
Dieptewerking
Maar ik dwaal af. McFarlane had een duidelijke reden om de dingen op zijn manier op papier te zetten. Neem bijvoorbeeld zijn manier van Spidey’s webdraden tekenen:
‘All I did was change the design of the webbing so that it was thicker and had more mass. I wanted to be able to wrap it around Spider-Man and create a foreground, a middle ground and a background. In comics, you’re dealing with a two-dimensional art form, and one of the things that John Romita taught me was that you create the illusion of depth by establishing as many different planes as you can. I’d put Spider-Man’s arm in front of his face to create depth, and then add another layer of depth by drawing the webbing in front of that. The traditional way of doing the webbing was drawing straight lines with these ‘X’s on it. The problem with that method was you couldn’t shoot the webbing out towards the reader because the ‘X’s just became bigger. All credibility went away. I changed the style of the webbing so that it worked when it was being shot directly into the reader’s face.’ Bron: Comics Creators on Spider-Man.
Wat Todd dus vooral probeerde te bewerkstellingen was dieptewerking in zijn tekeningen. En zijn methode werkt heel goed. Veel beter dan een 3D brilletje zou doen. Bekijk bijvoorbeeld de compositie van onderstaande plaatje maar eens goed. McFarlane maakt hier heel goed gebruik van dieptewerking en de standaard leesrichting om het verhaal te vertellen. Daarbij is aan het hoofd van the Tinkerer goed te zien dat Todd een voorkeur heeft voor expressionistische koppen.
McFarlanes stijl zal niet ieders smaak zijn, maar een ding is zeker: het was een compleet nieuwe manier om Spider-Man en zijn wereld te tekenen. Een stijl die veel navolging kreeg overigens. De stijl van Erik Larsen die Amazing Spider-Man van McFarlane overnam, is duidelijk schatplichtig aan die van McFarlane. Ook nam Larsen McFarlanes opvallende pagina-indeling over. Oudgediende Sal Buscema, op dat moment de tekenaar van Spectaculair Spider-Man, begon het Webhoofd in vergelijkbare poses als McFarlane te tekenen. Ook nam Buscema diens kostuumaanpassingen over en de meterslange webdraden.
Todd, die later met de strip Spawn goed geld zou verdienen, is ook belangrijk in het web van Spider-Man vanwege een andere creatie van zijn hand, namelijk: Venom. Maar daarover een andere keer meer.
Deze grappige tekening is gemaakt door John Romita Sr. en stond in the Amazing Spider-Man annual #21 (1987). Precies, het nummer waarin Peter Parker en Mary Jane Watson met elkaar trouwen. Maar over dat huwelijk hebben we het een andere keer.
Gelukkig is deze illustratie niet kenmerkend voor het huwelijk dat Peter en Mary Jane hadden. Mocht jouw relatie er wel op lijken, dan heb ik medelijden met je.
Maar goed, over naar de orde van de dag. Deze post heet zonnende buurmeisjes, dus laten we het daar eens over hebben.
Lazen we de vorige keer over hoe Peters zonaanbidding verkeerd afliep, in de tijd dat Peter in het appartement aan 410 Chelsea Street woonde, heeft hij wel vaker last gehad van dit fenomeen, ware het niet dat dit vooral belichaamd werd door zijn drie buurmeisjes Randi, Candi en Bambi. Deze aantrekkelijke dames bruinden hun slanke lichamen graag op het dak van het pand. Een probleem voor Spider-Man, want die kwam zijn huis graag via het dakraam binnen. Dus wat te doen als de dames weer eens liggen te bakken terwijl Spidey naar binnen wil? Schrijver Tom DeFalco bedacht een aardige oplossing:
Toch waren Candi, Bambi en Randi volgens mij geen verkeerde buren om te hebben. Ze zijn in ieder geval een stuk vrolijker en leuker dan Peters hospita Mrs. Muggins. Meteen op de volgende bladzijde maakt DeFalco het contrast tussen hen duidelijk:
Je gaat je na deze scène toch afvragen Mrs. Muggins en J. Jonah Jameson geen familie van elkaar zijn.
Saillant detail: aan de indeling van de tweede pagina kun je goed zien dat Ron Frenz bij dit verhaal nog vasthoudt aan de stijl van Steve Ditko, met veel vertikale kaders op één pagina.
Als ik uit mijn raam kijk zie ik de groene zone van het Westerpark vol liggen met meisjes in bikini en bezwete mannen in ontbloot bovenlijf. Een zomerse aflevering van Spidey’s web lijkt me daarom wel op zijn plaats.
Iedereen kent het Vrijheidsbeeld in New York wel, maar niet iedereen zal weten dat het een van Spidey’s favoriete plekken is om na te denken. Ook is het de plek waar hij en the Human Torch vaak afspreken.
In Web of Spider-Man #28(1987) blijkt dat Peter de neiging heeft om zijn kleding wel eens achter te laten in het bovenste gedeelte van de Toorts en als hij deze op een avond komt ophalen, wordt deze net weggevoerd door een helikopter. Een slechte zaak: want behalve zijn kleding en identiteitsbewijs had Peter dit keer ook een kapotte webschieter achtergelaten. Een beetje slimme snuiter legt het verband tussen Parker en Spider-Man. De Toorts wordt verscheept naar Pasadena in Californië om te schitteren in een parade. Dus reist Peter daar naartoe om er een fotoreportage voor The Daily Bugle over te maken en meteen zijn kleding op te halen. Californië is natuurlijk de staat vol filmsterren en lange stranden langs de oceaan. Omdat hij toch nog niet bij de Toorts terecht kan, bezoekt Peter het strand en al zonnend valt hij in diepe slaap. Als hij vijf uur later wakker gemaakt wordt, is hij heel naar verbrand.
Zo rood als een kreeft en vol met lichamelijk ongemak trekt hij zijn Spidey-pak aan en gaat naar de Toorts. Iedere beweging die hij maakt doet zeer. Je begrijpt dat Peters humeur er niet beter op wordt als blijkt dat een verveeld rijkeluigroepje de Toorts probeert te stelen om aandacht te vragen voor de slechte bestaansomstandigheden van de avocadokwekers. Iedere beweging doet hem pijn en dat beïnvloedt zijn behendigheid aanzienlijk.
De snoodaards zien kans de Toorts op een truck te laden en weg te rijden. Spidey volgt hen op het dak van een van hun auto’s. Hershel, de leider van het stelletje ongeregeld, veroorzaakt een verkeersongeluk waardoor de Toorts losraakt, gelanceerd wordt en op de auto terechtkomt waarop Spidey zit – die het zware geval maar net kan ontwijken.
Als Spidey de Toorts inspecteert, komt de auto, die niet op de handrem is gezet, plotseling in beweging. Door het gewicht van de Toorts rijdt deze met volle vaart recht op een stadsbus af.
Met veel pijn en moeite weet Spidey een webnet te spannen over de straat waardoor de auto langzaam maar zeker snelheid verliest en een botsing voorkomen kan worden.
Uiteindelijk blijkt alle moeite voor niets te zijn: als Spidey zijn kleding uit de Toorts wil halen, blijkt dat dit niet de echte is. Zijn kleding zit er dus ook niet bij, want die zitten in de Toorts die gewoon voor restauratie zit te wachten in een loods in New York.
Natuurlijk is dit verhaal van Bob Layton vooral geschreven om de lachspieren te stimuleren. Het uitschakelen van de derderangs schurken zou normaliter geen probleem voor Spider-Man zijn. Ook hun motivatie om de toorts te stelen lijkt uit de lucht geplukt en dat is het ook: Hershel, de leider wil de toorts voor 7 miljoen aan een zakenman verkopen. Helemaal logisch is Laytons verhaal niet, want het is een raar idee dat Peter zijn burgerkleding in de Toorts zou achterlaten. Aangezien het Vrijheidsbeeld op Liberty Island staat en hij eerst de veerboot moet nemen om er te komen, is het helemaal niet logisch om zich daar om te kleden en zijn kleren achter te laten. Layton had daar iets beter over na kunnen denken. Het is overigens zijn tweede Spider-Man-verhaal waarin de mogelijke ontdekking van het Webhoofds geheime identiteit een rol speelt. (Zie: Het ware gezicht van Peter Parker?)
Wat kunnen we nu van dit Spider-Man avontuur leren? Altijd zonnebrand gebruiken als je in de zon gaat liggen, want doordat je het weet moet je met je verbande lijf een stelletje randdebielen tegenhouden die een monument willen stelen. En misschien kun je als spinnetje beter helemaal niet op het strand komen.
Web of Spider-Man #28 (1987) Tekst: Bob Layton. Tekeningen: Steve Geiger. Inkt: Vince Colletta.
Aangezien de Amsterdam Fashion week weer bijna ten einde is en ik niets met mode heb, zoek ik ook deze week mijn heil in Spider-Man-comics. Hoewel Peter Parker nog nooit door iemand gezien is als mode-icoon, is het Spider-Man-kostuum dat hij draagt een fashion-statement op zich.
Sterker nog: toen Steve Ditko Spider-Man ontwierp op de tekentafel maakte hij een visueel in het oogspringend, mysterieus en tijdloos ontwerp. Het rood-blauwe Spider-Man-kostuum met het webmotief is een van de dingen die deze superheld zo aantrekkelijk maakt. Ik vind het dan ook een van de mooiste superheldenkostuums ooit ontworpen.
En dan te bedenken dat Peter Parker deze in één plaatje bedacht en in elkaar naaide in Amazing Fantasy #15 (zie deze aflevering van Spidey’s web.) Geniaal mannetje die Parker.
Een paar jaar later in Amazing Spider-Man #231 (Augustus 1982) tonen schrijver Roger Stern en tekenaar John Romita Jr. dat het wel wat meer moeite kost om zo’n kostuum te maken.
Wat ik in het bijzonder leuk vind aan deze scène is hoe trots Peter is op zijn noeste arbeid. En hoe Peter, al ware hij een model, zijn kostuum in de spiegel aan de wereld demonstreert. Eerlijk gezegd heb ik een dergelijke scène nog nooit bij andere superhelden gezien.
Goed, Iron Man ontwierp en maakte zijn eigen harnas. Da’s ook tof natuurlijk. En in het Marvel Universum is Melvin Potter de man om te bezoeken als je een kostuum nodig hebt. Maar Peter Parker, de renaissanceman met de spinnenkracht, naait gewoon zijn eigen kostuum in elkaar.
Mijn Spidey-kostuum
Ik kan me nog heel goed het moment herinneren dat ik deze comic kocht in de Nederlandse versie van De Spektakulaire Spiderman # 43 (1983). Ik moet een jaar of tien geweest zijn. Spider-Man kende ik al een paar jaar en wanneer ik weer wat zakgeld had gespaard, ging ik naar stripwinkel het Gele Teken in Hoorn om tweedehands Spidey-comics te kopen. De Nederlandse inderdaad, want eind jaren tachtig kon je nog bijna niet aan Amerikaanse comics komen. Voor één gulden vijftig kon je een exemplaar kopen. Veel zakgeld had ik niet, dus ik kocht altijd de strip die me op dat moment het meeste aantrok. Vaak was een bepaalde tekenaar of de schurk tegen wie Spider-Man het moest opnemen doorslaggevend. (Pas later sloeg de verzamelkoorts bij mij toe en wilde ik gewoon de hele reeks compleet hebben.)
Omdat ik graag een Spider-Man-kostuum wilde hebben voor carnaval, kocht ik op een druilerige donderdagmiddag deze specifieke comic omdat ik vond dat je hierin goed kon zien hoe Peter zijn kostuum maakte en hoe het eruit zag. (De eerdere aangeschafte fotocover was eigenlijk een nog beter voorbeeld.) Mijn moeder en mijn vaders vriendin (voordat je gekke dingen gaat denken: mijn ouders waren toen al gescheiden) hebben samen aan dat kostuum gewerkt. Zij het dat ze allebei een deel van het maakproces voor hun rekening namen en niet in één ruimte samenwerkten.
Het resultaat is zoals je kunt zien echte huis-tuin-en-keukenkunstnijverheid: als basis gebruikten we een blauwe pyjama waar de rode stukken stof op werden genaaid. Het webpatroon hebben we er met een dikke zwarte stift op getekend. Voor het masker gebruikten we het uitgeknipte broekje van een maillot.
Ik geef toe dat het resultaat niet zo indrukwekkend was als het kostuum uit de strips, maar ik was er toen maar wat blij mee.
De negenjarige Timothy Harrison is een enorme Spider-Man-fan.
In een oude hutkoffer onder zijn bed bewaart hij zijn verzameling memorabilia: plakboeken met krantenknipsels en filmfragmenten van Spidey’s vroege televisieoptredens. In een glazenpotje waar andere kinderen misschien insecten in bewaren, zitten vijf kogels die Timothy uit een muur van een bankgebouw in Forrest Hills heeft gehaald: deze werden door bankovervallers op het Webhoofd gelost toen hij ze tegenhield.
Als de jonge verzamelaar en zijn collectie ter sprake komen in de rubriek ‘Conover’s corner’ in the Daily Bugle, en Tim daarin uitroept dat hij niets liever in het leven wil dan Spider-Man eens te ontmoeten, besluit het Webhoofd zijn grootste fan een bezoekje te brengen. Op een avond maakt hij de jonge Harrison wakker. De roodharige jongen lacht blijverrast als hij zijn grote held van het plafond op de vloer ziet springen. Enthousiast haalt Tim zijn verzameling tevoorschijn om die aan Spidey te laten zien.
Natuurlijk wil de jongen weten hoe de superheld aan zijn krachten kwam. Spidey komt naast hem op bed zitten en vertelt dat hij zijn krachten per ongeluk heeft gekregen. (Hoe dat is gegaan is in een vorige Spidey’s web te lezen.)
Ook wil Timothy weten waarom Spidey ervoor koos om zijn showbizz-carrière in te leveren voor die van de misdaadbestrijder. Peter vertelt hem over hoe zijn nalatigheid ervoor zorgde dat een inbreker die hij liet gaan, later ‘iemand die hem dicht naar het hart stond’ vermoordde. Natuurlijk vertelt hij er niet bij dat het slachtoffer zijn Oom Ben was om zijn geheime identiteit te beschermen, maar terugdenkend aan hoe hij zijn oom heeft gefaald verzucht Spidey dat Tim misschien beter iemand anders als held had kunnen kiezen, zegt de negenjarige vermanend dat Spider-Man niet zo hard voor zichzelf moet zijn. ‘I know you messed up, but at least you tried to make up for it.’
Ze praten nog wat meer en als later op het punt staat te vertrekken, stelt Tim de vraag die op zijn lippen brandt. Hij wil weten wie het Webhoofd onder het masker is. Spidey vertelt hem dat hij zijn geheime identiteit niet kan prijsgeven. Als mensen zouden weten wie hij werkelijk was, zouden zijn vrienden gevaarlopen. ‘I know,’ begint Tim. ‘But I’d never tell another soul that I knew, long as I lived.. honest!’ Spider-Man staart uit het raam en neemt een beslissing. Hij onthult wie hij werkelijk is:
Dat Peter jarenlang geld verdient met het verkopen van Spider-Man-foto’s aan J. Jonah Jameson, vindt Tim een goede grap, de hoofdredacteur en uitgever van the Daily Bugle haat Spider-Man met heel zijn hart en betaalt zijn vijand dus om foto’s van zichzelf te nemen. ‘Boy, that’s great! I wish we could tell him!’ Maar dat kan natuurlijk niet en Peter wijst hem er nogmaals op dat zijn identiteit geheim moet blijven. De jongen begrijpt het en als Peter hem bij het afscheid omhelst zegt hij dat ze vrienden zijn. ‘Buddies to the end!’ Peter moet hierdoor een traantje wegpinken en als hij door het raam naar buiten slingert en op de muur van de tuin landt, zien we waarom. Tim is patiënt in een kliniek voor kankerpatiënten. Hij lijdt aan leukemie en heeft nog maar een paar weken te leven. Dat is de reden waarom Spider-Man zijn fan bezocht, om de hartenwens van een stervend kind in vervulling te laten gaan en waarom hij het erop waagt om zijn ware gezicht te laten zien.
The Kid Who Collects Spider-Man! is een kort verhaal geschreven door Roger Stern en getekend door Ron Frenz. Het verhaal is in Amazing Spider-Man #248 (1984) gepubliceerd en staat bekend als een van de klassieke Spider-Man-verhalen. Opmerkelijk is natuurlijk dat het niet gaat om een gevecht tussen Spider-Man en een of andere schurk, het is een mooi, dramatisch verhaal over de passie die een kind kan hebben voor Spider-Man. Timothy Harrison is een echte Spider-Man-fan die de levenswandel van het Webhoofd nauwlettend in de gaten houdt. In dat opzicht staat Tim model voor alle lezers die met plezier (en bewondering?) de avonturen van het Webhoofd volgen. Ik herken mezelf daar ook in.
Daarnaast is The Kid Who Collects Spider-Man! ook een mooie introductie van deze stripheld: de lezer komt te weten wie Spider-Man is, wat zijn krachten zijn en waarom hij doet wat hij doet.
Frenz na Ditko
Tekenaar Ron Frenz (daar is ie weer) beschouwt dit verhaal, dat zijn eerste bijdrage aan Amazing Spider-Man was, een de hoogtepunten van zijn carrière. Heel bewust heeft hij in de stijl van Steve Ditko getekend. Ditko is de man die Spider-Man zijn fysieke vorm gaf en het kostuum ontwierp. ‘I remember I pulled out all my old Ditko reference because I somehow felt that the kid was talking about the classic Ditko Spider-Man.’
Zodra Frenz de vaste tekenaar werd van Amazing, hield hij erg vast aan de Ditko-stijl. Hij nam zelfs diens pagina layout over: Frenz tekende veel pagina’s met negen vertikale panels. Later tekende hij zijn Spidey-verhalen meer in een eigen stijl:
‘Whenever I start on a new character, I pull out everything that’s ever been done on him. Even though I was always more of a Romita than a Ditko fan, I went back and studied Ditko when I got on Spider-Man. Steve did a lot of nine-panel pages. It was something that helped establish te character so I thought I should try it. I wanted to bring Spider-Man back to his roots. If you look closely, you’ll see how the way I visually interpret the character evolves during the course of [the] run. By the end, I was doing my own style, which tends to be more like Romita and John Buscema.
(uit: Comic Creator’s on Spider-Man, Titan Books, 2004).
Dat Frenz goed naar Ditko heeft gekeken is goed te zien als je bijvoorbeeld dit plaatje van Peter Parker uit Amazing Spider-Man #10 vergelijkt met het plaatje hierboven waarin Peter zijn masker afdoet.
Wat ik vooral grappig vind aan het feit dat Frenz Ditko imiteerde is dat ik als beginnend Spider-Man-lezer dol was op het werk van Frenz, maar toen ik een paar jaar later voor het eerst het werk van Ditko onder ogen kreeg, daar nog niet erg van onder de indruk was. Hoe dat precies zit, vertel ik je een volgende keer.