Tag: Stripplaatjes onder de loep
Hellboy is een van mijn favoriete striphelden: hij ziet eruit als een duivel, maar is een good guy. In een wereld vol folkloristische verwijzingen, bovennatuurlijke elementen en als Shakespeare sprekende schurken relativeert Hellboy de situatie met droogkomische opmerkingen. Niet slecht voor een monster dat eigenlijk in de wereld werd gebracht om de Apocalyps te ontketenen.
In de Amerikaanse stripwereld die gedomineerd wordt door superhelden, is Hellboy een vreemde eend in de bijt. Met een rode huid, hoeven als voeten, een staart, een rechterhand van steen en een tweetal hoorns die uit zijn voorhoofd groeien, maar die hij klein houdt om ‘op straat niet op te vallen’, doet het demonische uiterlijk van dit duivelskind zijn naam eer aan. Kwaadaardig is hij echter niet, in tegendeel: Hellboy bestrijdt in dienst van het Bureau for Paranormal Research and Defence bovennatuurlijke monsters en kwaadaardige krachten. Eigenlijk is Hellboy dus toch een soort superheld.
Mike Mignola
De expressieve tekenstijl met het sterke licht-donkercontrast van stripmaker en geestelijk vader Mike Mignola, is een andere reden waarom ik deze strip graag lees. Bovenstaand stripplaatje is afkomstig uit het verhaal Wake the Devil. Een prachtig stukje grafische kunst dat niet zou misstaan in een galerie of museum. Hellboy gaat op de vuist met de mythologische figuur Hekate, die dit keer de vorm heeft van een monsterlijke, slangachtige vrouw. Tijdens het gevecht probeert Hekate onze held ervan te overtuigen dat hij zich weer bij zijn eigen soort moet aansluiten. Dat hij zijn lot niet kan ontlopen en dat Hellboy in dienst van Het Kwaad een sleutelrol zal spelen in het einde der tijden. Dit is overigens de reden waarom Rasputin in opdracht van de Nazi’s Hellboy in onze wereld bracht tijdens WOII. (Zie het verhaal: Seed of Destruction.) Hellboy wil hier echter niets van weten.
Dat de twee personages tegenstanders zijn wordt in de afbeelding ook nog eens duidelijk gemaakt doordat Hellboys felrode huid contrasteert met de groene huidskleur van het slangenwijf. Hellboys rood contrasteert sowieso altijd mooi in de wereld die Mignola tekent en die gevuld is met voornamelijk donkere en aardse kleuren. Alsof hij daarmee nog eens duidelijk wil maken dat Hellboy niet van deze wereld is. Interessant, want Hellboys karakter is zeer menselijk en geïnspireerd op dat van Mignola en diens vader.
Vader
Een paar jaar geleden interviewde ik Mignola over zijn creatie tijdens Stripfestival Breda dat toen nog plaatsvond in het Racketcenter. In de kantine, waar de geur van gefrituurde kroketten hing, vertelde hij mij dat zijn eigen vader een belangrijke inspiratiebron was voor het karakter van Hellboy: ‘Ik wilde dat Hellboy ouder en een stuk taaier was dan ik. Mijn vader werkte als timmerman. Hij kwam altijd thuis met verwondingen, zoals schaafwonden en droog bloed op zijn gezicht. Als ik dan vroeg wat er gebeurd was, zei hij: “Oh ja, ik bleef aan een spijker hangen” of “mijn hand bleef in een machine steken.” Hij zei dat altijd op een toon alsof er niets aan de hand was, want mijn vader was een taaie met echte werkmanshanden. Hij was van de Tweede Wereldoorlog-generatie. Hellboy is net zo’n rouwdouwer. In dat opzicht is Hellboy het tegenovergestelde van mij. Toch praat hij precies zoals ik. Toen ik met deze strip begon was schrijven nieuw voor me. Ik wist niet hoe ik een stem voor een personage moest vinden, dus hield ik zijn tekst dicht bij wat ik zelf zou zeggen. In principe heersen er twee stemmen in de Hellboy-strips: de slechteriken spreken in Bijbelse en Shakespeare-achtige teksten terwijl Hellboy het deel van mijn brein representeert dat zich schaamt voor dramatische speeches. Daarom onderbreekt hij de schurken ook als ze praten. Er is een scène waarin een vampier maar door praat en Hellboy hem onderbreekt met de zin: “Grote woorden voor een man die geen broek aan heeft,” dat soort dingen.’
Nog een voorbeeld van Hellboys droge opmerkingen zien we terug in bovenstaande scène. Als Hellboy in de confrontatie de eerste tik uitdeelt, maakt hij een bijdehante opmerking: ‘Lady, I was gonna cut you some slack, ‘cause you’re a major mythological figure, but now you’ve just gone NUTS!’ Hellboy weet hoe hij zijn punches van een ferme punchline moet voorzien.
Mike Mignola. Hellboy: Wake the Devil 1-5.
Uitgeverij Dark Horse.
Geschreven voor en gepubliceerd in Eppo #1 (2015).
Twee jaar geleden werd met veel succes een nieuw avontuur van Asterix uitgegeven, Asterix bij de Picten, gemaakt door scenarist Jean-Yves Ferri en tekenaar Didier Conrad. Een vermakelijk album. Toch gaat er wat mij betreft niets boven de klassieke verhalen van het oorspronkelijke creatieve team achter de reeks, Albert Uderzo en René Goscinny.
De geliefde Galliër en zijn dorpsgenoten debuteerden 29 oktober 1959 in het eerste nummer van het franse stripblad Pilote, opgericht door Albert Uderzo, René Goscinny en Jean-Michel Charlier (auteur van onder andere Blueberry). Dat Asterix een grote ster zou worden zit al in zijn naam: Aster is het Latijnse woord voor ‘ster’, de toevoeging rix is Keltisch voor ‘koning’. Hoewel, Uderzo (1927) heeft ooit gezegd dat als ze niet zelf een stripblad hadden gehad om Asterix in te introduceren, hij er waarschijnlijk nooit was gekomen. Veel uitgevers geloofden niet in Asterix als held omdat hij met zijn kleine voorkomen er niet uit ziet als een typische held. Die waren indertijd namelijk jong en aantrekkelijk. Misschien dat het nieuwe aan Asterix en Obelix er juist voor heeft gezorgd dat de striphelden opvielen.
Een andere belangrijke factor is waarschijnlijk de scherpe pen van René Goscinny (1926-1977), een geniaal stripauteur die naast Asterix onder andere ook de reeks Lucky Luke pende. Ook een strip die ik tegenwoordig nog graag herlees. Dat kan ook makkelijk want beide reeksen zijn door hun historische setting tijdloos, maar bovenal zijn ze goed geschreven en bevatten scherpe grappen.
Running gags
Goscinny schreef over de Galliërs avonturen vol woordspelingen en knipoogjes naar de geschiedenis en de actualiteit. Ook ging hij speels om met clichés, stereotypen en culturele referenties. Een van de sterke punten van de Asterix-strip is de herkenbaarheid die deels wordt veroorzaakt door herhaling en running gags. Goscinny laat in de verhalen bepaalde elementen telkens terugkomen waardoor deze een vaste waarde worden en door de herkenning juist een lach opwekken. Denk bijvoorbeeld aan de Bard die constant het zingen wordt ontzegd omdat hij geen toon kan houden, de arme Romeinen die iedere confrontatie het onderspit moeten delven en Obelix die nooit toverdrank mag drinken omdat hij als kind in de ketel is gevallen.
Vriendschap
Mijns inziens is het hart van de reeks de vriendschap tussen Asterix en Obelix. Hoewel de vrienden elkaar altijd bijstaan, hebben ze ook geregeld ruzie. Zoals in het album Het geschenk van Caesar, waar bovenstaande stripstrook uit afkomstig is.
Als de nieuwe dorpsbewoner Appendix, aangespoord door zijn vrouw Angina, campagne voert om dorpsleider te worden, raakt hij natuurlijk in conflict met Abraracourcix, de huidige leider van het dorp. Er barst een politieke strijd los tussen Appendix en Abraracourcix (die in de huidige vertaling Heroïx heet). Tijdens een maaltijd laat Asterix aan zijn vriend weten dat hij de vreemdelingen het liefste ziet vertrekken, want dat gezin leidt tot ruzie in het dorp. Obelix, die zojuist tot over zijn oren verliefd is geworden op de dochter van Appendix, is het daar niet mee eens en stormt boos Asterix’ huis uit.
In de scène hierboven leggen de twee het weer bij, zoals ze dat altijd doen. Asterix zoekt Obelix op en vraagt of zijn vriend nog steeds boos is. Vervolgens gaat de kleine blonde Galliër naast Obelix zitten en prikt hij speels in diens zij. Dat amuseert zijn vriend. Uiteraard is Obelix veel sterker en als hij Asterix’ vriendschappelijke gebaar herhaalt, knalt hij hem meters ver weg.
Deze scène en lichte variaties daarop zien we door de hele reeks terugkomen. Een visueel cliché dat juist door de herkenbaarheid een vertrouwd gevoel geeft. Vergelijkbaar is het moment dat de twee heren ruzie krijgen en met de neuzen tegen elkaar gedrukt naar elkaar staan te schreeuwen. (Iets wat veelvuldig voorkomt in Asterix bij de Picten.)
Het bovenstaande strookje toont ook meteen de andere kracht van de strip Asterix, namelijk hoe goed Uderzo kan tekenen. De goed getroffen lichaamstaal van de personages spreekt boekdelen. De aantrekkelijke tekeningen en het humoristische vernuft maakt dat je avonturen van Asterix eindeloos kunt blijven lezen.
Gepubliceerd in Eppo #17 (2014).
Het verhaal ‘De Zwarte Smurfen’ staat in het eerste stripalbum waar de blauwe mannetjes met witte puntmutsen een hoofdrol in spelen. In dit verhaal wordt een Smurf in zijn staart geprikt door de ‘Bzz-vlieg’ waarna zijn blauwe huidje zwart wordt en zijn karakter al evenzo duister. Het aardige blauwe wezentje verandert in een huppende agressieveling.
De andere Smurfen weten de zwarte Smurf te vangen, maar al snel weet hij te ontsnappen. Iedere andere Smurf die hij in de staart bijt, verandert ook in een zwarte Smurf. Al snel breidt de epidemie zich uit over het hele Smurfendorp en dreigt de hele populatie besmet te raken. Grote Smurf vindt uiteindelijk een remedie en in bovenstaande plaat staan de Smurfen gereed om hun duistere broeders van het tegengif te voorzien.
Zombies
Ik vind het een prachtig stripplaatje dat de mogelijke interpretatie van Zwarte Smurfen als zombies visualiseert: het beeld lijkt namelijk veel op dat van een horrorfilm waarbij de gewone bevolking belaagd wordt door een stel hersenetende levende doden. Zwarte Smurfen roepen weliswaar ‘Gnap! Gnap!’ in plaats van ‘Brains!’, maar net als bij de Zwarte Smurfen wordt in horrorfilms het zombievirus verspreid als mensen gebeten worden door levende doden. Eigenlijk is het eerste solo-avontuur van de Smurfen dus een soort van horrorverhaal. In tegenstelling tot menig zombiefilm loopt het Smurfenavontuur goed af. Gelukkig maar, anders had het heel anders kunnen lopen met de succesvolle reeks.
Dit is overigens niet de eerste keer dat stripliefhebbers kennismaakten met het vrolijke blauwe volkje. 1958 duiken ze voor het eerst op in een verhaal van Johan en Pirrewiet: ‘De fluit met de zes Smurfen’ dat als ‘De toverfluit’ voorgepubliceerd werd in de stripbladen Spirou en Robbedoes. Al snel kreeg Peyo (Pierre Culliford) de opdracht om een album met de Smurfen in de hoofdrol te maken. De eerste albums werkte Peyo vaak samen met scenarist Yvan Delporte, de toenmalige hoofdredacteur van Spirou.
Schtroumpf
Volgens de legende kregen de Smurfen hun naam tijdens een lunch tussen Peyo en André Franquin. Toen Peyo zijn stripcollega het zout vroeg door te geven, zei hij per ongeluk iets van ‘Kun je mij de eh.. schtroumpf even geven, alsjeblieft?’ Franquin gebruikte dat woord meteen voor het zoutvaatje en al snel bleven de twee heren de hele middag in het ‘Schtroumpfs’ praten. Jarenlang werd aangenomen dat Karel Cavens dat woord in het Nederlands vertaalde met ‘smurfen’. Volgens de website Stripspeciaalzaak.be was het echter Peter Middeldorp die tot 1965 de hoofdredacteur was van Robbedoes. Hij gaf de blauwe mannetjes hun Nederlandse naam die later ook werd gebruikt voor de Engelse vertaling. We mogen Middeldorp daar eeuwig dankbaar voor zijn, want Smurfen of Smurfs zoals ze in het Engels heten, is toch een stuk makkelijker uit te spreken dan Schtroumpfs.
Paars
Het eerste album ‘De Zwarte Smurfen’ (1963) heeft in Amerika overigens voor problemen gezorgd, want daar was men bang dat het publiek het verhaal racistisch zou vinden. Zwarte personages op een negatieve manier afbeelden ligt daar namelijk zeer gevoelig. Pas toen iemand bedacht om de zwarte Smurfen paars in te kleuren kon het album in 2010 ook daar worden uitgebracht. In de tekenfilmversie is de boosaardige Smurf ook paars gekleurd.
Gepubliceerd in Eppo #7 (2014)
Er zijn maar weinig stripmakers naar wie een prijs is vernoemd. Dat de Eisner Awards, de strip Oscars, de naam dragen van de Amerikaanse stripmaker Will Eisner is geheel terecht. Eisner (1917-2005) was een pionier van het medium en een inspirator voor velen.
Niet alleen bedacht hij het klassieke personage The Spirit, hij schreef ook een van de belangrijkste theoretische boeken over de strip, namelijk Comics and sequential art. Jarenlang maakte hij educatieve strips en in de latere jaren van zijn carrière prachtige, persoonlijke graphic novels waarmee hij ervoor zorgde dat deze term gemeengoed werd. Kortom, Eisner was een grootmeester van de strip.
Geestig
Zijn belangrijkste personage was The Spirit. De gemaskerde misdaadbestrijder met gleufhoed is de doodgewaande criminoloog Denny Colt die opereert vanuit zijn geheime laboratorium onder het Wildwood kerkhof. Het personage heeft meer weg van een detective dan van een superheld. Eisner voegde op aandringen van zijn opdrachtgevers schoorvoetend het oogmasker en handschoenen aan de outfit van The Spirit toe. Al is hij dan de held van het verhaal, niet ieder avontuur loopt af in zijn voordeel. Ook zien we dat hij geregeld klappen krijgt, zoals op het stripplaatje hierboven. The Spirit is een strip waarin comedy, avontuur en actie hand in hand gaan. Eisner maakte deze van 1940 tot en met 1952 als onderdeel van een krantensupplement van 16 pagina’s die aan verschillende kranten in de Verenigde Staten werd toegevoegd. De avonturen van The Spirit waren 7 pagina’s lang, de rest van de bijlage werd aangevuld met andere strips van Eisner en zijn medewerkers. Ook verschenen de verhalen in comics. Nederlandse striplezers maakten kennis met The Spirit in bijlagen van Pep.
Splash page
Eisner experimenteerde naar hartelust met de pagina-layout, montage en met de openingspagina, ook wel de splash page genoemd. Vaak bestaat deze pagina uit één grote illustratie. Overigens hoeft een splash page niet perse een openingspagina te zijn: iedere paginagrote illustratie wordt zo genoemd. Ik kan herinneren dat ik mij als jonge lezer afvroeg waarom Amerikaanse comics altijd met zo’n mooie grote illustratie begonnen, waar meteen de credits bij stonden, en waarom Europese strips deze nagenoeg nooit hadden. De splash page is een typische Amerikaanse verteltechniek. Of Eisner deze techniek bedacht heeft en als eerste gebruikte is niet honderd procent zeker te zeggen, maar wat we wel zeker weten is dat hij de splash page op allerlei inventieve manieren heeft gebruikt.
In een interview zei de stripmaker hierover: ‘In het begin zag ik de splash page als een goede manier om de aandacht te trekken van de lezer die door de krant bladert, maar al snel zag ik deze als meer dan alleen een grafisch element. Ik besefte dat ik de splash page kon gebruiken om een scène of sfeer neer te zetten of direct een situatie duidelijk te maken.’ Maar Eisner deed veel meer dan dat, meestal maakte hij echte kunststukjes van zijn openingsillustratie. Een terugkerend element zijn de verschillende wijze waarop de naam ‘The Spirit’ op de pagina wordt neergezet, vaak in driedimensionale letters, zoals in bovenstaand voorbeeld. In een aflevering is de naam in de vorm van een flatgebouw getekend, in een andere fladderen de letters als stukjes papier hoog boven een tramlijn.
Femmes fatales
Bovenstaande splash page lijkt op het eerste gezicht te bestaan uit twee stripplaatjes, maar bij nadere aanschouwing blijkt dat The Spirit in een steegje tegen zijn eigen logo wordt aan geslagen en dat op de achtergrond een grote poster met Olga Bustle op de muur hangt. Het personage Olga Bustle is gebaseerd op actrice Jane Russell. Eisner maakte een parodie van het affiche van de film The Outlaw van Howard Hughes waarin Russell de hoofdrol speelt en steekt in het verhaal de draak met haar imago als rondborstige actrice. Aantrekkelijke dames die het pad van de held kruisen zijn een belangrijk element van The Spirit-strips. Eisner liet zich duidelijk inspireren door de sexy femmes fatales van de film-noir.
Dit artikel is gepubliceerd in Eppo #13 (2014).
Het leven van de superheld Spider-Man gaat niet over rozen. Als er naast zijn chronische geldgebrek nog een constante factor in het leven van Peter Parker bestaat, dan is het wel een beroerd liefdesleven. Niet dat de aantrekkelijke fotograaf niet goed in de markt zou liggen bij de dames, maar zodra er van serieus daten sprake is, staat binnen de kortste keren zijn alter ego Spider-Man in de weg.
Parker komt niet opdagen op afspraakjes omdat hij als het webhoofd op dat moment net een crimineel moet bestrijden. Of hij maakt zich tijdens een intiem samenzijn uit de voeten omdat er ergens gevaar dreigt. Zijn eega uitleggen dat hij Spider-Man is en dat hij zich door zijn superkrachten genoodzaakt voelt aan zijn verantwoordelijkheid gehoor te geven, is voor Peter niet bespreekbaar. Zijn geheime identiteit is een zware last die hij niet wenst te delen. Hij probeert zijn naasten en geliefden namelijk zo goed mogelijk tegen zijn vijanden te beschermen. Daarbij komt nog dat veel van zijn vriendinnen een bloedhekel hebben aan Spider-Man. Het webhoofd staat zijn grootste gedeelte van zijn carrière immers bekend als crimineel.
Doodsangst
Bovenstaande prent uit Amazing Spiderman #122 uit 1973 (hier de versie van de Nederlandse vertaling uit Spiderman klassiek #5 – Juniorpress 1990) is een variatie op een veel voorkomend beeld uit Spider-Mans geschiedenis. Het webhoofd houdt denkbeeldig Peter Parker en diens geliefde van het moment uit elkaar. In dit geval is dat Gwen Stacy, zijn eerste grote liefde die in handen van aartsrivaal Green Goblin de dood vond. Gwens dood bevestigt Parkers grote angst dat zijn naasten niet meer veilig zijn wanneer zijn vijanden erachter komen wie er achter het spinnenmasker schuilgaat.
Het tij leek voor Peter Parker te keren toen zijn tweede grote liefde, Mary Jane Watson, hem opbiechtte dat ze al jaren op de hoogte was van zijn dubbele identiteit. Het stel trouwde en beleefden gelukzalige jaren, ook al gingen ze wel eens tijdelijk uit elkaar. Ondanks het feit dat Mary Jane meerdere malen ontvoerd werd en Spidey haar uit de klauwen van zijn vijanden moest redden, werd ze gelukkig nooit een tweede Lois Lane. Mary Jane is een driedimensionaal personage en houdt als vrouw-van meer in dan alleen plotmechanisme om de held uit zijn tent te lokken.
Boze fans
Een paar jaar geleden werd Spider-Mans rigoureus geschiedenis herschreven door uitgeverij Marvel Comics. Door magische inmenging van Mephisto werd het huwelijk tussen Peter Parker en Mary Jane ontbonden omdat de uitgeverij er geen brood meer in zag en meende dat de avonturen van Spider-Man moeten aan sluiten bij de belevingswereld van tieners. Die zouden zich niet kunnen inleven in het leven van een vroeg dertiger die getrouwd is.
Tot grote woede van veel trouwe fans werd ruim twintig jaar aan verhalen deels genegeerd. In de recente verhaallijn One Moment in Time werd verteld dat het huwelijk nooit heeft plaatsgevonden. Peter Parker kwam niet opdagen bij het altaar omdat hij door een gevecht ergens bewusteloos in een steegje zijn huwelijksdag doorbracht. Dankzij de middelmatige pen van sommige Marvel-schrijvers blijkt Parker inderdaad een onbetrouwbaar vriendje te zijn.
Amazing Spider-Man 122. Tekst: Gerry Conway, tekeningen: Gil Kane. Inkt: John Romita Sr. en T. Mortellaro
Deze tweede aflevering van de rubriek Stripplaatje onder de loep verscheen in Eppo #4 (2012).