Gastauteur Michael van den Berg blogt er sinds januari 2009 vrolijk op los op zijn webstek FlugFruit. In deze column duikt hij diep in de Donald Duck.Elke week lees ik de Donald Duck. Noem het infantiel maar ik heb kinderen, dus een goed excuus. Hoewel ik de Donald Duck heus geen literaire kwaliteiten wil toedichten, zit er soms een juweeltje tussen de belevenissen van de familie Duck. Een verhaal dat je bijblijft. Deze keer werd ons een boeiende inkijk gegeven in de relatie tussen Oma Duck en haar immer lanterfantende knecht Gijs.Aan het begin zien we Oma Duck het dak repareren terwijl Gijs een beetje met een glaasje limonade zit te chillen op de veranda. Schaamteloos informeert hij wanneer Oma nou eens ijsblokjes voor hem gaat halen. Niets nieuws, want al sinds eendenheugenis doet Oma al het werk terwijl Gijs de lapzwans uithangt. Toch wordt Oma zich ineens bewust van het belachelijke van de situatie wanneer Dagobert en Katrien haar daarmee confronteren. Zij moedigen haar aan strenger te zijn en de knecht tot werken aan te zetten. Oma gaat met Gijs praten, maar dat loopt uit op mot en flink ook. Het feestje is verpest en Gijs vertrekt beledigd.Gijs vindt werk als seizoensarbeider en nu komt ineens een onvermoede kant van hem naar boven: hij ontpopt zich tot een noeste werker en wordt geroemd om zijn werklust. Gijs heeft wat te bewijzen naar zichzelf. Je zou denken dat voor Oma weinig veranderd, maar niets is minder waar. Oma heeft geen zin meer om te werken. Ze mist Gijs intens en wordt depressief. De boerderij verwildert totaal terwijl Oma moedeloos toekijkt. Nu blijkt ineens dat Gijs haar leven zin gaf (ik psychologiseer een beetje hé, zo stond het niet in de DD). Zij heeft nu niemand meer om voor te zorgen. Hoewel Gijs het aanvankelijk prima naar zijn zin heeft, breekt een pijnlijk moment aan als het oogstseizoen afloopt. Alle andere arbeiders verheugen zich op hun terugkeer naar huis, waar hun vrouwen en kinderen op hun wachten. Dan dringt tot Gijs door dat hij geen huis meer heeft, zijn huis was op de boerderij bij Oma waar het altijd geurt naar Oma’s befaamde appeltaart. Welnu, je voelt hem al aankomen. Gijs besluit terug te gaan naar de Boerderij van Oma en besluit zijn leven te beteren. Voortaan zal hij zijn best doen. Maar Oma wil daar niets van weten, zij wil dat alles weer wordt zoals het was. Ze wil gewoon de Gijs terug zoals ze hem kende.Overbodig om verder te wijzen op hoe ook in het echte leven binnen relaties zulke patronen in stand worden gehouden en hoe mensen pas kunnen beseffen wat ze hebben als ze het kwijt zijn. Genoeg amateurpsychologie. Maar als ik een Franse filmregisseur was, of een romanschrijver zou ik dit concept misschien wel plagiëren om er een grotemensenverhaal van te maken (met een droeviger einde natuurlijk). Maar daar ben ik dan weer te lui voor.
Tag: Strips
(pretvertorial) Hallie Lama boekpresentatie
Een paar maanden geleden sprak ik stripmaker Hallie Lama voor een video over zijn werk. Toen zei Hallie dat hij het erg leuk zou vinden als hij eens werd uitgegeven door een echte uitgeverij. Die wens is inmiddels in vervulling gegaan. In september verschijnt zijn eerste cartoonbundel bij uitgeverij Xtra: Walhallie geheten. Leuk natuurlijk! Ondergetekende schreef met veel plezier het voorwoord van deze bundel. Walhallie staat 124 pagina’s vol met typische Hallie Lama-grappen. Vrijdag 28 augustus wordt de uitgave gepresenteerd in stripwinkel Lambiek te Amsterdam. Als je het lief vraagt – of een biertje meeneemt – dan tekent Hallie vast een leuke krabbel in je boekje.
Benieuwd naar Hallie Lama? Check dit videoportret dat ik van hem maakte. En vergeet niet zijn eigen site aan een nieuwsgierig oog te onderwerpen.
Misschien zien we elkaar vrijdag de 28ste.
Magisch-realistische roadmovieDit Amerikaanse speelfilmdebuut van de Kroatische regisseur Goran Dukic is een fijn filmjuweeltje vol verrassingen. Wanneer Zia (Patrick Fugit) uit liefdesverdriet zelfmoord pleegt, komt hij net als alle zelfmoordenaars in de hel terecht. Die lijkt verdacht veel op onze wereld, alleen is alles een beetje erger. Als hij verneemt dat zijn ex-vriendin een maand na zijn dood ook een einde aan haar leven maakte, springt Zia met Eugene (Shea Whigham), een sympathieke Russische zigeunerpunker, in de auto om haar te vinden. Onderweg pikken ze de aantrekkelijke liftster Mikal (Shannyn Sossamon) op. Mikal zoekt ’the people in charge’ omdat ze ten onrechte in de hel zit.Aldus ontvouwt zich een origineel en ontroerend liefdesverhaal annex roadmovie met magisch-realistische elementen, zoals het zwarte gat onder de bijrijderstoel waarin gedurende de reis zonnebrillen, stukjes kauwgom en een wegkaart verdwijnen.Nette jongen
Regisseur Dukic maakte een tragikomische film die nergens somber wordt en gebruikte geraffineerde vertelmiddelen. Dat Zia zich zijn relatie met zijn ex bijvoorbeeld rooskleuriger herinnert dan deze wellicht was, wordt subtiel in beeld gebracht in flashbacks die helder van kleur zijn, terwijl de sequenties in de hel zijn uitgebleekt. Bij de introductie van de personages wordt getoond hoe ze zelfmoord pleegden: Zia sneed zijn polsen door (maar ruimde wel eerst netjes zijn kamer op); Eugene elektrocuteerde zichzelf tijdens een optreden – een punker tot in de dood. Tom Waits schittert als excentrieke leermeester. Leuk detail: Wristcutters is gebaseerd op een kort verhaal van de Israëlische schrijver Etgar Keret, die het verhaal zelf tot de graphic novel Pizzeria Kamikaze bewerkte.Wristcutters: A love story, VS/2006. Regie: GORAN DUKIC. Met: Patrick Fugit, Shea Whigham, Shannyn Sossamon, Leslie Bibb en Tom Waits. (De Filmfreak). Reeds uit op dvd.
Deze recensie stond ook in Zone 5300 #86.
Barbara Stok wint Stripschapprijs
De Groningse stripmaker Barbara Stok krijgt dit jaar tijdens de Stripdagen in Houten de Stripschapprijs uitgereikt voor haar gehele oeuvre.Stok tekent al sinds 1998 aan haar autobiografische oeuvre. ‘Het werk van Stok onderscheidt zich van andere autobiografische strips door het gebruik van dit genre voor langere verhalen met een persoonlijke dimensie,’ aldus het Stripschap dat dit jaar voor de 36ste maal de prijs toekent. Recent verscheen van Stok Dan maak je maar zin, waarin de stripmaker de twijfels van een dertiger beschrijft die na de dood van haar zwager tussen alle modegrillen en moderne trends op zoek gaat naar de zin van het bestaan. Eerste vrouw
De Stripschapprijs wordt sinds 1974 op voordracht van een onafhankelijke commissie toegekend aan een stripmaker die zich buitengewoon verdienstelijk heeft gemaakt voor het (Nederlandse) beeldverhaal. Saillant detail: Stok is de eerste vrouw die deze oeuvreprijs krijgt. ‘Zij krijgt deze prijs niet vanwege haar geslacht, maar omdat zij een stripauteur is zonder weerga, met een nog altijd groeiend oeuvre van topkwaliteit’, benadrukt de jury in haar rapport. Enkele eerdere winnaars van de Stripschapprijs zijn Erik Kriek (2008), Hanco Kolk (1996) en Marten Toonder (1982).Zaterdag 26 september wordt de prijs uitgereikt tijdens De Stripdagen in Houten.Lees ook:
Marten Toonder Prijs aangekondigd
Overpeinzingen bij Amazing Spiderman #600
Komt er ooit een dag dat ik genoeg krijg van Spiderman? Ik denk het niet, want het lezen van Spiderman comics houdt me jong. Daarom kocht ik laatst Amazing Spiderman #600.Tegenwoordig lees ik als het om Marvel Comics gaat vooral trade paperbacks. Op die manier kun je een verhaal dat over meerdere comics speelt in een keer uitlezen. Dat levert meestal een fijne leeservaring op. Nog een pluspunt van trades is het feit dat er tussen de strippagina’s geen reclame zit. Het enige nadeel is dat je een paar maanden achterloopt op de losse nummers, maar echt een groot probleem is dat niet. Behalve dan met speciale uitgaven als Amazing Spiderman #600.Web of Spiderman
In de maanden voordat deze mijlpaal op de markt kwam, lekte er hier en daar al wat ‘nieuwtjes’ uit op het web. Over het feit dat John Romita jr. het hoofdverhaal zou tekenen dat geschreven werd door Dan Slott en dat de comic allerlei extra’s zou bevatten, zoals een reeks korte verhalen van de meest prominente schrijvers van dit moment en oudgediende Stan Lee. Die extra’s boeien mij nooit zo erg, maar alles wat door Romita jr. gevisualiseerd is vind ik de moeite van het lezen waard. Toen hij het potlood voor Spiderman weer oppakte in 2001 begon ik weer met het lezen van Spidey’s avonturen. Sindsdien ben ik niet meer gestopt.Sinds Spiderman in 1962 het licht zag zijn er een paar goede tekenaars geweest die een duidelijke stempel op het personage hebben gedrukt. Natuurlijk Steve Ditko, de eerste tekenaar die grotendeels bepaalde hoe het webhoofd eruit kwam te zien. Daarna John Romita Sr. die Spiderman begon te tekenen toen Ditko was opgestapt uit onenigheid met bedenker Stan Lee. Gil Kane, Ron Frenz en Todd McFarlane – allemaal jonge honden die indertijd met Spidey aan de haal gingen en een onvergetelijke indruk maakten. En John Romita jr – de stripmaker waar ik al eerder stukken over schreef en die al meerdere malen hele periodes de strip tekende.Het is maar een nummer
En nu tekende Romita dus Amazing Spiderman numero 600. Zeshonderd Spiderman-verhalen. Da’s heel wat. Sterker nog: het merendeel heb ik gelezen. Vanaf Amazing Fantasy #15 waarin het webhoofd zijn debuut maakte, tot en met nou ja, nummer zeshonderd dus. En dan laat ik voor het gemak alle bijseries als Peter Parker, Web of Spiderman en Ultimate Spiderman buiten beschouwing, waarvan ik ook het merendeel heb gelezen. (Ik heb nooit ontkend dat ik een Spider-Nerd ben.)
Overigens speelde Marvel de afgelopen twee jaar wel een beetje vals wat de nummering betreft. Amazing Spider-Man was eerst een maandelijkse comic, maar sinds de grote omwenteling Brand New Day, komt de strip maar liefst drie keer per maand uit. Dat betekent dus dat ze sneller de mijlpaal hebben bereikt dan anders het geval zou zijn. Maar een kniesoor die daar op let.Mede door de enthousiaste video die schrijver Dan Slott maakte over ASM 600 kon ik mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en kocht ik afgelopen vrijdag het betreffende nummer in de stripspeciaalzaak. Op een terrasje sloeg ik de comic open. Wat een heerlijke leeservaring stond mij te wachten. Slott schreef een vermakelijk verhaal met voldoende actie en knipoogjes naar het verleden van de muurkruiper. Wanneer Doc Ock hoort dat hij nog maar kort te leven heeft door extensieve hersenbeschadiging die hij in al zijn gevechten met superhelden heeft opgelopen, besluit hij nog een laatste grote daad te stellen. Hij wil New York op zijn eigen manier automatiseren. Natuurlijk mislukt dit experiment en is er een handje vol Marvel-helden nodig om de stad te redden. Ondertussen staat tante May op het punt om met de vader van JJJ Jameson te trouwen.Sterfelijkheid
De superschurk die gaat sterven en nog één grote daad wil stellen is niets nieuws. In dat opzicht blinkt Slott niet uit in originaliteit. Bovendien gaan belangrijke figuren zelden dood in Marvel Comics, dus ongetwijfeld geneest Doc Ock binnenkort van zijn aandoeningen. Kwam de Green Goblin jaren na zijn dood niet opeens terug om zijn positie als grootste duivel in het Marvel Universum op zich te nemen?
Toch is het idee van sterfelijkheid interessant, vooral omdat Ocks aandoeningen zijn aangericht door alle gevechten die hij in het verleden heeft gevoerd met superhelden en superschurken. Een pak slaag van Captain America of Spiderman gaat je niet in de koude kleren zitten, blijkt maar weer. Wederom blijkt dat de acties in het Marvel Universum niet zonder consequenties zijn en dat maakt dit stripuniversum – tot op zekere hoogte – reëel. Dit gegeven zet meteen de knokpartij tussen de vaste criminele klanten van The Bar With No Name en Spidey & Daredevil in een ander licht. Wat zullen de schurken immers voor permanente schade oplopen van dit gevecht? Slott gaat overigens verder niet in op de repercussies van de matpartij die verder enkele vermakelijke dialogen tussen het webhoofd en de blinde advocaat met de hoorntjes bevat.Nog een minpuntje aan Slotts vertelling: Peter Parker merkt voor de zoveelste keer op dat webvloeistof duur is. Dit geintje hebben we sinds Brand New Day nu wel genoeg gehoord. Dat hij in dit verhaal zelfs om geld te besparen de bus neemt in plaats van supersnel door de stad te slingeren en daardoor te laat komt op het oefendiner van Mays trouwerij, is helemaal ver gezocht. Ondanks dit soort ongeloofwaardigheden en tekens van creatieve armoede zit het verhaal geramd in elkaar. De humor is scherp. Vooral wanneer Spidey en Human Torch samen op pad gaan, zijn de wederzijdse beledigingen niet van de lucht. Als vanouds dus. Sowieso geven de vele gastoptredens van andere helden van het Marvel Universum de comic het ouderwetse gevoel van een annual. En was nostalgie niet een van de redenen om deze comic op te pikken? Ik voelde me weer een tiener toen ik vrijdagmiddag in de zon in één ruk de 104 pagina’s tot me nam en ondertussen mijn cappuccino koud liet worden.
Psychiater
De rest van de comic is opgevuld met enkele korte verhalen en humoristische nepcovers. Van de korte verhalen is die van Stan Lee het meest opvallend. Hij laat Spidey naar de psychiater gaan omdat hij in een soort identiteitscrisis verkeert. Spiderman heeft in de bijna vijftig jaar dat hij rondslingert immers meerdere tijdelijke mutaties ondergaan. De conclusie van het verhaal, dat de psychiater zelf gek wordt van Spidey’s relaas is minder origineel dan we van Lee mogen verwachten, maar vooruit, de goede man wordt ook een dagje ouder. ‘My brother’s son’ is een ontroerend verhaal van Mark Waid waarin de relatie tussen oom Ben en Peter wordt uitgediept. De rest van de vulverhalen zijn niet echt boeiend en hadden net zo goed achterwege gelaten kunnen worden.Verse oude koek
Ondanks het plezier dat ik aan het hoofdverhaal van deze comic beleefde, maakt Amazing Spiderman #600 ook pijnlijk duidelijk dat alles wat erover Peter Parker te vertellen valt, al een keer of tien is verteld. De herkenbaarheid maakt dat het lezen van een Spidey-comic vertrouwde en nostalgische gevoelens bij me losmaakt. Aan de andere kant zijn het juist de herkenbaarheid en het gebrek aan vernieuwing die ervoor zorgen dat de rek een beetje uit dit spinnenweb is. Je kunt tante May laten trouwen met de vader van Jonah Jameson (ze trouwde jaren geleden overigens bijna met Doc Ock himself!), je kunt Peter koppelen aan een aantrekkelijke en bijdehandte huisgenote (niets soapachtig is Spiderman immers vreemd), je kunt het uiterlijk van Doctor Octopus drastisch aanpassen en je kunt Mary Jane aan het einde van de comic haar herintrede laten doen (waarmee de sexy huisgenote bij voorbaat geen schijn van kans heeft om Peter te veroveren). Het voelt allemaal bekend en, tja, een beetje sleets. Daar kan zelfs Romita jr., die het voor elkaar kreeg in iets meer dan een maand zestig prachtige pagina’s te tekenen, niets aan afdoen.Misschien word ik toch een dagje ouder. Toch twijfel ik er niet aan dat Spiderman langer op deze aarde zal rondkruipen dan ondergetekende (die ongetwijfeld gewoon stug blijft doorlezen. Kennelijk weegt de hang naar nostalgie zwaarder dan de wens naar originaliteit.) Daarom proficiat Webhoofd: op naar Amazing Spiderman 1200!
Lees ook:
Stripplaatje: Dood in Meccano
Voor mijn werk lees ik veel strips – met veel plezier trouwens, want dit medium heeft veel moois te bieden. Zoals bijvoorbeeld de reeks Meccano van Hanco Kolk.
In deel drie, Schlager uit 1999, staat onderstaand fragment waarin een kantoorpik in een Armani-pak door het hoofd wordt geschoten. Het onderste plaatje is een prachtig voorbeeld van de verbeeldingskracht van Kolk. Door de inpact van de kogel vliegen de hersenen van het slachtoffer uit diens schedel. We zien in de plas bloed scènes uit het leven van de stervende kantoorpik. Kolk verbeeldt op prachtige wijze het cliché dat je op het moment van sterven je leven voorbij ziet flitsen.
Het is ergens nog een mooie dood ook, want de oplettende striplezer ziet dat vooral positieve herinneringen aan het geestesoog van de man voorbijtrekken. Passend in de rest van het verhaal zien we een paar seksuele escapades met verschillende partners en een paar gelukzalige jeugdmomenten. Wie goed kijkt ziet dat het slachtoffer ooit de stripmaker zelf en diens collega Peter de Wit heeft ontmoet. Hij staat namelijk tussen hen beide in, met een glimlach op zijn gelaat.
Lees ook:
Striprecensie Vluchtweg naar de zon
Dik als een telefoonboek is Vluchtweg naar de zon van de Franse stripmaker Baru (pseudoniem van Hervé Barulea). Voordat je het weet heb je echter de laatste bladzijde omgeslagen, want deze roadmovie raast door je hoofd met 150 kilometer per uur. De plot leest als een achtervolgingsfilm. Karim Kemal is tweeëntwintig en berucht. Hij zou dealen, kapitalen verdienen met kaartspelen en met de rijkste vrouwen het bed delen voor geld. Als hij met een van zijn maîtresses betrapt wordt, krijgt hij een gewelddadige en wraaklustige echtgenoot achter zich aan. Samen met nieuwbakken vriend Alexandre, een tiener van zeventien die tegen Karim opkijkt omdat hij in alles zijn tegenpool is, slaat hij op de vlucht om zich het vege lijf te redden. Vluchtweg naar de zon werd oorspronkelijk gemaakt voor de Japanse stripmarkt en werd in 1995 al uitgegeven door uitgeverij Kodansha. Voor de Europese markt werd de strip herbewerkt en in hetzelfde jaar uitgegeven. De grote vraag is waarom de strip nu pas in het Nederlands verschijnt, want in 1996 werd Vluchtweg naar de zon al bekroond als Beste Boek op het stripfestival van Angoulême. Anders dan manga
Baru vertelt zijn verhaal in prachtige zwart-witplaten, getekend in een snelle en energieke inktlijn. Zoals het manga betaamt gebruikt Baru overdreven expressies om zijn personages te laten acteren. Mangahaters kunnen de strip met een gerust hart openslaan, want verder staat het karakterdesign ver af van de clichématige vormgeving die doorgaans met de Japanse strip geassocieerd wordt. Baru staat vooral bekend om zijn maatschappij kritische verhalen. Zijn semi-autobiografische debuutalbum Quéqette Blues schetst hij het alledaagse leven van de Franse arbeidersklasse. In Vluchtweg naar de zon komen Alexandre en Karim ook uit een arbeiderswijk. In de 400plus pagina’s zien we vooral hoe Alexandre, zoon van een Italiaanse staalarbeider, zich ontwikkelt en onder invloed van Karim volwassener wordt. De wraaklustige echtgenoot die Karim wil vermoorden is een rechts-extremist verbonden aan de politieke partij ‘Élan National Francais’: een eendimensionale racist met psychopathische trekjes die al zijn haat jegens buitenlanders wil botvieren op Karim, die van Algerijnse afkomst is. Het sociaal engagement van de stripmaker is op de achtergrond lichtjes aanwezig en zit met name in bovengenoemde details. Vluchtweg naar de zon moet toch vooral gezien worden als een vakkundig gevisualiseerd en vermakelijk actieverhaal.Zie hier een preview van de strip.Vluchtweg naar de zon – Baru
Sherpa, €29.95
ISBN 978-90-8988-006-2Deze recensie staat ook op het stripblog van Zone 5300.
Mignola komt naar Breda
Het lijkt nog ver weg dat 2010, maar voordat je het weet is het weer maart en vindt de tweede editie van de Stripbeurs Breda plaats. De organisatie heeft alvast een paar namen bekend gemaakt van stripmakers die aanwezig zullen zijn. Zet ze alvast in je agenda.Allereerst is dat de nieuwe tekenaar van Lucky Luke, Achdé, die ook de festivalposter heeft getekend. Op scenario van Laurent Gerra voltooide Achdé onlangs een derde verhaal van Lucky Luke, De man van Washington.Hellboy
De tweede striplegende die heeft toegezegd naar Breda te komen is Mike Mignola, de tekenaar van Hellboy. Met zijn creatie Hellboy en zijn minimalistische tekenstijl heeft hij aan de Amerikaanse comic-scene een geheel nieuwe richting gegeven. Mignola heeft inmiddels 12 Eisner Awards op zijn naam staan en is naast striptekenaar en schrijver ook betrokken bij diverse filmprojecten zoals de film The Hobbit van Guillermo del Toro. Maar dat laatste zullen we hem maar niet kwalijk nemen. De Stripbeurs Breda zal plaatsvinden op 6 & 7 maart in het Racketcentrum in Breda. Maar eerst hebben we natuurlijk nog de Stripdagen in Houten waar de Zone 5300-redactie een feestje gaat bouwen in verband met het 15-jarig bestaan van het magazine, en op Strip Turnhout later dit jaar.Dit stukje staat ook op het stripblog van Zone 5300.
(pretvertorial) 15 jaar Zone 5300!
Even een pretvertorial tussendoor. De 86e editie van Zone 5300, tijdschrift voor Strips, Cultuur & Curiosa ligt nu namelijk te koop in geselecteerde boek- en striphandels, en via www.zone5300.nl. Ook bestaat de Zone in oktober 15 jaar, een leeftijd die nooit eerder werd bereikt door een alternatief striptijdschrift.Een stukje geschiedenis
Zone 5300 werd in oktober 1994 opgericht door striptekenaar Robert van der Kroft en illustrator Tonio van Vugt. De ondertitel van het tijdschrift luidde vanaf het eerste nummer ‘strips, cultuur en curiosa’, en van die formule is in 15 jaar niet afgeweken.
Zone 5300 presenteert een doordachte selectie van de nationale en internationale alternatieve strips. Het tijdschrift betekende een doorbraak voor veel tekenaars, onder wie Gummbah, Erik Kriek (Gutsman), Reid, Geleijnse & Van Tol (Fokke & Sukke) en Matthias Giesen. Naast strips besteedt Zone 5300 ook veel aandacht aan verwante zaken als muziek, literatuur, film, dvd, games, kunst en B- en C-cultuur door middel van interviews, artikelen, recensies en columns.Het verjaardagsfeestje van Zone 5300 wordt uitgebreid gevierd op De Stripdagen in Expo Houten in het weekend van 26 en 27 september, waar ook het jubileumnummer zal worden gepresenteerd. Op zaterdag 7 november neemt Zone 5300 als vanouds deel aan het Lezersfeest in de Centrale Bibliotheek Rotterdam. Later dit jaar zal ook een Vlaanderen-special verschijnen, waarin Zone 5300 de hedendaagse (alternatieve) Vlaamse stripwereld voor het voetlicht brengt. Ter gelegenheid van het 15-jarig bestaan start Zone 5300 ook een albumreeks: Collectie Zone 5300. Het eerste boek in de reeks is Cowboy John van Jan Vriends, dat eerder in Zone 5300 gepubliceerde strips bundelt met een flink aantal nieuwe pagina’s en vele extra’s. Het boek zal in september op de markt komen.De zomereditie van de Zone bevat onder andere de strip ‘Holland Dada Tour’, een bijzonder eerbetoon van de Noor Lars Fiske aan de avant-gardekunstenaars Theo van Doesburg en Kurt Schwitters, die in 1923 ons landje wakker schudden met een serie dadaïstische performances. Het verhaal is een voorproefje van een graphic novel over Kurt Schwitters. Lars Fiske tekende ook speciaal voor Zone 5300 de ‘Stijl’volle cover. Verder brengen Peter Pontiac en en Eric van der Heijden een eerbetoon aan The Cramps, een interview met stereofotograaf annex kunstenaar Wim van Egmond, die zich heeft gespecialiseerd in voor het oog nauwelijks waarneembare organismen (het seksleven van het roeipootkreeftje!) en laat stripmaker Milan Hulsing van zich horen met De verzamelaar verzameld, een bijzonder sfeervol griezelverhaal over obsessieve, nietsontziende verzamelwoede.Zo, genoeg promopraat weer. Nu weer door met de orde van de dag.
Albert Kraai, de vestigingsmanager/directeur van het Stripmuseum in Groningen, is geïnterviewd door Volkskrant Banen in de serie De jongste van Nederland. Kraai is met 32 jaar immers de jongste museumdirecteur van het land. Journaliste Annette Posthumus maakte er ook een videootje bij. Het is natuurlijk een trend onder redacties dat er tegenwoordig ook video bij gemaakt moet worden. Het internet vereist bewegende beelden. En door een reclamespot in de preroll te stoppen verdient de krant er ook nog wat aan ook. In plaats van dat men de moeite neemt een professional voor de videocontent in te huren, worden de videoreportages vaak door de redacteuren zelf gemaakt na een snelle weekendcursus ‘Hoe maak je een video’. Het gevolg is veelal saaie, slechte video’s waarin de mogelijkheden van het medium tot aan een minimum worden gebruikt.Dat valt op het eerste gezicht wel mee met de video van Posthumus. Ze laat veel zien van het Stripmuseum. De video geeft een aardig beeld van wat het museum te bieden heeft wat betreft de exposities en de interactie die er met het publiek gezocht wordt. Het is leuk om de installatie van Sigmund te zien, toch een van de trekpleisters op dit moment. Schrijnend is het feit dat we een nagenoeg lege museumvloer zien. Waar zijn de bezoekers? De museumdirecteur moet zelf een onderdeel van de expositie demonstreren waar kinderen een tekenfilmpje kunnen maken, want geen kind te bekennen in het museum. Dat is in ieder geval al slechte reclame voor het museum.Vanuit journalistiek oogpunt gezien stelt de video niet veel voor. Aangezien de video op de site middenin het geschreven artikel staat ingevoegd, kunnen we aannemen dat het als bijproduct bedoeld is en dat het zwaartepunt van informatievoorziening ligt bij de geschreven tekst. (Tot mijn verbazing wordt de video elders op de site ook solo aangeboden.) Als losstaande reportage schiet het werkje immers danig tekort, want die paar quotes van Kraai die tussen de sfeerbeelden gemonteerd zijn mag geen volwaardig interview genoemd worden. De quotes die er in de video voorkomen zijn onvolledig en daardoor loos. Ik citeer Kraai even: “Je ziet dat het nu weer beter gaat met de strip. Er worden meer albums uitgegeven dan ooit tevoren en na een aantal moeilijke jaren is de strip weer op weg naar boven.” Interessant, kun je dat toelichten, want het feit dat er meer albums worden uitgeven betekent immers niet dat er meer verkocht worden?Kraai legt het niet uit en vervolgt: “Een op de drie boeken in België die verkocht worden is een stripalbum, daar kunnen wij als Nederlanders niet aantippen.” Dus het gaat niet goed met de Nederlandse strip? Wat bedoelt hij nu precies? Ik ga ervan uit dat Kraai weet waar hij het over heeft, want tja, hij is de directeur/vestigingsmanager van het Nederlands Stripmuseum, maar door de manier waarop het interview gemonteerd is, lijkt dat niet het geval te zijn. Na de korte demonstratie tekenfilm maken volgt nog iets over het museum als experience. Hoewel aan het begin van de video de vraag in beeld kwam, wordt dit nu volledig losgelaten. Dit is niet alleen een stijlbreuk, de laatste quotes lijken hierdoor nog meer los zand; de video lijkt hierdoor minder gestructureerd.Daarbij ontkrachten de beelden Kraais uitspraak dat het museum een experience moet zijn. Dat het museum opwindende experiences biedt, is niet echt aan Kraais gezicht af te lezen als hij de diagnose van Sigmund te horen krijgt. Wederom was het beter geweest als een bezoeker hiervoor model had gestaan dan Kraai zelf. Tot slot nog een brandende vraag: waarom worden er altijd van die lullige muziekjes gebruikt als het om strips gaat? Zo halen we het genre nooit los van het kinderlijke imago. Goede pr verzorgen voor het genre is natuurlijk niet de taak van de journalist, wel een goed item afleveren. Ook daarin valt mijns inziens dus nog wat aan te verbeteren.
In mei 2002 brachten Frank Miller en Charles Brownstein een weekend door bij Will Eisner in Florida. Brownstein interviewde de twee stripgiganten; de vele uren tape resulteerden in 2005 in het boek Eisner/Miller – het boek kwam een paar maanden na het overlijden van Will Eisner uit. Brownstein schreef de gesprekken op als een dialoog tussen Eisner en Miller. Eisner/Miller is een boek dat iedere stripliefhebber gelezen moet hebben.
Will Eisner is een van de pioniers in de stripwereld en werd beroemd met zijn strip The Spirit (waar Miller overigens vorig jaar een filmversie van maakte). Nadat hij jaren werkte aan instructieboeken in stripvorm, begon hij in de jaren zeventig met het maken van meer persoonlijke verhalen. Volgens de legende zou Eisner de term graphic novel hebben bedacht om zijn strip A Contract with God aan een uitgever te slijten. Geen enkele serieuze uitgever zou immers geïnteresseerd zijn in het uitgeven van een strip, maar hetzelfde werk een grafische roman noemen gaf de uitgave de nodige allure. Naast A Contract with God maakte Eisner nog andere graphic novels als The Plot en The Dreamer, wat gaat over zijn ervaringen in de stripindustrie.Frank Miller is op zijn eigen manier een grootheid. De laatste jaren staat hij vooral bekend om zijn serie Sin City en het historische epos 300 die allebei verfilmd werden. In de vroege dagen van zijn carrière drukte Miller een nadrukkelijke stempel op superhelden als Daredevil: de reeks die hij schreef en tekende en die geïnkt werd door Klaus Janson is legendarisch. Ook blies hij Batman nieuw leven in met The Dark Knight Returns. Hierin zette Miller een cynische en fascistische versie van Batman op leeftijd neer die perfect paste in de jaren tachtig – een tijd waarin de Koude Oorlog even heel erg heet leek te worden.
Leesgenot
Het is eindeloos fascinerend om de twee grootheden uit de stripwereld met elkaar te horen converseren – en vooral ook discussiëren – over de geschiedenis van Amerikaanse comics, de invloed van nieuwe technologie op het medium en de strijd tegen censuur. Het boek is rijk aan illustraties van Miller, Eisner en andere stripmakers, bevat een aantal foto’s van de gesprekken en bestaat uit korte hoofdstukken die thematisch zijn ingedeeld. Uit de gesprekken komt duidelijk naar voren hoe verschillend de werkwijzen van Eisner en Miller zijn. Waar Eisner eerst de positie van de tekstballonnen bepaalde en, inkte om vervolgens een pagina in potlood te tekenen en te inkten, koos Miller er bijvoorbeeld bij de graphic novel Sin City: Family Values voor om eerst alle pagina’s te tekenen, daarna de tekst op de pagina te inkten en dan pas de potloodtekeningen in de inkt te zetten.
Het is in de kunst van het weglaten dat beide heren elkaar op het vlak van stijl ontmoetten. Eisner en Miller vinden dat je in een strip lang niet alles hoeft te tekenen – je kunt elementen suggereren, de lezer maakt het plaatje toch zelf in zijn hoofd af. In wezen is de stijl van beide stripmeesters impressionistisch. In Millers Sin City-reeks is dat goed duidelijk. Hij gebruikt een sterk zwart-wit contrast en vol silhouetten en schaduwpartijen. Vaak bevat de achtergrond slechts enkele details.Guns for hire
Eisner en Miller waren ten tijde van het interview al jaren goed bevriend, al waren ze het lang niet altijd met elkaar eens. Juist de momenten dat ze met elkaar in discussie gaan, komt de lezer het meeste te weten over hun visie op de strip.Over tekentechnieken kan de aspirant-stripmaker dus veel leren van Miller en Eisner. Wat betreft hun inzichten over de stripindustrie trouwens ook. Ze geven een paar goede tips over hoe je een voet tussen de deur krijgt bij uitgevers en klappen flink uit de school over de stripindustrie. Ze vertellen over hoe bitter Jack Kirby al die jaren was omdat hij vond dat Stan Lee alle credits voor hun creaties kreeg. Volgens Miller wilde Kirby ooit een boek schrijven met de titel: Excelsior, My ass!.
Eisner vertelt dat in de begindagen van de comicsindustrie uitgevers oppermachtig waren. Ze wisten makkelijk de rechten te verwerven van personages. Als een stripmaker met een goed idee kwam, was hij verplicht alle rechten ervan over te dragen aan de uitgever, anders kon hij verdere opdrachten wel vergeten. Eisner was bij Bob Kane thuis toen die terugkwam met het contract dat hij had gekregen voor Batman. Het enige wat Kane voor zijn creatie terugkreeg was de belofte van werk en een afgesproken bedrag per afgeleverde pagina. Geen gouden bergen dus. Die kreeg Kane jaren later, toen hij een advocaat inschakelde. Hij kreeg nooit de rechten meer van Batman, maar werd wel financieel gecompenseerd. De uitgevers lieten merken dat als de stripmaker slechts een gun for hire was en gemakkelijk vervangen kon worden voor een andere werker als hij niet na behoren presteerde. Volgens Eisner en Miller had dit tot gevolg dat de beroepsgroep jarenlang met een minderwaardigheidcomplex kampte. Pas in de jaren tachtig ontstond er een royaltysysteem voor stripmakers. Dit hing samen met de opkomende cultus rondom bepaalde makers zoals Frank Miller, Todd McFarlane en anderen.
Brownstein, Charles – Eisner/Miller.
Dark Horse Books – 19.95 dollar
ISBN 1-56971-755-9
Deze recensie is ook gepubliceerd op het stripblog van Zone 5300.Lees ook:
Striprecensie: Bob Dylan Revisited
Bob Dylan Revisited bevat dertien verstripte interpretaties van bekende songs van de Amerikaanse singer-songwriter. Striptekenaars als Lorenzo Mattotti, Dave McKean, Zep en Francois Avril tekenden hun eigen versie van een zelfgekozen klassieker. Het resultaat is een interessant album met hoogwaardig grafisch werk, mooi uitgegeven door Silvester strips. Alleen jammer van die vertalingen. Het is interessant om te zien hoe de liedjes van Dylan de creatieve geest van de stripmakers prikkelden tot deze uiteenlopende bloemlezing. Sommige stripmakers in Bob Dylan Revisited: 13 songteksten in beeld gebracht blijven dicht bij de brontekst, anderen gebruiken het oorspronkelijke nummer slechts als springplank voor een visuele krachttoer. Toch passen mijns inziens de bijdragen die dicht bij de brontekst blijven en een verhaal vertellen het beste bij het oeuvre van Dylan. De Amerikaanse troubadour, wiens carrière begon met het zingen van folkmuziek in de vroege jaren zestig, staat immers vooral bekend als verhalenverteller. Een mooi voorbeeld hiervan is de protestsong ‘Hurricane’, waarin Dylan verhaalt hoe de zwarte boxer Rubin Carter veroordeeld werd voor een driedubbele moord die hij schijnbaar niet beging. Gradimir Smudja schilderde het stripverhaal in sepiagetinte platen en blijft dicht bij Dylans verhaal. De strip is daarmee een van de meest rechttoe rechtaan interpretaties in het album en werkt daardoor heel goed als visualisatie van Dylans nummer. Dave McKean gooit het over een andere boeg. Hij gebruikt figuren en elementen uit scènes die voorkomen in de song ‘Desolation Road’, maar heeft er vooral zijn eigen ding van gemaakt en creëerde een non-narratief relaas met als rode draad de frase “I believe you belong to me”. Wie McKeans strip leest en tegelijkertijd Dylans nummer draait merkt dat de duistere en soms spookachtige beelden van McKean een heel andere sfeer oproepen dan het akoestische nummer waarin vooral gitaar en mondharmonica zijn te horen.Dylans stem
In Bob Dylan Revisited wordt iedere bijdrage ingeleid met een voorblad met daarop een geïllustreerd portret van Dylan, de songtekst en Nederlandse vertaling. Handig wellicht voor mensen die de Engelse taal niet goed beheersen, hoewel ik over het algemeen geen fan ben van het vertalen van songteksten en in het geval van Dylans poëzie acht ik een vertaling zelfs onwenselijk. Een deel van de magie van Dylans teksten zit in het feit dat de betekenis vaak niet eenduidig is. Die ambiguïteit biedt ruimte voor verschillende interpretaties. Bij een vertaling zit je aan de uitleg van de vertaler vast. In dit geval is dat de visie van Robbert-Jan Henkes en Erik Bindervoet. Hun vertalingen, die eerder in twee dikke boeken bij Nijgh en Van Ditmar verschenen, zijn voor dit album gebruikt. Dylan Revisited was oorspronkelijk een Franse uitgave, met Franstalige songteksten in de stripkaders die nu in het Nederlands staan geschreven. De strips zijn op zichzelf al een interpretatie van de songs, en mede door de vertaalde verliezen de adaptaties in het album al snel de connectie met de nummers van Dylan. Zijn stem, het ritme en de sound van de songs gaan als het ware verloren en dat is erg jammer. Om de link met Dylan enigszins te ervaren zit er voor de fan niets anders op dan om tijdens het lezen de songs te luisteren. Ik ben me er terdege van bewust dat ik het album door de ogen van een Dylan-purist bezie. Hoewel de strips ook los van de brontekst zijn te beoordelen, is het de vraag of dit wenselijk is aangezien het stripalbum zijn bestaansrecht ontleent aan het feit dat stripmakers hun visie geven op de wereldberoemde composities. Daarbij zullen niet-Dylan fans weinig boodschap aan deze uitgave hebben. Overigens is Bob Dylan Revisited een tweede uitgave in een serie van vier over popmuzikanten die Silvester op de markt brengt. Eerder verscheen een biografie over Johnny Cash die binnenkort op dit blog onder de loep wordt genomen.Bob Dylan Revisited.
Silvester, €24.95
ISBN: 978-90-5885-388-2Deze recensie is ook gepubliceerd op het stripblog van Zone 5300.Lees ook: