Doctor Octopus is nooit een van mijn favoriete schurken geweest. Een pompeus mannetje met mechanische armen en een bloempotkapsel. Zelden was hij echt bedreigend.
Dat komt onder andere door onzinnige verhalen die wat mij betreft net te veel doorslaan in het belachelijke, zoals deze:
Waarom wil Doctor Octopus met Tante May trouwen? Omdat ze een grote erfenis krijgt, namelijk een eiland in Canada vol met uranium en een kerncentrale als bonus. Nog los van de vraag van wie ze deze erfenis krijgt en waarom, is een nog belangrijker vraag waarom Octopus de moeite neemt om haar te trouwen in plaats van deze verlaten centrale, die natuurlijk volledig operationeel is, gewoon over te nemen. Maar ook superschurken hebben soms, euh, slechte dagen wellicht. En schrijvers ook, want dit verhaal mag je gerust een van de dieptepunten noemen tijdens Gerry Conways periode als hoofd-Spider-Man-schrijver. Let wel: een maand ervoor introduceerde de beste man ook de Spider-Mobile, dus kennelijk was het een slecht jaar voor hem en voor de lezers trouwens.
Maar goed, Doctor Octopus dus. Mijn negatieve beeld van deze schurk veranderde toen ik Sam Raimi’s tweede Spider-Man-film zag. Hierin is Doc Ock de tegenstander van onze held en wordt hij gespeeld door Alfred Molina. De Britse acteur weet een echt mens van Otto Octavius, zoals Octopus heet, te maken. De scène waarin Peter Parker hem interviewt terwijl ze aan de eettafel zitten met Otto’s vrouw erbij, is echt heel goed gedaan. Wie zien hier een broederlijke band ontstaan tussen twee wetenschappers. Als het lot anders had beslist, had Otto wellicht een leermeester kunnen zijn voor Peter, in plaats van hem naar het leven te staan.
Spider-Man 2 maakt wat mij betreft ook voor het eerst duidelijk dat Octavius echt een gevaarlijke schurk is en dat zijn mechanische armen dodelijke wapens kunnen zijn. De scène waarin Otto op de operatietafel ligt en zijn armen de artsen die hem proberen te redden, een voor een afmaken, is pure horror. In deze effectieve scène laat Raimi zien dat er met Doctor Octopus niet te sollen valt. Met behulp van de kettingzagen knipoogt de regisseur en passant naar zijn eigen Evil Dead trilogie.
Soms is live-action overtuigender dan een striptekening. In het geval van Spider-Man 2 zijn niet alleen die armen van de Octopus fantastisch gemaakt en zien ze er werkelijk bedreigend uit, ook doet de soundtrack wonderen: het mechanische geluid dat de armen maken, het gillende personeel en het nare geluid als een van de slachtoffers over de vloer wordt meegetrokken en met haar nagels de vloer openrijt.
Overigens zijn er wel voorbeelden te vinden in het Spider-Man oeuvre waarin Octopus erg wel bedreigend uitziet. Deze cover van Web of Spider-Man #4 getekend door John Byrne bijvoorbeeld:
Spider-Man probeert de gevaarlijke armen te ontwijken. De armen zijn zo sterk dat de de muur achter het Webhoofd vergruizen. Byrne toont alleen de armen en laat heel slim Otto zelf achterwege. Zijn iet wat mollige postuur en belachelijke kapsel doen de dreigende werking die van de armen uitgaat teniet. En het verhaaltje van Web of Spider-Man #4 helpt ook al niet om de reputatie van Octopus op te vijzelen: de superschurk wordt door een psychiater behandelt omdat hij na het laatste gevecht met Spider-Man geestelijk is ingestort.
Zucht. Eigenlijk blijf ik Octopus een sukkel vinden, ondanks het goede werk van Raimi en Molina. En hij is nog een mama’s kindje ook:
De vorige keer schreef ik over de zelfportretten die Spider-Man van zichzelf maakt om te verkopen als nieuwsfoto’s aan The Daily Bugle. Nu zien we in de comics soms voorbeelden van hoe die foto’s eruit zien, maar zelden fotorealistische afbeeldingen van de muurkruiper in actie.
Toen in 2002 de eerste Spider-Man-film van Sam Raimi uitkwam, vond ik wat van dat soort plaatjes op het web. Ik weet niet meer waar precies, maar ik vermoed dat ze door de filmmaatschappij online zijn gezet ter promotie van de film. Het leuke aan deze reeks is dat een paar foto’s ook in de film te zien zijn, namelijk in de scène waarin Peter Parker voor het eerst foto’s verkoopt aan Jameson. Zo zouden Peter Parkers foto’s er in reallife uitzien:
Het is een tijd geleden dat ik de eerste Spider-Man-film zag, maar ik weet nog hoe blij ik als fan was dat er dit keer eens een fatsoenlijke verfilming van mijn favoriete stripheld was gemaakt. De actie zat goed in elkaar en ik kon me goed vinden met de casting van Tobey Maguire als Peter Parker, Kirsten Dunst als Mary Jane en J. K. Simmons als Jonah Jameson. Willem Dafoe zette een overtuigende schizofrene Norman Osborn neer. De film inspireerde indertijd mijn scriptieonderwerp: superheldenstripverfilmingen. (Probeer dat maar eens vijf keer hardop uit te spreken zonder je tong te blesseren.)
In mijn scriptie, waarmee ik volleerd filmwetenschapper werd aan de UvA, stonden de volgende vragen centraal: Hoe werkt de vertaling van strip naar film: welke elementen kunnen vertaald worden en welke moeten aangepast worden? Wat maakt een stripverfilming geloofwaardig?
Ik gebruikte deze foto’s van Spider-Man om het verschil tussen de werking van strip en film aan te geven en dan met name wat betreft de geloofwaardigheidkwestie. Hieronder een fragment van dat hoofdstuk:
Deze stilstaande plaatjes zouden zo in een Spider-Man-comic kunnen voorkomen, ware het niet dat dit fotorealistische beelden van de held in actie zijn. Hier gebeurt echter iets vreemds. De kleurenfoto’s bevatten overwegend felle kleuren als geel en groen – dit sluit aan bij het primair gekleurde roodblauwe pak van Spiderman. Ondanks het overeenkomende kleurgebruik tussen Spidey en omgeving doen deze foto’s wat onrealistisch aan: in een fotorealistische afbeelding ‘botst’ een magisch figuur als Spiderman met zijn omgeving. Dit is niet het geval in de bewegende scènes van Spider-Man in actie en geldt uiteraard ook niet voor de comics. De vraag die nu rijst is: waarom werken deze foto’s niet en stripplaatjes en filmbeelden wel?[1] Waarom ‘botst’ in de foto’s de magische figuur met de omgeving?
In eerste instantie zijn de foto’s te gestileerd om echte snap shots te zijn: de compositie is te mooi, te uitgebalanceerd. De foto’s tonen precies de sleutelmomenten die een actie typeren, net als in een stripplaatje. De reden voor de botsing tussen het magische en realistische ligt echter dieper dan de stilering van de foto’s. Voor het antwoord moet een onderscheid gemaakt worden tussen de betreffende elementen – namelijk de foto’s, de filmbeelden en stripplaatjes – en gekeken worden waarin de foto’s met de andere beelden nu precies verschillen. In principe wordt in alle beelden iets getoond dat als magisch of niet-realistisch omschreven kan worden: een man in kleurrijk pak met superkrachten tegen een realistische achtergrond. Aan de voorstelling als zodanig lijkt het in eerste instantie dus niet te liggen. Het verschil tussen de elementen zit in de essentie waar het beeld uit bestaat, namelijk getekend of fotografisch beeld. Nu worden twee tegenstellingen duidelijk: een fotorealistisch beeld tegenover een getekend beeld en een stilstaand fotorealistisch beeld tegenover een bewegend filmbeeld.
Er is een groot verschil tussen fotorealistisch beeld en een getekende versie van de werkelijkheid. Fotorealistisch beeld roept de connotatie op van realiteit: foto’s en film zijn immers het antwoord op de vraag naar een realistische weergave van de wereld. ‘Photography and the cinema […] are discoveries that satisfy, once and for all and in its very essence, our obsession with realism,’ volgens André Bazin.[2] Bazin spreekt over de mythe van cinema: ‘[T]he cinema as a total and complete representation of reality’.[3] Hoewel fotorealistisch beeld veel van haar onschuld heeft verloren sinds algemeen bekend is dat beeld gemanipuleerd of zelfs digitaal gecreëerd kan worden, moet de kracht van de oorspronkelijke mythe niet onderschat worden. Ten opzichte van bijvoorbeeld een getekende weergave van een voorwerp zal een foto altijd meer waarheidswaarde bezitten, al is het maar doordat een tekening niet de schijn opwekt een objectieve weergave van de werkelijkheid te zijn. Bazin beargumenteert dat er door de schilder/tekenaar altijd interventie is tussen de werkelijkheid en de toeschouwer. Foto’s zouden in dit opzicht objectief zijn – de afbeelding is gemaakt door een apparaat.[4] Een schilder maakt een representatie van een voorwerp op een doek, een foto legt dit voorwerp vast. Die afstand tussen werkelijkheid en afbeelding speelt ook mee als we een strip lezen. In een getekend plaatje van Spiderman, zijn zowel het personage als de achtergrond getekend. Doordat we te maken hebben met het product van een tekenaar, is er geen sprake van een contradictie tussen magie en realisme. De achtergrond kan er realistisch uitzien en een bestaande locatie in New York verbeelden, toch blijft de afbeelding een interpretatie/representatie van de werkelijkheid en wordt deze niet gezien als de werkelijkheid.[5] In het geval van de foto’s in Spider-Man zien we iets dat eigenlijk niet kan – een fotorealistische afbeelding van Spiderman conflicteert met onze verwachtingen van de realiteit. Hier wordt de mythe van fotografie en cinema doorbroken: er is immers geen sprake van een realistische afbeelding. De afbeelding an sich is naturalistisch, de setting en de mensen lijken echt. De handelingen van Spiderman kunnen echter niet echt zijn: ze zijn onmogelijk in onze realiteit.
De tweede tegenstelling die een rol speelt, is zoals gezegd het stilstaande fotorealistisch beeld tegenover een bewegende filmbeeld. In hoofdstuk één kwam het begrip closure al ter sprake. Als lezers verbinden we stripplaatjes tot een actie of gebeurtenis, we vullen de momenten tussen de plaatjes zelf in en construeren daardoor de actie. De lezer is als het ware medeplichtig aan de constructie van het verhaal – hij/zij laat de handelingen in zijn hoofd gebeuren. Dit gebeurt niet bij de foto’s in de film omdat deze niet tezamen een scène vormen, zoals plaatjes in een strip dat wel doen. Derhalve werkt het closure principe hier niet. Schijnbaar heffen de bewegende filmbeelden de contradictie tussen het magische en reële op, doordat we Spider-Mans acties voor onze ogen zien gebeuren. In film zorgt beweging er dus voor dat je de illusie van het onrealistische niet ziet. Dit kan voor een deel te maken hebben met de manier waarop films en strips ervaren worden. Lezen is een intensievere bezigheid dan het kijken van film, doordat er een actieve participatie van de lezer verwacht wordt om het verhaal tot leven te wekken. (Daarmee wil ik overigens niet beweren dat de filmkijker geheel passief is.) Dennis O’Neil, comicschrijver en editor, omschrijft dit verschil als volgt:
[C]omic books are meant to be read. Reading requires more participation from the audience than cinema where if you are just passive you can still get it. You have to bring your brain cells to reading. I think that there is that interaction between the part of you that perceives images and the part of you that translates the very abstract stuff that is language. If you like comics, I think it’s because of some kind of chemical process in your brain. Those two messages entering your consciousness at the same time through the same sense organ are very pleasing to you. If you are looking at a movie or a television show, it’s a different experience. You don’t have to use your imagination as much, the language is coming through the ear, the visual information is coming in through your eye. That’s what you experience everyday in your life, it’s not special in the way of perceiving a comic book.[6]
Het ervaren van film is dus vergelijkbaar met hoe we de werkelijkheid ervaren. Door het bewegende beeld is het onrealistische makkelijker te accepteren: is zien immers niet geloven?[7]
Toch is dit niet het gehele antwoord. Daarvoor moet de logica van de verhaalwereld in het onderzoek meegenomen worden.
[1] Tijdens de drie filmvoorstellingen die ik heb bijgewoond, begon het publiek altijd te lachen toen de actiefoto’s in beeld kwamen. Dit geeft aan dat de foto’s op z’n minst raar/onrealistisch overkomen.
[4] Volgens Bazin speelt de persoonlijkheid van de fotograaf alleen een rol in de selectie van het te fotograferen onderwerp en het doel van de foto. Hierin verschilt fotografie van schilderkunst: ‘All the arts are based on the presence of man, only photography derives an advantage from his absence.’ Bazin 1967: 13.
[5] Zoals ook is aangegeven in hoofdstuk één, is het in strip zelfs mogelijk een realistische achtergrond te mengen met meer abstract (of minder realistisch) getekende personages.
[6] O’Neil geïnterviewd door Pearson en Uricchio 1991: 32.
[7] Ik kom hier nog op terug in de conclusie, wanneer ik de geloofwaardigheid van (digitale) special effects behandel. Er zijn namelijk meerdere visuele mechanismen aan het werk die hier een rol spelen.
In augustus 2003, nu alweer tien jaar geleden, studeerde ik af met de 150-pagina’s dikke scriptie. Ik weet nog hoeveel lol ik had in het schrijven ervan. Eigenlijk was dit praktisch het begin van mijn serieus schrijven over strips. De films Batman, Spider-Man en Hulk behandelde ik uitvoerig. Het was het begin van de superheldenhype die Hollywood nog steeds bezighoudt. Wat dat betreft valt er nog steeds een hoop te genieten als liefhebber van superheldenstrips, al moet ik toegeven dat de nieuwe reeks Spider-Man-films me minder doet dan de eerste twee van Sam Raimi. Het pionieren is wel over.
‘I am the best there is at what I do. But what I do best isn’t very nice.’ Deze slogan zou niet verkeerd staan op het visitekaartje van een professionele killer of op die van een zichzelf overschattende belastingambtenaar. Dan liever een killer.
Met de uitspraak stelt Wolverine zichzelf aan de lezer voor in het vierdelige klassieke stripverhaal van schrijver Chris Claremont en tekenaar Frank Miller. Het creatieve duo verschafte de mutant met het opvallende kapsel, de zelfhelende gaven en adamantium skelet plus dito klauwen de nodige diepgang en presenteerden Wolverine als een man die de balans probeert te vinden tussen zijn beestachtige natuur en zijn menselijkheid. Een held die door het leven gaat als een ronin: een samoerai zonder meester.
Naar eigen zeggen was dit stripverhaal uit 1982 de inspiratie voor de nieuwe film The Wolverine waarin Hugh Jackman wederom de Canadese rouwdouwer met het korte lontje gestalte geeft, maar behalve de personages en pakweg de eerste paar scènes heeft de film van James Mangold weinig van doen met die strip. Is dat erg? Nee. Strippuristen die hun beeldverhalen letterlijk op het witte doek willen zien, hebben het altijd moeilijk gehad in Hollywood. Enige verwatering hoort erbij. Hoewel Andrew Garfields suggestie om Peter Parker homoseksueel te maken in de nieuwe Spider-Man-film mij ook te ver ging. Natuurlijk heb ik geen hekel aan homo’s, maar een personage van seksuele voorkeur laten veranderen of van etniciteit, zoals de zwarte Kingpin in de inmiddels vergeten Daredevil-film, verandert het personage fundamenteel in de basis en dat is toch iets anders dan het ontwerp van zijn superheldenkloffie aanpassen.
Niets nichterigs overigens aan Jacksmans vertolking in The Wolverine. De Australiër heb ik altijd een inspirerende castingkeuze gevonden: hij belichaamt het personage met een flair die soms doet denken aan Eastwoods Harry Callahan. Zoals in de scène die losjes op de strip is gebaseerd, waarin Wolverine in een bar een jager hardhandig confronteert met de giftige pijl die hij in een Grizzlybeer schoot. De beer werd gek van het gif en bracht vijf man om het leven. Niet de schuld van de beer, wel van de jager die niet de moed had het beestje uit zijn lijden te verlossen. Dus pint Wolvie de snoodaard aan de tafel vast door de pijl door zijn hand te rammen en verduidelijkt hij zijn standpunt met een monoloog die uit de mond van Dirty Harry had kunnen komen en eigenlijk ook heel goed uit de stripversie van Claremont. Qua spirit komt The Wolverine dicht bij het stripfiguur en dat is gezien zijn vorige soloavontuur, waarin Wolverine is gedegradeerd tot het equivalent van een gecastreerde, langharige poedel, een hele stap voorwaarts. Daarom hoor je deze strippurist dit keer niet (heel hard) klagen.
Het zal de stripliefhebber niet ontgaan zijn dat deze week in San Diego de Comic Con gaande is. Een van de vele nieuwtjes die naar buiten is gekomen is dat in de volgende Superman-film Batman een belangrijke rol gaat spelen.
Zack Snyder, ook de regisseur van Man of Steel(en van Watchmen en 300), maakte dit in San Diego bekend. Superman en Batman in één film, dat is de natte droom van iedere DC Comics-fan. En die fan weet ook dat in de beste verhalen de twee helden elkaar eigenlijk niet zo kunnen luchten. Op de site io9 stond in een verslag te lezen dat Snyder zijn film deels zal baseren op The Dark Knight Returns van Frank Miller. Hierin nemen Superman en Batman het tegen elkaar op. In de alternatieve toekomstversie is Superman niet meer dan een lakei van de Amerikaanse regering en die ziet anarchist Batman maar als een lastpak.
The biggest deal was, Snyder brought out Man of Steel actor Harry Lennix (General Swanwick) to use his cool voice to read the following piece of dialogue:
I want you to remember, Clark…in all the years to come…in your most private moments…I want you to remember…my hand…at your throat…I want…you to remember…the one man who beat you.
Yup. Batman’s speech from The Dark Knight Returns. Snyder said the movie won’t be an adaptation of this graphic novel… but it will be inspired by it.
Dat klinkt al spannend natuurlijk.
Van The Dark Knight Returns is ooit een geanimeerde versie gemaakt die ik als een overbodige productie zou willen bestempelen. Toch sluit ik de beruchte scene even in om je een idee te geven hoe het gevecht tussen Suup en Bat eruit zou kunnen zien:
Jarenlang waren Superman en Batman eigenlijk vrienden van elkaar, maar Frank Miller veranderde deze dynamiek. Eigenlijk kan Bruce Wayne Clark Kent niet luchten en sinds The Dark Knight Returns kent hun relatie ook een zekere wrijving.
De film wordt ongetwijfeld een hit. Ondanks het feit dat niet iedereen zich kon vinden in de meer duistere versie van Superman die Snyder met Man of Steeltoonde, heeft de film tot nu toch een slordige 630 miljoen dollar opgebracht. Henry Cavill zal wederom de rol van Superman spelen, maar wie de cape van Batman gaat dragen, is nog niet bekend. Christian Bale, die Batman in de trilogie van Christopher Nolan speelde, zal het niet zijn.
Het verhaal wordt gepend door Snyder en David S. Goyer, die ook het script voor Man of Steel pende en die van de Batman-films. Het zal dus wel weer een duistere bedoening worden, want de superheldenfilms van Snyder zijn Serieus met de grote S van Superman.
Al vermoed ik dat de Batman in de film een andere is dan die we in de trilogie zagen. Diens verhaal is toch ook een beetje uitgespeeld lijkt me. Het is echter te hopen dat ze niet de hele origin story van Bruce Wayne nog eens uit de doeken doen. Een korte flashback lijkt me genoeg: iedereen weet wie Batman is en waarom hij doet wat hij doet. De grote vraag is natuurlijk: wie wordt de grote schurk in de film? Ik vermoed dat Lex Luthor een belangrijke rol gaat spelen, en misschien een bad guy uit Batmans stal.
In 2015 moet de film uitkomen. Ook doet het gerucht de ronde dat films aankomen over The Flash (2016) en over The Justice League (2017) maar dat gerucht is nog niet officieel bevestigd.
Eerder is er al een poging gewaagd om een Superman versus Batman-film te maken. Wolfgang Peterson zou deze regisseren, maar die film kwam nooit van de grond. Toen kwam Warner met het wat lauw ontvangen Superman Returns (2006) van Bryan Singer.
Voor de liefhebber: in 2009 sleutelde een fan al een trailer in elkaar voor een mogelijke Suup versus Bats film.
Dit stripverhaal uit 1982 heb ik deze week herlezen omdat acteur Hugh Jackman, die de Canadese rouwdouwer wederom gestalte geeft in The Wolverine, zegt dat de nieuwe film erdoor geïnspireerd is. Nu valt dat voor deze strippurist wat tegen: afgezien van wat personages en de beginscènes komen beide verhalen weinig overeen. Dat neemt niet weg dat deze Wolverine-film stukken beter is dan zijn voorganger. Regisseur James Mangold en Jackman exploreren Wolverines sterfelijkheid in deze film en hoewel het allemaal niet heel diep gaat, leveren ze een genietbare actiefilm af. Let vooral op het spectaculaire gevecht tussen Wolverine en een professionele moordenaar op een supersonische sneltrein.
In The Wolverine reist onze held naar het Japan, waar hij sinds WO II niet meer is geweest, om afscheid te nemen van een stervende vriend. Deze biedt Wolverine de kans om zijn onsterfelijkheid vaarwel te zeggen. Als de kleindochter van zijn vriend wordt ontvoerd, moet Logan het opnemen tegen een enorme groep tegenstanders en worden zijn talenten en (on)sterfelijkheid zwaar op de proef gesteld. En dat laatste geldt helaas ook een beetje voor de goedgelovigheid van de kijker zodra Viper in beeld komt. Dit aantrekkelijke slangemens mag dan graag ongemotiveerd van strakke outfit veranderen en een zeer giftige, euh, dodelijke uitstraling hebben als mutantenkracht, een beetje achtergrond had ik wenselijk gevonden en had waarschijnijk een interessanter personage van haar gemaakt. Nu blijft ze vooral een stukje zeer gevaarlijke art-direction.
Maar nu nog even over die strip en de wijsheden van Logan. Het verhaal van Claremont en Miller was een eerste serieuze exploratie naar het karakter van Wolverine en een studie naar zijn zoektocht een balans te vinden tussen het beest in hem en zijn menselijkheid. In het verhaal neemt hij het op tegen Lord Shingen, de vader van zijn geliefde Mariko. Als Shingen om een ereschuld in te lossen Mariko heeft uitgehuwelijkt aan een misogyne klootzak, reist Wolverine af naar Japan om verhaal te halen. Hij wordt voor de ogen van zijn geliefde in een duel met Shingen, die behoorlijk vals speelt, vernedert en neergezet als beest. Pas later beseft Wolverine dat Shingen ernaast zat en in het eindgevecht bewijst hij natuurlijk zijn menselijkheid.
Millers visualisatie van het script is heel sterk. Hoewel gemaakt in de vroege dagen van Millers carrière, een paar jaar voor The Dark Knight Returns en nog veel eerder dan zijn grafisch overdonderende Sin City-reeks, toont de stripmaker een bijzonder goed gevoel voor storytelling. Iets wat deze twee pagina’s van het eindgevecht tussen Shingen en Logan mooi demonstreert:
Het is jammer dat het duel in de film tussen deze twee een stuk minder imponeert. Maar goed, Shingens personage in de film is sowieso van veel minder belang en minder bedreigend dan in de strip. Dat neemt allemaal niet weg dat ik dit soloavontuur van Wolverine een stuk beter vond dan het vorige. Er valt genoeg te genieten voor de echte Wolverine-fans. En voor wie die Viper-vraag toch dwars blijft zitten is er altijd nog de Marvel Wiki.
The Wolverine draait vanaf 25 juli in de Nederlandse bios.
Enkele Marvel Comics uit de jaren tachtig hebben geen illustratie maar een foto op de cover staan. Deze van Amazing Spider-Man #262 (maart 1985) is voor zover ik weet de enige fotocover van deze 700-nummers tellende reeks.
Op de foto zien we acteur/stuntman Scott Leva die poseert als Peter Parker die betrapt wordt door een fotograaf als hij zich aan het omkleden is.
Leva trad in die tijd op als Spider-Man voor fotoshoots en openbare gelegenheden als stripbeurzen. Hij was ook een tijdje in de running om Peter Parker te spelen in een heuse Spider-Man-film die geproduceerd zou worden door Canon film. Er werden wat testfoto’s van Leva als Peter Parker gemaakt die zo grappig zijn dat ik ze je niet wil onthouden. Maar de film is er nooit gekomen. Een weinigzeggende teaser is er nog van op YouTube te zien. (Meer over dit project kun je hier lezen.)
De coverfoto is genomen door Eliot Brown, maar het idee kwam editor-in-chief Jim Shooter. Bob Layton, die de strip schreef en tekende, zegt hierover:
‘As far as the photo cover goes, I have to credit Jim Shooter for the original idea. Photo covers were a pet project for him and he approached Eliot and me about doing one for my fill-in project. By the way, I actually penciled a version of it, just in case the photo cover was a bust. Check out that unused art for the cover for #262 on the right.’
In een Flits! ben je het haasje
In het verhaal Trade Secret in ASM #262 is Peter Parker op het vliegveld om foto’s te nemen van President Reagan voor the Daily Bugle. Louche fotograaf D.J. Jones heeft dezelfde opdracht. Dat hij niet zuiver op de graad is blijkt al in de introductiescène: Jones loopt per ongeluk tegen een vrouw op en terwijl hij heel behulpzaam de spullen die uit haar tas zijn gevallen opraapt, steekt hij haar portemonnee in zijn eigen zak. Als hij een bagage opslagkamer binnenloopt om het geld op te bergen ziet hij tot zijn verbazing Spider-Man half omgekleed staan. Parker is al een paar dagen op de been en heeft daarom zijn tintelende instinkt niet opgemerkt die hem waarschuwde voor deze ongenodigde gast. Instinctief schiet Jones een foto en vlucht weg.
Hij weet te ontsnappen door een bagagekarretje richting een bus vol passagiers te laten rijden. Spider-Man kan de botsing voorkomen, maar ondertussen is de fotograaf al uit beeld.
De foto’s van Spider-Mans ware gezicht kunnen het Peter Parker erg moeilijk maken. Wat als Jones die foto verkoopt aan de krant? Er is vast iemand die Peter Parker zal herkennen. Zijn Tante May zou het niet overleven dat haar neefje die nare crimineel Spider-Man is.
Jones probeert zijn foto’s te verkopen aan de onderwereld en kondigt in een bar aan dat hij Spider-Mans ware identiteit kent en deze informatie voor één miljoen dollar graag deelt. De aanwezige criminelen geloven hem niet en gooien hem op straat. Daarna wordt hij door hen naar zijn huis gevolgd waar ze hem dreigen te vermoorden als hij de informatie niet aan ze geeft. Onze vriend Peter Parker heeft inmiddels achterhaald wie zijn foto heeft genomen en arriveert op dat moment net bij de woning van Jones.
Het is dus aan Spider-Man om Jones’ vege lijf te redden. Terwijl Parker met de onderwereldfiguren vecht, roept hij dat hij hierna wraak zal nemen op Jones om hem te straffen voor zijn nieuwsgierigheid.
Jones denkt dat Spidey hem gaat vermoorden en overhandigt hem uiteindelijk de negatieven. Parkers geheim is weer veilig, want de kans dat Jones hem ooit nog tegenkomt in een stad waarin meer dan acht miljoen mensen wonen is immers zeer gering.
Trade Secret van Bob Layton (die in de jaren tachtig veel Iron Man-strips maakte) is een aardig tussendoortje met een interessant uitgangspunt. Het is de fotocover die deze comic extra bijzonder maakt.
Spidey-kostuum
Ik kan me het moment dat ik de comic in de schappen van stripwinkel het Gele Teken vond nog goed herinneren. Ik was een jaar of elf en kocht zo nu en dan tweedehands Juniorpress comics die toen ruim voorradig waren. Een echte verzamelaar was ik nog niet: ik kocht een strip als die me interessant leek, ik was niet bezig de hele Spider-Man-serie compleet te krijgen. Daar begon ik later mee. Deze cover trok in het bijzonder mijn aandacht omdat ik graag een eigen Spider-Man-pak wilde hebben voor carnaval en hierop goed te zien was hoe die eruit moest komen te zien.
Maar nog even terugblikkend op de foto van Amazing Spider-Man #262. Leva’s gezicht heeft wel iets weg van Peter Parker, maar of hij ook daadwerkelijk een goede vertolker zou zijn geweest van de sympathieke superheld valt nog te bezien. Aangezien het nog jaren zou duren voordat er een Spider-Manf-film zou komen en Toby Maguire daarin de hoofdrol vertolkte, zullen we nooit weten of Leva het ware gezicht van Peter Parker zou zijn geweest.
Waar staat die ‘S’ voor?, wil journalist Lois Lane weten als ze tegenover Superman zit in een verhoorkamertje van het leger. ‘Het is geen ‘S’ op mijn wereld is dit het symbool voor hoop,’ antwoordt Kal-El, bij de buren in Kansas beter bekend als Clark Kent, de naam die zijn aardse ouders voor hem verzonnen toen ze hem als baby vonden in de raket waarmee hij ter aarde kwam. Maar die ‘S’ staat natuurlijk niet voor hoop, in de wereld van regisseur Zack Snyder (Watchmen, 300) staat ie voor ‘Serious’, want Man of Steel is een zeer serieuze interpretatie van Supermans origin story.
Er zit welgeteld één grap in de film, tenzij je het grappig vindt dat Perry White, hoofdredacteur van de krant the Daily Planet, door de zwarte acteur Laurence Fishburne wordt gespeeld.
Eerlijk gezegd was ik een beetje huiverig om Man of Steel te gaan kijken, want die origin story van Superman die kennen we nu wel. Moeten daar weer doorheen? Gelukkig maakt Snyder een paar interessante keuzes. Hij begint met een lange proloog op de planeet Krypton waar Jor-El (een met dikke frons op zijn gezicht spelende Russel Crowe) de raad van Krypton probeert te overtuigen dat de planeet op ontploffen staat. Generaal Zod (Michael Shannon) probeert een coup te plegen om de planeet te redden, maar wordt daarvoor afgestraft en naar de phantom zone gestuurd. Als de planeet ontploft, en de kleine Kal-El naar aarde reist, zijn Zod en zijn handlangers de laatste overlevenden van Krypton.
Machtsorgasmen
Als 33 jaar later Zod onze aarde bereikt op zoek naar Kal-El, moet Clark voor het eerst optreden als Superman. De vraag is dan: kiest hij voor de mensen op de aarde die hem wantrouwen of kiest hij ervoor zich aan te sluiten bij Zod, zijn planeetgenoten. Als blijkt dat Zod vooral genocide van de aarde voor ogen heeft, lijkt de keuze die Superman maakt voor de hand liggend. Maar het verhaal is ietwat genuanceerder dan dat: de mensen op Krypton werden niet op natuurlijke wijze geboren maar in broedkamers gekweekt met een voorgeprogrammeerde taak. Zod voert uiteindelijk alleen zijn programma uit, wat hem in deze versie eerder een slachtoffer van genetische manipulatie maakt en genuanceerder dan de eendimensionale versie uit Superman II waarin Terence Stamp toch vooral machtsorgasmen nastreeft door mensen voor hem te laten knielen.
Hetzelfde, maar dan anders
Snyder kiest ervoor om veel van Clarks verleden in korte flashbacks en niet-chronologisch te vertellen. Da’s goed, want dat oproeien van de superjongen werd al heel mooi verteld in de film van Richard Donner uit 1978. En op televisie deden ze er in Smallville geloof ik tien jaar over om Suup überhaupt te laten vliegen. Gaap. In Man of Steel toont Snyder een intrigerend tafereel op de basisschool. Terwijl Clark in de klas zit worden opeens zijn krachten geactiveerd: plotseling kijkt hij met zijn röntgenblik naar zijn klasgenootjes en ziet allemaal bewegende skeletten. Vol angst rent hij de klas uit om zich in een kast op de gang te verstoppen. Clarks moeder weet hem te bedaren en leert hem te focussen zodat hij geen slachtoffer is van zijn bijzondere gave maar ze in kan zetten wanneer hij wil. Het zijn trouwens de scènes tussen Clark en zijn moeder die de film van een enige emotie voorzien, dankzij subtiel acteerwerk van Diane Lane. Voor de rest is Man of Steel toch vooral van plastic, al doet Henry Cavill het als Suup niet slecht en stijgt hij meters uit boven de vertolkingen van Dean Cain (Lois & Clark) en de Kenpop die ook wel Tom Welling genoemd wordt (Smallville).
Ook een aardige toevoeging aan het verhaal van Kent is dat hij jarenlang over de aarde zwerft omdat hij niet weet wat hij met zijn krachten aan moet. Vader Kent (Kevin Costner) heeft hem er altijd opgewezen dat hij in de kleine gemeenschap die Smallville is de aandacht niet naar zich toe moet trekken. Maar Clark is een goede jongen en laat in zijn omzwervingen een spoor van heldendaden na.
Een spoor dat Lois Lane (Amy Adams) volgt en naar Clark leidt. Een van de dingen die me altijd dwars heeft gezeten aan het verhaal van Superman is zijn bril en het feit dat Lois Lane, wat toch zo’n beetje de slimste journaliste van het westelijk halfrond hoort te zijn, nooit door de bril van Kent heen kijkt en ziet dat hij en Suup dezelfde persoon zijn. Daar heeft Snyder dus ook een oplossing gevonden. Of Snyder, het verhaal komt uit de koker van David S. Goyer en Christopher Nolan, wat verklaart waarom Superman de grimmige Batman-benadering heeft gekregen die Nolans films ook hebben. Why so serious? Ik vermoed dat het de enige kant is die men bij DC nog denkt op te kunnen wat hun helden betreft. Maar Man of Steel laat vooral vraagtekens zetten bij een te serieuze benadering van Superman. Die past toch beter bij Bruce Wayne’s uit de hand gelopen jeugdtrauma. Het verhaal van Superman heeft humor nodig om hem geloofwaardig een vliegende start te geven.
Maar The Dark Knight is Man of Steel zeker niet. Ook bereikt deze film niet het hoge niveau van superheldenfilms als Spider-Man 2, X-Men 2 en The Avengers. Daarvoor mist Man of Steel humor en draaft Snyder te veel door als het om de gevechtsscènes gaat. (Als Zod en Suup dwars door het zoveelste gebouw vliegen en het pand tegen de vlakte gaat, weten we het wel een keertje.) Ook zullen die hard-fans moeite hebben met hoe Superman uiteindelijk Zod uitschakelt, want dat is niet zoals we onze favoriete padvinder van Krypton kennen uit de strips. Los van dit moment betwijfel of ik over een paar maanden nog iets van Man of Steel kan herinneren. De vrolijke dagen van Christopher Reeve zijn ver achter ons, laat ik het zo zeggen. Dit is Superman in het post 9-11 tijdperk en dat zullen we weten ook.
O nee, 3D!
In tegenstelling tot Star Trek Into Darkness heb ik me dit keer niet gestoord aan het feit dat de film 3D is, al voegt deze techniek wederom niets toe aan de filmbeleving. Nou goed, er is één scène waarin het 3D-effect nut lijkt te hebben, namelijk als Superman Zod achtervolgt door de lucht. In sommige scènes, bijvoorbeeld wanneer Clark en zijn moeder het graf van pa Kent bezoeken, leidt de 3D alleen maar af van de emotie. Er treedt in dit shot juist een sterk kijkdooseffect op: de acteurs lijken uitgeknipt te zijn van de achtergrond. En meteen ben je als kijker uit het verhaal gegooid.
Kortom: Man of Steel is het kijken waard en een aardige basis voor de franchise. Maar erg beklijven doet het allemaal niet. Als ik sterren of zoiets zo uitdelen, dan zeg ik max 3 van de 5 brokjes kryptonite als eindbeoordeling.
Storyboards genieten bij het grote publiek weinig bekendheid. Toch is deze kunstvorm in de schaduw een belangrijk onderdeel van het filmproces. Tekenaar Jim Cornish licht zijn vak toe.
‘Het mooie aan mijn werk is dat ik de hele dag mag tekenen. Neem mijn vader bijvoorbeeld, die werkte zonder plezier in een bandenfabriek, omdat het brood op de plank bracht. Ik krijg betaald om mijn hobby uit te voeren. Ik ga naar de studio, pak een potlood en ga aan de slag. Soms teken ik mijn ideeën of ideeën van anderen, maar ik ben aan het tekenen. Fantastisch!’ zegt Jim Cornish (1967), de storyboardtekenaar die op een goede dag dertig tot veertig platen tekent.
Erkenning
De Brit maakte voor de laatste vier delen van de Harry Potter-reeks duizenden tekeningen. Ook tekende hij storyboards voor onder meer de nieuwste Bond-film Skyfall, Event Horizon, Snow White and the Huntsman en Phantom of the Opera van Joel Schumacher. Toch zal zijn naam bij de gemiddelde filmliefhebber geen belletje doen rinkelen, want storyboarden is een onzichtbare kunst waar over het algemeen weinig waardering voor is. Op dvd’s en in making of-boeken treft men ze zelden aan, in tegenstelling tot de glossy ontwerpen en sfeertekeningen van het art department. ‘In het boek The Art of Harry Potter: From Page to Screen staan in totaal slechts drie storyboard-tekeningen in een boek van vierhonderd pagina’s!’ zegt Cornish, al beklaagt hij zich er verder niet over: ‘Vroeger vond ik het vervelend omdat ik erkenning wilde voor al het werk dat ik gedaan heb. Tegenwoordig vind ik het leven daar tekort voor en ga ik gewoon verder met een volgende klus. Bovendien zullen sommige mensen zeggen: “Hey, je hebt vijftien maanden betaald gekregen, is dat niet genoeg erkenning?” Eigenlijk is dat wel zo.’
Voldemort
Het storyboard is een belangrijk onderdeel van het filmproces. Meestal getekend met een snelle hand in zwart-wit potlood, zijn de plaatjes een visuele weergave van wat de regisseur voor ogen heeft. Het storyboard is er om praktische informatie te verstrekken aan de verschillende departementen. In één oogopslag ziet men welke shots er gedraaid zullen worden en of er special effects of praktische effecten aan te pas komen, of er stunts in de sequentie zitten en welke andere bijzonderheden er nog uitgedokterd moeten worden. ‘Het gaat er niet om dat de personages goed op de acteurs lijken, zolang ze maar herkenbaar zijn. De crewleden zijn meer geïnteresseerd in wat Voldemort doet dan of hij de laatste mode draagt of dat zijn make-up correct getekend is,’ grapt Cornish.
Vaak wordt niet de hele film getekend; met scènes waarin acteurs tegen elkaar praten, bemoeit Cornish zich niet. ‘Neem ons gesprek bijvoorbeeld, dat is niet meer dan twee mannen die in een ruimte aan een tafel zitten te praten. De regisseur zal dat op zijn eigen manier gaan draaien. Pas wanneer er een T-Rex door het raam komt kijken, word ik ingeschakeld.’
Geen haastklus
Ondanks de hoge tijdsdruk waaronder hij werkt, zijn de tekeningen van Cornish opvallend gedetailleerd. ‘Sommige mensen vinden ze zelfs te gedetailleerd en tot op zekere hoogte hebben ze gelijk. Die details kosten tijd en ik ben niet de snelste tekenaar, maar juist aan de detaillering herkent men mijn handschrift. Het zou niet slim zijn om de reputatie die ik in de laatste 20 jaar heb opgebouwd teniet te doen door anders te gaan tekenen.’
Ondanks zijn ervaring blijft Cornish bescheiden: ‘Tekenen is een van de weinige dingen die ik relatief goed kan, al blijf ik wat onzeker over mijn tekeningen. Ik heb nooit het gevoel dat ze zo goed zijn als dat ze zouden moeten zijn. Ik wil ook het idee hebben dat er altijd ruimte voor verbetering is, dat ik mezelf blijf ontwikkelen. Zodra dat niet meer het geval is, dan val ik waarschijnlijk dood neer of stop ik er gewoon mee.’
Batman
Ik spreek Cornish eind april, na zijn publieke interview op het Imagine filmfestival. Omdat dit jaar het thema superhelden centraal staat, draagt de tekenaar een Batman T-shirt. Maar Cornish heeft ook een persoonlijke band met deze stripheld: met plezier denkt hij terug aan zijn tijd bij Batman Begins en The Dark Knight van Christopher Nolan. ‘Het is altijd goed voor je cv om aan zo’n grote film mee te werken, maar daarnaast is Batman tekenen verschrikkelijk fijn: we hebben het immers over een bijna psychotische man die in lycra gekleed misdadigers in elkaar timmert. Vooral de Batmobile, de Tumbler, vond ik fantastisch om te tekenen. Door zijn typische vorm lijkt hij niet eens op een auto, hij kan op en neer springen en rijdt door alles heen, dus kon ik veel actie tekenen.’
Daarbij bood Batman Begins Cornish de kans om samen te werken met zijn held en collega storyboardtekenaar Martin Asbury, met wie hij inmiddels goed bevriend is. ‘Martin heeft aan veel James Bond-films gewerkt en van hem heb ik kleine trucjes geleerd, bijvoorbeeld door de Tumbler zo te tekenen dat het lijkt alsof hij door de snelheid loskomt van de grond. Simpele trucjes eigenlijk, zoals snelheidslijntjes en zo, maar je moet er maar opkomen.’
Strips ontbraken volledig in mijn opvoeding. Dat spijt me, want door striplezen was ik waarschijnlijk een betere tekenaar geworden.
Stripmaker
Naast de twee Batmans tekende Cornish de storyboards voor X-Men: First Class. Toch kiest hij niet bewust stripverfilmingen uit, maar werkt Cornish aan het genre dat op dit moment populair is, wat nu sprookjesfilms zijn. ‘Storyboards worden over het algemeen meer voor de fantastische film gebruikt. Overigens vind ik het heerlijk om aan sciencefiction- en fantasyfilms te werken, want daarvoor moet je meer ontwerpen. Bij films die zich in het heden afspelen, is het vooral een kwestie van gevonden voorwerpen en bestaande locaties tekenen. Kijk, uiteindelijk gaat het erom iets te creëren dat de moeite waard is. Daarom is het leuk om een aandeel te hebben in hoe de Batmans, Bond-films en de Potters gaan worden, hoe klein dat aandeel ook mag zijn.’
Er is een opvallende gelijkenis tussen strips en storyboards, je zou storyboards als een stripversie van de te maken film kunnen zien. Toch is de tekenaar geen stripliefhebber: ‘Dat is waarschijnlijk vloeken in de kerk, maar strips ontbraken volledig in mijn opvoeding. Dat spijt me, want door striplezen was ik waarschijnlijk een betere tekenaar geworden. Natuurlijk zijn er veel overeenkomsten tussen wat ik doe en wat een stripmaker doet. We vertellen allebei op een visuele manier een verhaal. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat zoveel stripmakers storyboardtekenaar geworden zijn.’
Opmerkelijk genoeg begeeft Cornish zich voorzichtig op het pad van de stripmaker. Samen met een vriend ontwikkelt hij een Angelsaksisch verhaal dat zich 6-700 jaar na Christus afspeelt en onderzoekt waar mythes vandaan komen. ‘Er was toen een strijd gaande tussen verschillende culturen, zoals het heidendom en christendom. Daarover bestaan allerlei vragen: waar komt bijvoorbeeld het iconografische beeld van het zwaard in de steen vandaan? Het lijkt me interessant om rond die kwesties een verhaal te weven.’
Dit artikel is gepubliceerd in VPRO Gids #28 (2012)
Regisseur Marc Webb biedt een frisse kijk op de mythe van Spider-Man, maar dit avontuur steekt niet overal even perfect in elkaar.
Als je dan toch na vijf jaar al een filmreeks gaat rebooten en je ook weer de oorsprong van Spider-Man uit de doeken doet, moet je het radicaal anders aanpakken dan je voorganger. Niemand zit immers te wachten op een herhalingsoefening. Die boodschap moet regisseur Marc Webb in zijn achterhoofd hebben gehouden toen hij aan The Amazing Spider-Man begon. Zijn Spider-Man is duisterder dan die van Sam Raimi: geen sprookjesachtige shots van New York tijdens magic hour, nee, nachtscènes waarin het Webhoofd letterlijk in de schijnwerpers van de politie staat die jacht op hem maakt. Het is allemaal wat ruiger: Peter Parker wordt op het schoolplein hard in elkaar geschopt door Flash Thompson, de politie weet het Webhoofd met scherp te raken en behalve oom Ben valt er nog een ander dodelijk slachtoffer in de privé-sfeer.
Webb houdt een aardige balans tussen de emoties, actie en humor, waardoor de film ondanks de zware emotionele lading, niet te veel de emo kant op gaat.
In The Amazing Spider-Man treffen we een nerdy en geniale Peter Parker aan die in het laboratorium net zo op zijn plek is als op een skateboard. Hij is het buitenbeentje van de school, het favoriete slachtoffer van pestkop Flash Thompson. Maar zijn leven is niet volledig kommer en kwel: hij krijgt een relatie met de beeldschone klasgenoot Gwen Stacy die niet voor hem onderdoet qua intelligentie.
Jaren geleden is Peter bij zijn oom Ben en tante May gaan wonen. Zijn ouders waren hun leven niet meer zeker door het geheime project waar ze aan werkten. Wanneer Peter een mysterieuze koffer ontdekt die van zijn vader was, gaat hij op zoek naar de reden van de verdwijning van zijn ouders. Zo maakt hij kennis met Dr. Curt Conners, de voormalige partner van zijn vader die hun werk bij Oscorp heeft voortgezet. Daar wordt Peter ook gebeten door een bijzondere spin waardoor hij spinnenkrachten verwerft. Wanneer Conners door een van zijn experimenten verandert in een levensgrote hagedis, is het aan Peter Parker om hem tegen te houden.
Meer Ultimate dan Amazing
Meer zal ik niet van de plot verklappen, maar favoriete personages als J. Jonah Jameson, Mary Jane Watson of Harry Osborn, die allen prominent aanwezig waren in de trilogie van Raimi, ontbreken. Webb tapt uit een ander vaatje. Op de titelrol staat dan wel dat de film gebaseerd is op de Marvel comic Amazing Spider-Man door Stan Lee en Steve Ditko, Webb haalde de meeste mosterd uit de serie Ultimate Spider-Man van Brian Michael Bendis, die in 2000 moderne verhalen rondom de muurkruiper begon te vertellen. Sommige scènes zijn duidelijk geïnspireerd door die Ultimate-verhalen, ook wat betreft de sfeer van de film en het uiterlijk van Peter Parker moet ik bij The Amazing Spider-Man meer denken aan het schrijfwerk van Bendis dan dat van Lee. Niet zo gek ook, want zoals gezegd moesten ze het wel anders aanpakken om de reboot bestaansrecht te geven en waarom dan niet gebruik maken van de geüpdate versie van 12 jaar geleden? Maar los van het bronmateriaal hebben Marc Webb en de scenaristen hun eigen draai aan de wereld van Peter Parker gegeven en flink lopen sleutelen aan zijn oorsprong om er een goedlopend filmverhaal van te maken.
Verbetering
Het grote probleem van het oorspronkelijke Spider-Man-verhaal in Amazing Fantasy #15 (1962) is altijd de dood van oom Ben geweest. Doordat Peter een overvaller laat gaan omdat hij vindt dat dit niet zijn werk is, en die schurk later zijn geliefde oom vermoordt, leert hij dat het hebben van grote krachten gepaard gaat met een grote verantwoordelijkheid. Ik heb het echter altijd erg toevallig gevonden dat een schurk die eerst een televisiestudio overvalt een paar weken later inbreekt in het huis van de Parkers en daar Ben vermoordt. De scenaristen van de film hebben de dood van Ben en de overval op een meer logische wijze samengebracht.
The right men for the job De casting van Andrew Garfield is voortreffelijk: hij zet een ontwapenende, eigentijdse Peter Parker neer. In tegenstelling tot Tobey Maguire weet hij overtuigend te huilen en aangezien het emogehalte van deze film behoorlijk hoog is, komt dat goed uit. Webb besteedt namelijk veel tijd aan de relatie tussen Peter en Gwen en de persoonlijke perikelen in het leven van Peter Parker. Niet onterecht natuurlijk, want daar draaien de Spider-Man verhalen doorgaans om.
Ook de casting van Martin Sheen als oom Ben is een schot in de roos. Juist omdat Ben relatief weinig screentijd heeft, is het fijn dat acteerveteraan Sheen met weinig een boeiend en warmhartig personage kan neerzetten. Ook over Emma Stone als beeldschone en slimme Gwen Stacy zal je mij niet horen klagen. En ook Dennis Leary is als inspecteur Stacy goed gecast en maakt indruk, al had ik graag wat meer van hem gezien.
Monsterlijk
De film gaat mank bij de schurk in het verhaal: Rhys Ifans zet een zeer menselijke Curt Conners neer. Ooit verloor hij deze wetenwschapper zijn rechter arm en hij hoopt deze terug te laten groeien door zijn genetische structuur met die van een hagedis te mengen waardoor hij in The Lizard veranderd. Deze monsterlijke verschijning weet niet te overtuigen en slaat een modder figuur. Daarbij ziet zijn kop, een vreemde mengeling van een hagedis en een menselijk gezicht, er niet uit. The Lizard kan niet tippen aan vorige schurken als Doctor Octopus, prachtig gestalte gegeven door Alfred Molina, noch aan Willem Dafoe die overtuigend de gespleten persoonlijkheid van Norman Osborn wist uit te drukken.
Slecht ontwerp Webb heeft op sommige momenten in de film te veel haast: Peter steelt zijn web simpelweg van Oscorp, al ontwerpt hij de schieters wel zelf. Op een slapstickscène in de badkamer na, waarin Peter uit onwennigheid te veel kracht gebruikt en de kraan kapot trekt en de deurkruk al snel van de deur haalt, heeft Spidey wonderbaarlijk weinig moeite om een geoliede vechtmachine te worden. Iets meer oefening had de overgang van doorsnee nerd naar superheld geloofwaardiger gemaakt. Ook het Spider-Man-pak ziet er uit alsof men een ondoordachte, vlugge schets van de ontwerper heeft gebruikt. Waarom gaan rommelen aan een ontwerp dat al vijftig jaar prima dienst doet in de strips?
Aangezien het verhaal dat gesponnen is in deze film nogal wat losse eindjes bevat – de geschiedenis van Peters ouders is niet volledig uit de doeken gedaan, ook de moordenaar van oom Ben loopt nog vrij rond – mag een vervolg niet uitblijven.
Eindoordeel: The Amazing Spider-Man is een onderhoudende film die op de emotionele momenten meeslepend is, bevolkt wordt door een goede cast en strakke actiesequenties bevat. Helaas is de schurk minder boeiend en is het scenario op sommige punten wat slordig.
Te zien vanaf 28 juni in 3D en Imax 3D.
Voor de liefhebber: hier alvast een scène uit de film, waarin Spidey’s bijdehante humor goed naar voren komt:
Vandaag was ik bij de vroege persvoorstelling van The Amazing Spider-Man, maar ik mag er tot de week van release niets over publiceren: om de film te kunnen zien heb ik een embargoformulier moeten tekenen. Zwijgplicht dus.
Nu ben ik gewend dat je bij grote publieksfilms je mobieltje moet inleveren voordat je de zaal in gaat, wat ook dit keer het geval was, maar het moeten ondertekenen van zo’n embargoformulier was nieuw voor me. Het is ook een beetje gek dat men niet wil dat je te vroeg over de film publiceert als je bedenkt dat Sony al maanden trailers dumpt op het web. Getuigt deze houding van weinig vertrouwen in het product? Zijn ze bang voor te negatieve reacties voordat de film uitkomt?
Kennelijk hebben ze qua publiciteit een voorkeur voor de speculatie buzz die al die trailers hebben veroorzaakt en liever geen evenwichtige visies op de film.
The Amazing Spider-Man is vanaf 28 juni in de bioscoop te zien. Een paar dagen eerder zal ik mijn recensie plaatsen. Voor mij is het geen probleem om er even mee te wachten.
Hoe anders was dat tien jaar geleden toen de eerste Spider-Man-film van Sam Raimi uitkwam. Ik had toen nog geen blog, maar wilde de film behandelen in mijn scriptie over superheldestripverfilmingen. Ik kon niet wachten tot ik het eerste filmavontuur van Spider-Man kon gaan zien. De verwachtingen waren hooggespannen en werden gelukkig waargemaakt. Ik schrijf gelukkig, want als fan van de stripheld wil je toch dat men een goede vertaling van het Webhoofd maakt. Vandaag voelde ik die spanning een stuk minder: het is immers alweer de vierde film over Spider-Man en daarbij begint regisseur Marc Webb weer bij het begin: de oorsprong van Spider-Man wordt namelijk behandeld. Maar dan wel heel anders, namelijk…. Oeps, daar ga ik al bijna. Snel deze blogpost publiceren en mijn computer afsluiten…
Wat een feest was de 28ste editie van het Imagine filmfestival. Een berg leuke films gezien, gepraat met gelijkgestemden en interessante lezingen bijgewoond. En wat is er dan leuker dan na te genieten door even terug te blikken op het hoofdthema van deze editie: de immer inspirerende superhelden!
Superhelden stonden centraal dit jaar. Je weet wel, die vrolijke snuiters in kleurrijke outfits met superkrachten die het onrecht bestrijden. Hoewel, in de documentaire Superheroes van Michael Barnett zijn het vooral brave burgers die de straat op gaan in zelfgemaakte pakjes en dito identiteiten. Ze noemen zich Master Legend, Mr Extreme of Zimmer en ze beschikken weliswaar niet over superkrachten maar wel over een flinke dosis zelfoverschatting.
Tijd voor een biertje Goed, sommigen van hen zijn kundig in een vechtsport, maar die vormen eerder de uitzondering op de regel. En dan is het nog steeds lastig kogels ontwijken, vooral als je Master Legend heet en je je energie haalt uit het consumeren van grote hoeveelheden bier. Het moment dat de oude man in vol ornaat op een barkruk plaatsneemt, een biertje achterover slaat en vervolgens probeert indruk te maken op een veel jonger meisje staat me nog helder voor de geest.
Ik vond het een aandoenlijke documentaire: hoewel de real-life superheroes handelen met goede bedoelingen, krijg je natuurlijk al snel kick-ass situaties waarin de ‘held’ door dealers en autodieven in elkaar wordt getimmerd. Dergelijke taferelen zien overigens niet in Barretts film, wel superhelden die overlevingspakketjes uitdelen aan zwervers in San Diego en een groep vigilantes die een potenrammer in de val willen lokken. Op YouTube zijn wat dat betreft schokkender beelden te zien van de lotgevallen van deze beunhaashelden.
In de keuken van Stan In Superheroes wordt striplegende Stan Lee ook gevraagd naar zijn visie over de ‘echte helden.’ Lee kwam tijdens deze editie van Imagine wel vaker in beeld. Hij kreeg de Career Achievement Award en er draaide een boeiende documentaire over de man en zijn leven. Aangezien Lee een van mijn helden is, wilde ik With great power: The Stan Lee Story bijzonder graag zien. Lee’s carrière wordt behandeld, maar ook zien we beelden uit zijn privéleven. Stan is al zestig jaar met Joan getrouwd, en de een-tweetjes tussen hen zijn vermakelijk om te zien. Ze plagen elkaar met veel affectie, en die Joan is net als echtgenoot Stan niet op haar mondje gevallen.
Bijzonder is de scène in de keuken waarin de dood van een van hun kinderen ter sprake komt. De 89-jarige Lee wordt daar nog steeds zichtbaar emotioneel van. Het zijn dit soort kijkjes in Stans privéleven die de film een meerwaarde geven, want verstokte fans weten natuurlijk allang hoe en wanneer hij Spider-Man en de andere helden bedacht. With great power biedt de persoonlijke kant van de striplegende en dat vind ik bijzonder. Lee had overigens wel final cut: hij bepaalde uiteindelijk wat de filmmakers wel en niet mochten laten zien. Verwacht dus geen kritische noten.
Zelf kan ik geen genoeg krijgen van deze energieke, inspirerende opa van de Amerikaanse strip, die nog dagelijks aan het werk is om nieuwe personages te bedenken, media-projecten uit te stippelen of boekjes te signeren op een stripbeurs. Hij vindt het allemaal nog veel te leuk om te stoppen en kan zeer aanstekelijk vertellen over zijn werk. Daarmee onthult Lee waarschijnlijk zijn grootste geheim: wie positief in het leven staat, leeft nog lang en gelukkig.
Persoonlijk ben ik hem en zijn partners zeer dankbaar dat deze documentaire is gemaakt. Het werd verdomme een keer tijd dat de man die in de jaren zestig de renaissance van het superheldengenre veroorzaakte een eigen film kreeg. Renaissance? Sterker nog: als Lee niet met zijn meer menselijke helden op de proppen was gekomen, was het superheldengenre allang uit saaiheid overleden. Zo, dat is er uit.
Lachen met en om superhelden
Behalve fictiefilms en documentaires had Imagine ook een paar speciale presentaties in petto. Cabaretier én stripliefhebber Thijs van Domburg is een van de leden van Comedy Train, met als thuisbasis het befaamde Amsterdamse theater Toomler. Als trouwe bezoeker van Imagine raakte Thijs zo geïnspireerd door het thema superhelden, dat hij speciaal voor het festival een voorstelling bedacht: Stand-up Superhero. In ruim een uur kwamen clips uit zo’n veertig superheldenfilms voorbij die door Thijs met veel humor werden gerecenseerd.
Zelf was ik vergeten dat de Captain America in de film uit 1990 een watje was, maar Van Domburg presenteerde een paar clips uit deze film waarin de roodblauwe soldaat van Marvel er flink van langst krijgt. Zijn grootste vaardigheid is de auto uitrennen en faken dat hij moet kotsen. Ook goed gevonden was de samenvatting van de film Wolverine. Wanneer Hugh Jackman het moeilijk krijgt, schieten de klauwen uit zijn handen, strekt hij zijn armen en brult hij heel hard in de camera. Dat doet hij iets van vijf keer, waarmee alle oppervlakkigheid van het scenario aan het licht is gebracht.
Ik vond Van Domburgs show een fijne en frisse manier om naar het genre te kijken. Ik hoop dat ze op Imagine vaker van dit soort dingen gaan presenteren. Aangezien de festivalleiding erg blij was met deze specials in het programma, voorspel ik dat we volgend jaar meer van dit soort dingen gaan zien.
Andere speciale voorstellingen tijdens het festival waren de lezing van Franca Jonquiere over geluid in de film, het interview met de animatieproducenten van Il Luster en natuurlijk mijn goedbezochte lezing over mijn favoriete Webhoofd. Dit soort extraatjes verbreden het aanbod van het filmfestival en bieden ook wat verdieping.
Overigens is Van Domburg een van de genomineerden voor de Comic House debuutprijs.Agentschap Comic House neemt het stokje over van de VPRO en sponsort vanaf dit jaar de Debuutprijs die wordt uitgereikt tijdens de Stripdagen Haarlem 2012. Van Domburg is genomineerd voor zijn strip 2017, getekend door Aimée de Jongh. Het is een prequel van zijn theatershow.
Het superheldenprogramma omvatte nog meer, maar helaas heb ik die films gemist tijdens het festival. Niet getreurd, het filmoverzicht staat gewoon nog online, dus er valt nog een hoop uit de virtuele videotheek op te halen.
Met nog anderhalve maand te gaan voordat The Amazing Spider-Man op het witte doek slingert, wordt de spanning extra opgevoerd door de filmmaatschappij: een clip van maar liefst vier minuten is op de Amerikaanse buis en op het interpret te zien.
Niet dat we heel veel nieuws zien: ze hebben vooral eerdere trailers door elkaar gehusseld. Goed, het fragment begint met een nieuwe sequentie op een brug waarin Spider-Man een kind uit een vallende auto redt. Daarna is het vooral een kwestie van déjà vu, vermengd met een paar spectaculaire webslinger shots.
Waar we vooral weinig van zien is The Lizard, de schurk uit de film. Logisch, want daar moeten we vooral nieuwsgierig naar blijven. Waar ik nu al te veel van heb gezien, is Peter Parker die zijn masker afdoet. Een van de makken van Ultimate Spider-Man, de reeks waar deze film op gebaseerd is, is dat schrijver Brian Michael Bendis Peter Parker om de haverklap laat ontmaskeren. Er is bijna niemand die niet weet dat Peter Parker en het webhoofd dezelfde persoon zijn. Iets wat ik altijd een zwaktebod heb gevonden. Het ziet ernaar uit dat de film van Marc Webb op dezelfde toer gaat.
Maar daarbij speelt voor mij nog iets: Ultimate Spider-Man is niet de ‘echte’ Spider-Man, maar een alternatieve versie van het webhoofd, dus laat deze verfilming me meer koud dan de serie van Sam Raimi waar tien jaar geleden (!) het eerste deel uitkwam en die gebaseerd was op de reeks Amazing Spider-Man. Raimi gebruikte de verhalen van Stan Lee en Steve Ditko als basis, Webb het alternatieve universum dat door Brian Bendis is geschapen. Bendis heeft een goede reputatie als het om strips schrijven gaat, maar liet met de verhaallijn over dood van Peter Parker toch behoorlijk wat steekjes vallen. Sommige van zijn beslissingen en aanpassingen op het Spidey-concept waren heel slim, met anderen was ik minder gelukkig als lezer.
Uiteindelijk maakt het niet uit: er bestaan nu eenmaal verschillende versies van het Spider-Man-verhaal en die kunnen heel goed naast elkaar bestaan. Jonge lezers zullen zich misschien beter kunnen vinden in de Peter Parker van Bendis, ik hecht meer waarde aan Peter die ik al sinds jaren ken. Mocht de film van Webb tegenvallen, dan duik ik weer gewoon met mijn hoofd in de strips en doe probeer ik The Amazing Spider-Man te vergeten.