Eric De Rop werkt al jaren voor Studio Vandersteen. In de periode dat Paul Geerts hoofdtekenaar van de reeks was, van 1972 tot en met 2002, inkt De Rop de tekeningen van Suske & Wiske al.
Maar ook daarvoor was hij al werkzaam aan strips die in de studio gemaakt werden, onder Vandersteen zelf. Na 250 albums gaat hij binnenkort met pensioen.
Het zal de liefhebber niet ontgaan zijn dat er nu van Jerom ook een spin-off serie is gelanceerd: J.Rom – Force of Gold. Het eerste album ‘Schaduw’ ligt nu in de winkels. Bruno de Roover schreef het scenario, Romano Molenaar illustreerde en Joël Séguin verzorgde de inkleuring.
Molenaar kreeg van Standaard Uitgeverij carte blanche wat de vormgeving van J.Rom betreft. ‘Dat maakt deze opdracht ook in artistiek opzicht geweldig. En daarbij: Jerommeke was vroeger echt mijn favoriet in de Suske en Wiske-albums. Als hij in een bepaald verhaal niet voorkwam, vond ik het al gauw saai. Dan zaten Suske en Wiske met een probleem in de maag en dacht ik alleen maar: als Jerom er nu was geweest, was het allang opgelost,’ vertelde de sympathieke stripmaker in een interview in het AD.
Journalist Wouter Adriaensenvroeg me van de week wat ik als comickenner van het eerste nummer van J.Rom vond en legde me per mail enkele vragen voor. Het resultaat is op het toffe stripblog Stripelmagazine te lezen. Ik vond het erg leuk om op zijn vragen te reageren. Dat leverde namelijk een andere tekst op dan wanneer ik de strip gerecenseerd zou hebben.
Het Belgisch Stripmuseum bestaat 25 jaar. Het succesvolle museum waakt over het striperfgoed van België, maar heeft hiervoor eigenlijk te weinig middelen.
‘Zoals Obelix in de ketel met toverdrank viel, ben ik als kind in de ketel van het stripverhaal gevallen. Zoals veel Belgen zat ik als kleuter al met mijn neus in de stripcollectie van mijn ouders, dat waren vooral albums van Suske & Wiske. Toen ik eindelijk had leren lezen waren zij erg opgelucht, want ik vroeg altijd wat er in de tekstballonnetjes stond,’ vertelt Willem De Graeve, codirecteur en hoofd communicatie van het Belgisch stripmuseum in de Brasserie van het instituut. Begin oktober zit hij er kwiek bij op de ochtend na de door internationale pers bezochte persconferentie en het grote feest van de 25ste verjaardag van het Stripmuseum.
Wie het art nouveau-gebouw binnenstapt, krijgt ook het gevoel in de ketel van het beeldverhaal te vallen. In de centrale hal begroeten beelden van Asterix, Robbedoes en andere stripfiguren de bezoekers. Naast de marmeren trap staat de bekende raket uit Kuifje en aan de andere kant een Deux Cheveaux met daarop de Marsupilami van Franquin op de motorkap getekend. Vanaf de eerste verdieping kan men uiteenlopende tentoonstellingen met originele pagina’s en tekeningen bekijken. Het museum gaat met zijn tijd mee, want sinds kort is het deels virtueel via Google Street View te bezichtigen.
Bij de oprichting in 1989 kreeg het museum een tweeledige taak: allereerst het promoten van het stripverhaal in de breedste zin des woords. Bij deze missie hoort ook het bewaren en conserveren van het striperfgoed. ‘We willen laten zien dat stripverhalen bij de cultuur horen en dat België daar een belangrijke rol in speelt. We hebben ons doel bereikt als een familie die weinig opheeft met de strip, na een bezoek naar buiten gaat met het idee dat het toch knap is wat er gemaakt wordt en besluit eens een album open te slaan.’ Ten tweede moet het gebouw, het enige overgebleven textielwarenhuis ontworpen door architect Victor Horta, in ere gehouden worden. De taken van het museum zijn hetzelfde gebleven, maar de stripwereld is in een kwart eeuw wel veranderd. Vroeger kwamen er 500 albums per jaar uit, nu 5000. De Graeve: ‘Toen waren de Franse strips vooral een voortzetting van wat er vroeger gebeurde, Nederlandstalige strips waren voornamelijk familiestrips. Tegenwoordig is de strip als film, alle genres en stijlen zijn vertegenwoordigd.’
Stripmuren
Met per jaar vier tijdelijke en vijf vaste tentoonstellingen, plus zeven exposities rondom een nieuw album, trok het museum in 2013 zo’n 200.000 bezoekers. Hiervan komt 80% uit het buitenland, uit Nederland komt slechts 3,8%. ‘Ik denk niet dat de Nederlanders gebrek aan stripliefde hebben, want Suske & Wiske zijn populairder in Nederland dan hier en jullie hebben grote stripauteurs. Veel Nederlanders denken bij Brussel aan het Europees parlement, dat het een saaie kantoorstad is waar alleen Frans wordt gesproken.’ In Brussel leefden en werkten de grote spelers van het Franco-Belgische beeldverhaal. De stad toont deze stripgeschiedenis met onder meer het Stripmuseum, het Marc Sleen Museum, vijftig stripmuren en beelden van personages in het straatbeeld.
Het museum probeert de twee typen bezoekers, toeristen en stripkenners, zo goed mogelijk te bedienen. De nieuwe permanente expositie De kunst van het stripverhaal geeft middels originele pagina’s, schetsen en fragmenten uit scenario’s een mooi overzicht van iedere fase van het maakproces. Dat verhaal zal voor de kenners geen nieuws zijn, maar die kunnen weer genieten van een originele tekening van Willy Vandersteen of van jong talent Kristof Spaey. Videobeelden van stripmakers aan het werk verlevendigen de expositie die een goed voorbeeld is van hoe je striperfgoed voor het publiek toegankelijk kunt maken.
Striperfgoed bedreigd
Waar in Turnhout het Vlaams documentatiecentrum van de strip fungeert als studiecentrum met een grote collectie secundaire literatuur, is in België het Stripmuseum de belangrijkste speler wat het bewaren en conserven van striperfgoed betreft. Het museum bewaart zo’n 8.000 platen en illustraties, scenario’s en verwante zaken. De conservatieruimtes worden op een constante temperatuur gehouden, zijn beveiligd en slechts voor enkelen toegankelijk. De meeste stukken zijn in bruikleen. ‘Voor ons is al het materiaal waardevol, maar we zijn genoodzaakt aan de auteurs of erfgenamen een selectie te vragen. De auteur laten we zelf kiezen want die kent zijn eigen werk het beste. Het voordeel van bruikleen is dat een auteur na vijf jaar een nieuwe reeks of striproman heeft, en het oudere werk voor nieuw materiaal kan ruilen. Zo hebben we altijd topstukken.’
Het museum wil van iedere grote auteur een representatieve selectie hebben zodat deze voor de volgende generaties bewaard blijft, maar het bewaren van het erfgoed wordt door verschillende factoren bemoeilijkt. Door gebrek aan financiële middelen zette de organisatie de werving van nieuwe stukken op een laag pitje. Jammer, want veel belangrijke stripauteurs zijn op dit moment oud of net overleden. Dus nu is het moment om te verzamelen. Het museum haalt zijn inkomsten vooral binnen via kaartverkoop en speciale evenementen. De overheid is goed voor slechts acht procent: ‘Bij ons in België is alles gesplitst in Vlaams en Franstalig. Als we ervoor zouden kiezen om alleen Vlaamse strips te tonen, dan zouden we van de Vlaamse regering veel geld kunnen krijgen. Maar omdat wij Franstalige, Vlaamse en buitenlandse strips willen tonen, is dat lastig, want nu zou de Franstalige regering kunnen zeggen: “Als we jullie geld geven, gaan jullie daar ook de Vlaamse strip mee promoten. Dat kan toch niet!”
Inmiddels is door alle tekeningen de klimaatkluis bijna vol. Ook moeten er nieuwe lokalen gehuurd worden om de groeiende stripcollectie en verwante boeken in op te slaan. Daarvoor ontbreekt ook het geld. Alle stukken die tijdelijk worden tentoongesteld, worden in gescand. Daar heeft het kleine team de handen al aan vol.
Belasting
Recent kreeg het museum het gehele oeuvre van strippionier George van Raemdonck (28 augustus 1888 – 28 januari 1966) in bruikleen van de nabestaanden. Van Raemdonck was de tekenaar van de klassieke en destijds populaire strip De wereldreis van Bulletje en Bonestaak. Met 8.000 stuks verdubbelt dit oeuvre de totale collectie van het museum, dat deze grote hoeveelheid nu eigenlijk niet aankan.
Daarnaast is de markt een bedreiging voor het striperfgoed: tegenwoordig kunnen originelen veel geld waard zijn. Stripmakers verkopen ze aan particuliere verzamelaars en galeries, vaak om dalende omzetcijfers te compenseren. Het werk raakt daardoor verspreid. Dit bemoeilijkt het maken van overzichtstentoonstellingen.
De belastingdienst is een andere potentiële bedreiging van het striperfgoed want die ziet in het waardevolle oeuvre van overleden stripmakers een mooie inkomstenbron middels erfrecht. Om te voorkomen dat zijn nabestaande een hoge belasting moeten betalen, besloot de bekende stripmaker François Schuiten er recent voor om zijn oeuvre te schenken aan onder andere de Koning Boudewijnstichting en de Bibliothèque Nationale de France. Hij passeerde het Stripmuseum. Een stap die De Graeve ook verbaast: ‘Dat was een vreemde beslissing, want de Koning Boudewijnstichting heeft geen kennis op het vlak van conservatie. Ik hoop dus voor Schuiten dat zijn originele platen niet ergens in een kartonnen doos staan opgeslagen.’ Aan het informatietijdschrift Stripgidsvertelde Schuiten dat het Stripmuseum niet de middelen heeft om haar ambities van een nationaal centrum waar te maken: ‘Je hoeft maar binnen te stappen om te weten wat ik bedoel: het gebouw is stilaan aan het afbrokkelen, de collectie wordt niet uitgebreid en is al die tijd hetzelfde gebleven, en dan spreek ik me nog niet uit over de kwaliteit van hetgeen je er ziet!’
De Greave beantwoordt deze kritiek: ‘Schuiten was erg betrokken bij de stichting van het Stripmuseum en zijn beeld ervan is gebaseerd op de beginjaren. Er waren veel minder bezoekers, financiële problemen en kennis van het conserveren ontbrak. We hebben geprobeerd hem de huidige situatie duidelijk te maken, maar hij bleef erbij dat hij geen vertrouwen in ons had.’
Enorm archief
Hec Leemans (1950), stripmaker van onder andere de reeks Bakelandt en FC de Kampioenen en aanwezig tijdens de persconferentie, maakt zich niet zo druk over erfrechten: ‘Wat is de waarde van een archief of van een originele pagina? Als je een keer een plaat verkoopt voor 5000 euro dan is dat prima, maar als de belastingdienst op basis daarvan de waarde van je archief gaat bepalen, klopt dat niet.’ Samen met zijn vrouw houdt hij zijn aanzienlijke archief bij. ‘Ik heb gelukkig een groot atelier, met grote kasten waar ik dat allemaal kwijt kan. Het is niet uitgesloten dat ik dat over een aantal jaar een deel van afsta aan het Stripmuseum.’
Zijn jongere collega Pieter de Poortere(1976) is naar eigen zeggen nogal slordig wat zijn originelen betreft: ‘Ik bewaar alles in grote dozen. Af en toe moet ik daar dan een tekening uit zien terug te vinden en dan gooi ik het materiaal eruit. Die tekeningen zijn dus opgerold of gekreukt. Overigens verkoop ik originele platen niet graag, want voor de volledigheid wil ik alles zelf houden.’ Die volledigheid wordt bedreigd door het feit dat De Poortere veel digitaal werkt. Die bestanden blijken vaak maar tijdelijk houdbaar.
Akkoord
Op de vraag of dat striperfgoed over honderd jaar nog bestaat is De Graeve licht positief gestemd. Het Stripmuseum is klaar om deze taak uit te voeren, mits er geld komt. ‘Dat kan de overheid zijn of een mecenas. De nieuwe Vlaamse minister van Cultuur bezocht ons recent en die viel bijna achterover van de beperkte middelen waarmee wij ons werk doen. Wij hopen op het cultureel akkoord tussen het Vlaamse en Franstalige gemeenschap. Er zijn immers dingen die Belgisch zijn en daarvoor moet er samengewerkt worden. Het Stripmuseum is daar eigenlijk de perfecte illustratie van, want wij tonen beide.’
www.stripmuseum.be
Zandstraat 20, Brussel
Alle dagen geopend (behalve op maandag) van 10 tot 18 uur.
Net als veel Nederlandse en Belgische striplezers las ik als kind klassieke series als Lucky Luke, Asterix en Suske & Wiske. Daarom vind ik het als stripjournalist nog steeds leuk om nieuwe avonturen van deze striphelden te lezen.
Vorige week nestelde ik me dan ook in mijn favoriete leesstoel met een stapel nieuwe Suske & Wiskes. Deze worden al een tijdje geschreven door Peter van Gucht en getekend door Luc Morjaeu. De heren zorgen voor aangenaam leesvoer.
En spannend ook. In ‘Het schrikkelspook’ (#325) krijgen onze vrienden te maken met het nare wezen Sebrecum als ze de geest van een Duitse piloot uit de Eerste Wereldoorlog proberen te helpen. Suske, Wiske, Sidonia, Jerom en Lambik gebruiken de teletijdmachine om naar de Eerste Wereldoorlog terug te reizen en veel onschuldige slachtoffers het leven te redden, waaronder de verloofde van de piloot. Dat het verhaal speelt in de Eerste Wereldoorlog is natuurlijk geen toeval: dit jaar is het honderd jaar geleden dat die oorlog uitbrak.
Suske en Wiske: De zwarte tulp (#326) is wederom een tijdreisverhaal. Dit keer reizen de helden af naar het Haarlem van 1637 om een zeldzame zwarte tulp op te halen. Professor Barabas heeft Krimson namelijk geïnjecteerd met het serum van een witte tulp die al zijn slechte eigenschappen heeft doen verdwijnen. Hierdoor is Krimson pure goedheid geworden en gaat hij kapot aan de herinneringen van wat hij anderen allemaal heeft aangedaan. Met een nieuw serum van de zwarte tulp hopen ze Krimsons leven te kunnen redden.
Grof geweld
Hoe bont Krimson het kan maken, tonen Van Gucht en Morjaeu aan het begin van het album, als de misdadiger de striphelden probeert te vermoorden met een stel raketten uit een geavanceerd gevechtsvliegtuig. Wie denkt dat het geweldsniveau in de serie Amoras wat aan de hoge kant is, de hoofdreeks van Suske en Wiske kan soms ook gewelddadig uitpakken. Toegegeven: in Amoras wordt serieus bloed vergoten terwijl het geweld hier vooral stripachtig blijft. Toch valt het op dat het er in ‘Het schrikkelspook’ ook behoorlijk heftig aan toe gaat.
‘Het gebroken dorp’ (#327) heeft wat dat betreft een meer sprookjesachtige invalshoek. Tijdens een wandeling bij het verdwenen dorp Marchimont, vindt Suske een duizend jaar oude ring. Deze bezit magische krachten en al snel blijkt Suske de uitverkorne te zijn die over deze krachten kan beschikken. Het is aan hem om de inwoners van Marchimont te redden van de kwade bosgeest Clamora.
Dit album voelde voor mij het meeste aan als een ouderwetse Suske & Wiske. Niet in de laatste plaats omdat Lambiks ego weer voor extra problemen zorgt, maar vooral ook omdat Suske en Wiske en folklore goed samengaan. En dan een snufje magisch realisme om het geheel af te maken.
Tijdens Stripfestival Breda sprak ik kort met Marc Legendre. ‘Het zesde deel is het laatste wat betreft Amoras. Daarna is het verhaal ook helemaal klaar,’ beloofde de schrijver. Toch ziet het ernaar uit dat het succes van Amoras Standaard Uitgeverij naar meer smaakt. In oktober startte de uitgeverij de website Force of gold waarop wordt aangekondigd dat op 26 november 2014 een nieuwe held zal ontwaken. Dit zou het startschot kunnen zijn van een nevenreeks omtrent Jerom. Ik ontving vorige week ook al een ansichtkaart ter promotie hiervan waarop een in gouden kostuum gestoken figuurtje staat. Ik ben benieuwd.
Het derde deel van Amoras is uit, getiteld Krimson.
Ik kijk uit naar ieder deeltje in de serie Amoras van Marc Legendre en Charel Cambré, waarin de lezer getrakteerd wordt op een iets oudere Suske en Wiske die verstrikt raken in een naargeestige toekomst van het eiland Amoras waar schurk Krimson de scepter zwaait. Het is leuk om eens een ander soort Suske & Wiske album te lezen en daarbij ben ik benieuwd of dit zesdelige experiment nog een vervolg krijgt in de toekomst. Aangezien de verkoop en media-aandacht tot nu toe niet tegenvallen, vermoed ik van wel. Het derde deel kwam een week na uitbrengen op de Vlaamse boekentop-100 binnen op nummer 1. (Bron: GfK Retail and Technology Benelux.)
Het heeft niet zo veel zin om diep op de plot van het nieuwe album in te gaan, want eigenlijk is een analyse pas echt zinnig als het verhaal is afgerond. Hou rekening met harde actie, (functioneel) naakt en stuntelende volwassenen.
Wel wil ik kwijt dat ik genood van Legendres kleine onderwater steekjes. Zo laat de schrijver het personage de aalmoezenier Saunière, tevens duivelbezweerder, het volgende zeggen: ‘Tegenwoordig is boosaardigheid een deugd die beloond wordt met promotie, een bonus of een premie.’ Legendre becommentarieert hier duidelijk de veroorzakers van de crisis en wie kan daar niet mee instemmen? Ook heeft de auteur een veegje uit de pan voor de critici die over de eerdere albums opmerkten dat de volwassenheid van Suske vooral zat in zijn grofgebektheid. ‘Ik weet dat ik niet mag vloeken, maar….FUUUUUUCK!!!’ schreeuwt Suske als hij samen met Jérusalem huurlingen van Krimson aanvalt. Overigens was ik een van de critici die een opmerking maakte over de grofgebektheid van Suske in het eerste album.
Krimson, toch de grappigste schurk uit het universum van Suske en Wiske, begint in dit album warme gevoelens te koesteren voor Jérusalem zodra hij haar ware, duistere kant doorziet. Ik ben met name benieuwd hoe dit zich zal ontwikkelen in deel vier dat Lambik gaat heten en in oktober dit jaar uitkomt.
Ondertussen zag Krimson er nog nooit zijn sinister uit dan op het omslag van Amoras 3, wat vooralsnog mijn favoriete cover van de reeks is:
Zaterdag 8 maart werden de jaarlijkse Stripschapprijzen, ook wel bekend als Stripschappeningen, uitgereikt tijdens de Stripdagen in Gorinchem. Traditiegetrouw laat een persbericht hierover op zich wachten, al kan het natuurlijk ook zijn dat het Stripschap mij niet op de maillijst heeft staan. In ieder geval staat er nog niets op de site van de organisatie. Gelukkig was juryvoorzitter Ger Apeldoorn zo sympathiek om de uitreikingsteksten en uitslag naar me te mailen.
Bij deze de tekst en de uitslag.
De categorie Nederlands Jeugd
Alle strips die genomineerd zijn in de categorie Jeugd werden voorgepubliceerd in een tijdschrift. En dat is goed. Als de strip zijn populariteit wil houden bij nieuwe generaties, dan is het belangrijk dat er leuke, verrassende en spanende strips worden gemaakt voor beginnende lezers. En dat die gepubliceerd worden. En dat er uitgevers zijn die ze daarna willen bundelen. Kito en Boris van Aimée de Jongh werd oorspronkelijk gemaakt voor het tijdschrift Knuffel en daarna door Uitgeverij De Eenhoorn in boekvorm voortgezet. Pim, Pam en Pluis van Gerard Leever werd gemaakt voor Roetsj van Uitgeverij Zwijssen en uitgegeven door Strip2000. En Ivo en de Vikingszoon werd voorgepubliceerd in de jeugdkrant BimBam van het Reformatorisch Dagblad en daarna uitgebracht door de Christelijke Uitgeverijen.
Drie albums die je zonder probleem aan een kind kunt geven. Maar één van de drie springt eruit, doordat het niet alleen een leuke strip is maar ook nog tekenlessen bevat waardoor de lezer zijn eigen creativiteit eraan toe kan voegen.
Daarom is de Penning voor het beste Jeugdalbum 2014 voor een stripmaker die hier al vaker heeft gestaan en zijn album voor de allerjongsten: Gerard Leever en Pim, Pam en Pluis.
De categorie Nederlands avontuur en vermaak:
In de categorie Entertainment honoreert het Stripschap albums waarmee je lekker in een hoekje kunt kruipen of waar de lezer smakelijk om kan lachen. Daar maken we er veel van in Nederland, maar drie sprongen er dit jaar uit. Rick Turpin van Yvan Claes en Daniël van den Broek is een vrolijk getekende avonturenstrip over een licht gestoorde Engelse aristocraat die verzeild raakt in de Caraïben. Het soort strip waarvan je zou willen dat er veel meer gemaakt werden, maar het is zoveel werk en ook helemaal niet makkelijk. Amoras 1 en 2van Marc Legendre en Charel Cambré een eigentijdse herschepping van een klassiek stripduo. Eigentijds in elkaar gestoken, maar vooral ook boeiend verteld. Help Me, Rhonda van Hans van Oudenaarden op basis van een gegeven dat hij samen met Hanco Kolk ontwikkelde is een flitsende actiestrip, die op zij eigen manier het genre opnieuw uitvindt.
Maar de winnaar van de Penning voor het Beste Album uit de categorie Entertainment is er eentje die de commissie bij de lurven greep en niet meer los liet… Help Me, Rhonda van Hans van Oudenaarden. De categorie Nederlands Literair:
Je zou denken dat de Penning voor het beste boek in de categorie Literatuur dit jaar wel naar Rembrandtzou moeten gaan van stripmaker Typex. Zo’n groot boek, zo meespelend verteld, zo eigenzinnig, zo persoonlijk, zo… belangrijk voor het imago van de strip in de media. Daar kun je eigenlijk niet omheen. Maar er zijn meer mooie albums gemaakt dit jaar. Met Elsie en Mairilaat Ivan Petrus Adriaanse zien hoe je een historische strip moet maken zonder de menselijke maat uit het oog te verliezen. En Verdwaald van Shamisa Debroey is even meeslepend als poëtisch. Door alles wat het niet vertelt, vertelt Verdwaald misschien wel meer dan heel veel andere boeken. (pauze) Maar wie houden we voor de mal. Rembrandt is het boek van dit jaar en de Literatuur Penning voor 2014 gaat naar die grote, wilde, creatieve en uiteindelijk toch sympathieke beer… Typex, de man achter Rembrandt.
Categorie productie:
De productieprijs is in het leven geroepen omdat het Stripschap al die mensen wil eren die achter de schermen hun eigen bijdrage aan de boeken geven. Dit jaar heeft de commissie drie uitgeverijen genomineerd, die over de hele linie goed hebben gepresenteerd. De nieuwe heruitgave van Roodbaard is slechts één van veel prachtige boeken waar Uitgeverij Sherpa dit jaar (en de jaren daarvoor) hebben uitgebracht. Strip2000 valt al een paar jaar op door een consequente stijl, die met de jaren alleen maar meer tot zijn recht komt. Een simpele beslissing om iedere auteur zijn eigen kleur rug te geven, is uitgegroeid tot een handvat voor het auteursgerichte uitgavenbeleid. En de manier waarop nieuwkomer Lion zijn goed gekozen en perfect vertaalde comicalbums uitgeeft, is beter dan ze in Amerika doen. Maar de winnaar is een uitgeverij die al 25 lang garant staat voor kwaliteit en toeweiding.
Eén van de meest unanieme beslissingen die de comissie ooit genomen heeft. Kom naar het podium en haal je penning op, Matt Schifferstein en Peter Kuipers van Uitgeverij Sherpa.
Categorie buitenlands:
In de categorie Buitenlands heeft de comissie twee albums genomineerd van uitgeverij Blloan en eentje van Oog & Blik. Dat had ook andersom kunnen zijn, want beide uitgeverijen zijn grote spelers geworden op het gebied van de goed vertaalde en uitgegeven betere buitenlandse strip. Het is te hopen dat ze daar allebei nog lang mee door kunnen gaan, want uitgevers met visie kan de stripwereld goed gebruiken. Met Blast #3 van Larcenet honoreert de commissie alle delen van deze dwarse en zwartgallige reeks, waarmee de tekenaar laat zien dat de grootste galbakken nog altijd uit Frankrijk komen. Abeltje van Dillies en Hautière is lichter, of althans qua tekenstijl. Maar ook deze dierenstrip voor volwassenen heeft een prettig melancholieke toon.
Maar de penning voor het beste album in de categorie Buitenlands gaat voor deze commissie naar een meeslepend, menselijk en integer verteld verhaal over een moeder en haar geestelijk beperkte zoon. Een losse flodder, maar een boek wat je bij blijft, want dat kunnen strips ook zijn. Een strip waarmee je thuis kunt komen, Michel van Zidrou en Roger.
Alle stripmakers en uitgevers natuurlijk van harte gefeliciteerd!
Een extra penning was dit jaar voor het Meermanno Museum in Den Haag dat sinds enige tijd heel erg zijn best doet om als het Stripmuseum van Nederland gezien te worden.
De commissie van de Stripschapprijzen bestond dit jaar uit: Paul Teng, winnaar van vorig jaar, stripwinkelier Klaas Knol, Rudi de Vries, wetenschapper en publicist, recensent Teunis Bunt en Daan van den Bos, lid van het Stripschap. Mocht je het niet met de uitslag eens zijn dan mag je bij deze heren gaan klagen.
Je kunt niet zeggen dat ze er bij de Standaard Uitgeverij niet alles aan doen om de spin-off reeks van Suske en Wiske, Amoras, onder de aandacht te brengen. Vanaf woensdag 6 november ligt het tweede deel in de winkel, dus groef men vandaag een graf op het Museumplein te Amsterdam voor stripfiguurtje Wiske die – schijnbaar – in het eerste deel om het leven kwam.
Dat laatste is op dit moment niet zeker en het antwoord zou in het tweede album staan. Ik gok dat onze blonde wijsneus nog wel ergens ronddoolt en dat de berichten over haar dood wat voorbarig zijn.
Amoras is een stripreeks van tekenaar Charel Cambré en scenarioschrijver Marc Legendre. De hoofdpersonages zijn dezelfde als die van Suske en Wiske, maar de stijl van Amoras is ietwat realistischer dan de oorspronkelijke reeks en de figuren zijn een aantal jaar ouder.
De reeks speelt zich af in 2047, precies 100 jaar na de eerste publicatie van Op het eiland Amoras, het eerste album rond Suske en Wiske. Er staan zes albums voor de korte reeks gepland. Het eerste album van Amoras verscheen op 8 mei 2013. Het tweede album, getiteld Jérusalem, verschijnt dus op 6 november 2013.
Ik moet zeggen dat ik ook zonder alle poespas benieuwd ben naar het album. Er valt veel op Amoras aan te merken, en velen hebben dat ook gedaan. De giftige brief van Hans Matla in de Eppo staat me nog helder voor de geest. Die vond het allemaal maar niks, maar goed, Amoras is ook niet gericht op lezers van zijn leeftijd en achtergrond. Het is een poging om de young adults aan te spreken. Ik vind het verfrissend dat de uitgeverij met deze limited serie een nieuwe interpretatie van Suske en Wiske aandurft. Lees hier mijn recensie van het eerste deel.
Iedere dinsdag en vrijdag delen striplezers hun stripliefde en vertellen over hun favoriete strip.
Wat is je naam, je leeftijd en je wat doe je voor werk? Ed Solie, 55 jaar. Leraar Techniek/Informatica en webmaster van de website www.stripheld.net over Jommeke.
Welke strip(s) is/zijn je favoriet en lees je nu nog steeds? Uiteraard Jommeke, maar daarnaast is ook een hele schare andere reeksen via het stripverzamelvirus in mijn stripbibliotheek terecht gekomen. Bijzondere aandacht gaat toch wel naar Piet Pienter en Bert Bibber, Buck Danny, Suske en Wiske en het magistrale werk van Jean-Claude Servais.
Waarom is/zijn dit je favoriete strip(s)? Wat vind je er zo goed aan?
Jommeke omwille van de zo specifiek klare-lijn-stijl van Jef Nys zaliger en het was de stripreeks die ik als eerste onder ogen kreeg. Piet Pienter en Bert Bibber zijn ook zo feilloos met klare lijn getekend en van een geweldige en spitsvondige humor voorzien. Buck Danny is een reeks waarbij je in exotische, maar even goed in lugubere situaties komt. Daarnaast de vele technische aspecten rond luchtvaart die op een eenvoudige en niet het verhaal storende manier meegepikt kunnen worden. Suske en Wiske omwille van de geweldige Lambik-taferelen.
Het werk van de Ardense stripauteur Jean-Claude Servais heeft zo’n uitmuntend mooie tekeningen en meeslepende verhaallijnen.
Wanneer kwam je er voor het eerst mee in aanraking? En wat deed dat met je? Jommeke is de stripreeks waar mee het ooit allemaal begon. De ooievaar van Begonia gekregen als eerste stripverhaal op vijfjarige leeftijd. De wereld ging echt open een goed jaar later wanneer we ook het lezen onder de knie probeerden te krijgen en al die woordjes samen met de prentjes een fantastisch verhaal vertelden.
Jommeke ben ik nooit meer kwijt geraakt. Het is zowat een broer geworden.
Door mijn lesopdracht informatica was er nood aan een experimenteerlabo rond websiteontwikkeling. Jommeke was de uitgelezen figuur om programmatechnisch allerlei dingen mee uit te proberen. Dit laatste heeft tot gevolg gehad dat wat onschuldig geëxperimenteer een volwaardige, en de grootste, Vlaamse archiefwebsite rond de stripheld is geworden en die bovendien zeer gewaardeerd wordt door de huidige ploeg achter Jommeke.
In de rubriek Stripliefde vertellen striplezers over hun favoriete strip of strips. Op deze manier bouwen we langzaam een interessante leeslijst op. Ook meedoen? Check hier hoe je dat doet. Ik kijk uit naar je inzending. Oh ja: mocht iemand anders al je favoriete strip genoemd hebben, stuur dan even goed je inzending in, want jouw reden om de strip goed te vinden kan heel anders zijn. Bovendien is je eerste kennismaking en wat dat met je deed waarschijnlijk anders dan die van andere lezers.
Omdat de meeste inzendingen van Stripliefde inmiddels zijn gepubliceerd schroef ik vanaf volgende week de frequentie terug naaréén aflevering per week. Vanaf dan dus iedere vrijdag een nieuwe dosis Stripliefde.
Iedere dinsdag en vrijdag delen striplezers hun stripliefde en vertellen over hun favoriete strip.
Wat is je naam, je leeftijd en je wat doe je voor werk? Mijn naam is Koen Hanssens, 31 jaar en ben heftruckchauffeur.
Welke strip(s) is/zijn je favoriet en lees je nu nog steeds? Mijn favoriete strips zijn Suske en Wiske, Nero en De Rode Ridder.
Waarom is dit je favoriete strip? Wat vind je er zo goed aan? Mijn eerste kennismaking met een strip was met Suske en Wiske, toen ik nog een klein manneke was ongeveer 6 jaar, door mijn twee oudere zussen. Telkens als zij goede schoolresultaten behaalden kregen ze een nieuw Sus en Wis-album. Die ik dan telkens van voor naar achter en van achter naar voor kapot las.
Eigenlijk ben ik met Sus en Wis groot geworden en in het bijzonder met de verhalen van Paul Geerts de peetvader van dit duo.
Het is moeilijk om een favoriet hieruit te kiezen, Paul Geerts heeft namelijk zoveel knappe leuke spannende verhalen gemaakt.
Als ik een paar van mijn favorieten moet noemen zijn dit ‘De scherpe schorpioen’, ‘De tootootjes, ‘Het laatste dwaallicht’, ‘De olijke olifan’t, ‘De komieke coco’, ‘Robotcop’, ‘Angst op de Amsterdam’. En deze laatste in het bijzonder grijp ik regelmatig naar terug. Dit album heeft alles: spanning, Jerom wordt uitgeschakeld, mysterie nl stemmen uit een schatkist op de bodem van de zee, magie de witte raaf. En ook humor: Lambik bekvechtend met de vlam. Dit album behoort tot mijn favorieten van Paul Geerts.
Waarom ik dit zo graag lees heeft te maken met de humor, de spanning, de schitterende verhalen en knappe tekenstijl. Alles komt er in voor, zoals spoken, tovenaars, heksen, draken, duivels maar ook kun je iets van deze strip leren. Ik denk dan aan ‘Het spaanse spook’ dat eigenlijk gaat over de 80-jarige oorlog, het album ‘De hellegathonden’ dat gaat over kinderarbeid. In ‘De sinistere site’ en ‘De kaduke klonen’ komen respectievelijk de gevaren van het internet en de kloontechniek aan bod. Ook de koningskwestie kwam in een paar albums aan bod, namelijk ‘Lambiorix’ en ‘De stalen bloempot’. Tevens komen er ook tal van legendes in voor ik denk dan ‘Knokken in knossos’ en ‘De bokkerijders’
De eerst maal dat ik Paul Geerts ontmoette was te Middelkerke op het jaarlijks stripfestival. Ik moet een jaar of 12 zijn geweest. Het was een helse drukte om een tekening in een album te bemachtigen. Toen het eindelijk aan mij was, stootte ik per ongeluk zijn drank omver over een luxe album die hij juist had gesigneerd. Vriendelijk zoals Paul is had hij hier begrip voor en tekende hij voor mij een Lambik met een omstotend glas met de tekst ‘Voor Koen de vandaal!!’ Die heb ik nog altijd en heeft veel waarde voor mij. (Zie foto) JA PAUL IS EIGENLIJK MIJN STRIPHELD!
Tot op de dag van vandaag koop en verzamel ik nog altijd Sus en Wis; en doet het nieuwe team Luc Morjeau en Peter van Gucht naar mijn mening het ook schitterend. ‘De kaperkoters‘ vind ik tot nu toe hun beste album.
Op latere leeftijd heb ik Nero ontdekt, die ook mijn held is. Marc Sleen maakt van simpele verhalen altijd spannende verhalen en nu ben ik bezig de hele collectie te verzamelen en alles wat met Nero te maken heeft. Sleen is een knap tekenaar in mijn ogen. Als je er goed op let zie je dat bijna alle hoofdpersonages geen hals hebben wat het toch moeilijk maakt om bepaalde houdingen te tekenen, denk ik. Een favoriet heb ik eigenlijk niet, want ik hou van alle Nero’s en de figuur Tuizentfloot, en mijnheer pheip.
In de rubriek Stripliefde vertellen striplezers over hun favoriete strip of strips. Op deze manier bouwen we langzaam een interessante leeslijst op. Ook meedoen? Check hier hoe je dat doet. Ik kijk uit naar je inzending. Oh ja: mocht iemand anders al je favoriete strip genoemd hebben, stuur dan even goed je inzending in, want jouw reden om de strip goed te vinden kan heel anders zijn. Bovendien is je eerste kennismaking en wat dat met je deed waarschijnlijk anders dan die van andere lezers.
Iedere dinsdag en vrijdag delen striplezers hun stripliefde en vertellen over hun favoriete strip. Dit keer een eningzins afwijkende aflevering boordevol met leesttips.
Wat is je naam, je leeftijd en je wat doe je voor werk? Micheline uit Vlaanderen, 66 jaar, gepensioneerd medisch secretaresse.
Welke strip(s) is/zijn je favoriet en lees je nu nog steeds? Goh, favoriete strips … een moeilijke keuze. Er is zoveel dat mij kan boeien.
Als 7-jarige kwam ik voor het eerst in aanraking met strips via Andy en Bessy (Vandersteen). Mijn oma knipte de stroken uit de krant La Libre Belgique, kleefde die op A4-tjes en bond die dan samen tot een album. Vond ik fijn om te bekijken, ik las die niet, want ‘t was in ‘t Frans, en deze mooie taal beheerste ik toen nog niet.
In mijn heel jonge jeugd (eind jaren ’50-begin ’60) was een oom van mij werkzaam bij drukkerij Het Volk, waar de Nero-albums werd gedrukt. De drukproeven kregen wij, mijn neef en nicht en ikzelf, dus van heel jong al te lezen. Van de oude Nero’s ben ik nog steeds wild. De humor, het feit dat de verhalen vaak verwijzen naar Gent, mijn geboortestad, en de politiek van die tijd konden ons zeer bekoren en ook de vele woordspelingen. Dat laatste als we al wat ouder waren, natuurlijk. Erg moeilijk om hier een favoriet uit te puren.
Sinds 1968 ongeveer verlegde mijn interesse zich naar Suske & Wiske. De daaropvolgende jaren alle albums gekocht en gelezen die op de markt kwamen. Tot de verhalen mij te prekerig werden en de moraal van het verhaal er naar mijn gevoelen te dik oplag. Niet meer subtiel genoeg. Bij een verhuis erfde mijn oudste zoon die anderhalve meter albums. Ondertussen is mijn kleinzoon van 9 ook verslingerd geraakt aan de avonturen van Sus & Wis.
Uiteraard heb ik ook alle Kuifjes in mijn bezit, en meermaals herlezen in de loop der jaren. Hergé is een grootmeester, zonder twijfel, maar toch kan ik uit het beperkt aantal albums geen echte favoriet aanduiden.
Begin jaren ’80 maakte ik via Wordt Vervolgd kennis met tal van grootheden uit de stripwereld: Tardi, Pratt, Loustal, Bilal, Schuiten … Van die tijd dateert mijn onvoorwaardelijke Tardifilie, die begon met de antiheldin Adèle Blancsec. Nadien abonneerde ik mij op A Suivre (in mijn ogen het beste striptijdschrift ooit) tot het jammer genoeg ter ziele ging. En sindsdien is het niet meer gestopt. Ook van die tijd dateert de ontdekking van Taniguchi en Johan De Moor met de fantastische avonturen van Pi La Vache (Kobe de Koe, de ganse reeks). Zo geestig.
Van generatiegenoot Tardi heb ik werkelijk alles, althans alle albums die in de loop der jaren van hem zijn verschenen, in ‘t Frans én in ‘t Nederlands, een enkele keer in ‘t Duits of in ‘t Engels. Ge zijt fan, of ge zijt het niet hé. Omdat de vertaling naar het Nederlands niet altijd synchroon loopt met het verschijnen van een nieuw album, koop en lees ik die altijd eerst in ‘t Frans. Voorwaar geen sinecure! De Larousse frans/nederlands komt hier goed van pas. Bij Tardi hou ik vooral van zijn tekenstijl in prachtig en contrastvol zwart-wit. En nog het meest van al hou ik van de sociaalbewogen ondertoon die in al zijn verhalen is terug te vinden (De Verloedering bvb.,‘t ligt er heerlijk dik op).
Om mij toch aan een concreet doch aartsmoeilijk lijstje van favoriete albums te wagen (de volgorde is niet van belang).
– TARDI – Loopgravenoorlog (prachtig getekend, beklijvend onderwerp. Als geen ander verbeeldt
hij hier de gruwel van de (elke) oorlog). Herlees ik elk jaar wel eens, rond 11 november.
– TARDI – Ici Même
-TARDI – Burma: Sluiers over de Pont de Tolbiac
– TARDI – De Stem van het Volk (4 delen). Onlangs nog herlezen, topreeksje! – STASSEN – de kinderen (over ons koloniaal verleden en de impact ervan op kinderen)
– COMES – Eva (heb in de psychiatrie gewerkt waardoor de thema’s die hij aankaart mij bijzonder
boeien, hier schizofrenie)
– COMES – Silence (De Dorpsgek van Schoonvergeten) – zie hierboven
– TANIGUCHI – Quartier Lointain (omwille van de poëtische evocatie van het dagelijks leven en de
complexiteit van relaties). Is ondertussen ook verfilmd
– TANIGUCHI – l’Orme du Caucase (idem vorige)
– TEZUKA – Boeddha
– PRADO Miguelanxo – Ardalèn (toch een recent album in mijn lijstje – prachtige evocatie van hoe
herinneringen met iemand aan de loop gaan)
– LOUSTAL – Besame Mucho (de misdaad- en muziekwereld met een flinke scheut melancholie,
boeiend!)
– BARU – l’Autoroute du soleil (twee jongeren en een roadtrip, niet mijn wereld maar toch,
fantastisch album)
– DAVID B. – l’ascension du haut mal (of hoe het leven met een epileptische broer zijn impact heeft
op een gezin, heel herkenbaar en schitterend vorm gegeven)
– RABATE Pascal – Ibicus
– GÖTTING Jean-Claude – La malle Sanderson (niet erg bekende auteur. Een strip die zich situeert in de wereld van de magie)
– GUIBERT / LEFEVRE / LEMERCIER – De fotograaf (3 delen) (ook weer een oorlogsstrip,
blijkbaar een favoriet genre van mij)
– SATRAPI Marjane – Persepolis (komt in alle lijstjes terug, denk ik, om evidente redenen want een
schitterend coming-of-age verhaal op een historische achtergrond)
– SETH – Het leven is een geschenk maar je krijgt het niet cado (de titel alleen al zegt genoeg)
– SFAR – Kleine vampier (3 albums over een schattig vampiertje en zijn pogingen tot integratie in de grote mensenwereld, allemaal even ontroerend)
– SFAR – Le petit prince (uit jeugdsentiment, eveneens zeer mooi en menselijk verhaal)
– TIRABOSCO Tom – Kongo (recent en nog niet vertaald verhaal over ons koloniaal verleden)
– SLEEN – Nero- Het rattenkasteel – De hoed van Geerard de Duivel – De kille man Jaro
– VANDERSTEEN Willy – Suske & Wiske – De zwarte madam – De spokenjagers – De Tuf-Tuf club – …
– DE MOOR Johan – La vache: Le silence des animaux (erg geestig, zoals de ganse reeks trouwens)
Dit lijstje zou ik nog oneindig veel langer kunnen maken. Laat ik het maar hierbij houden. Ik vergeet nog tal van auteurs die ongetwijfeld een plaatsje verdienen in mijn lijstje. Je zult merken dat hier weinig reeksen aan bod komen. Doe ik eigenlijk niet zo aan, met hier en daar een uitzondering. En ja hoor, ik herlees regelmatig wel één en ander.
Ongeveer een vierde van mijn stripbibliotheek is in ‘t Frans. Naast Tardifiel ben ik namelijk ook nog francofiel. En tot slot, voor wat het waard is: op Catawiki.nl is mijn hele zeer diverse verzameling terug te vinden en te consulteren (user: michkepee).
In de rubriek Stripliefde vertellen striplezers over hun favoriete strip of strips. Op deze manier bouwen we langzaam een interessante leeslijst op. Ook meedoen? Check hier hoe je dat doet. Ik kijk uit naar je inzending. Oh ja: mocht iemand anders al je favoriete strip genoemd hebben, stuur dan even goed je inzending in, want jouw reden om de strip goed te vinden kan heel anders zijn. Bovendien is je eerste kennismaking en wat dat met je deed waarschijnlijk anders dan die van andere lezers.
Iedere dinsdag en vrijdag delen striplezers hun stripliefde en vertellen over hun favoriete strip.
Wat is je naam, je leeftijd en je wat doe je voor werk? Daan Landwehr Johan, 36. Ik ben amateur striptekenaar en web-ontwikkelaar, op het moment werkzaam in de video on demand branche en geef een paar keer per jaar cursus striptekenen op de buitenschoolse opvang.
Welke strip(s) is/zijn je favoriet en lees je nu nog steeds?
Bij mijn oma lagen hele stapels oude Suske en Wiske-boeken die ik grijs heb gelezen. Thuis hadden we ook nog Kuifje, Asterix, Lucky Luke, Sjors en Sjimmie en nog een hele hoop andere strips. De Suskes en Wiskes liggen deels achter in mijn auto voor de kinderen om te lezen. Zelf lees ik ze niet meer zoveel, de magie is er een beetje af.
En van Nul tot Nu, die lagen steevast bij mijn bed. Niet dat ik veel heb onthouden van de vaderlandse geschiedenis, mijn oudste dochter heeft die nu naast haar bed en leest ze met grote regelmaat van voor naar achter.
Andreas is een tekenaar waar ik nooit genoeg van krijg, zijn serie Rorkis wel mijn favoriet. die ik nog wel eens lees/doorblader en ook de enige serie in huis die ik op deel 0 na nagenoeg compleet heb. Die staat op de lijst voor de eerstvolgende stripbeurs die ik ga bezoeken. Vorig jaar heb ik de twee delen van Mausop de kop getikt, die lees ik ook nog wel eens af en toe.
Waarom is dit je favoriete strip? Wat vind je er zo goed aan?
Andreas weet een wereld te creëren die het midden houdt tussen dromen en werkelijkheid. Zowel in zijn stijl van tekenen als in de verhalen. De verhalen gaan vaak over eenlingen: Rork is een oude tovenaar die meer van de wereld en alle dimensies weet dan menigeen. Dat alleen zijn is een thema wat mij wel aanspreekt. Ook dat er meer is tussen hemel en aarde zonder er direct een god bij te halen.
De tekenstijl is afwijkend van de meeste strips die ik tot dan toe had gelezen, dat is iets wat mij opviel en intrigeerde toen ik de strip voor het eerst las. Andreas gebruikt veel herhaling om kleine details in uitdrukkingen of bewegingen weer te geven. De strips bevatten grote platen met immense landschappen, interieurs en architectonische hoogstandjes. Ik wilde vroeger architect worden, maar alleen het vrij tekenen vond ik leuk genoeg en daar haalde ik het niet mee bij de opleiding bouwkunde.
Wanneer kwam je er voor het eerst mee in aanraking? En wat deed dat met je?
Ik kwam vaak en graag in de bibliotheek, een groot gebouw waar het heerlijk rustig was. Ik las niet veel en nam ook liever strips mee dan gewone boeken. In de bieb was een klein hoekje met strips en daar kwam ik hem tegen. Gezien de beperkte collectie hadden ze achteraf gezien best opmerkelijk veel interessante strips en ook veel werk van Andreas. Andere bibliotheken waar ik later kwam hadden niet het aanbod wat ze bij ons in het dorp hadden.
Delen van Rork stonden in het stripblad Kuifje die mijn moeder van haar werk meenam als daar weer een nieuwe leesmap binnenkwam.
Het raakte me, ik was erg op mezelf en kon heerlijk wegdromen in de beelden die Andreas op papier had gezet, de karakters die hij ten tonele bracht, de fantasie die hij in zijn verhalen stopte en verweefde met de werkelijke wereld. Het inspireerde me, een mooie mix tussen de werelden die mij destijds boeiden, architectuur en strips. Zijn tijd en studiegenoot François Schuiten zit wat dat betreft in dezelfde hoek en is er een die ik zeker ook nog wel wil gaan lezen/bekijken.
In de rubriek Stripliefde vertellen striplezers over hun favoriete strip of strips. Op deze manier bouwen we langzaam een interessante leeslijst op. Ook meedoen? Check hier hoe je dat doet. Ik kijk uit naar je inzending. Oh ja: mocht iemand anders al je favoriete strip genoemd hebben, stuur dan even goed je inzending in, want jouw reden om de strip goed te vinden kan heel anders zijn. Bovendien is je eerste kennismaking en wat dat met je deed waarschijnlijk anders dan die van andere lezers.
Iedere dinsdag en vrijdag delen striplezers hun stripliefde en vertellen over hun favoriete strip.
Wat is je naam, leeftijd en wat doe je voor werk? Niels Gerretsen, 31 jaar, communicatieadviseur.
Welke strip(s) is/zijn je favoriet en lees je nog steeds?
Het is natuurlijk onmogelijk om één strip(reeks) als beste te betitelen. Mijn eerste strips die ik verslond waren Suske en Wiske, ik ben een groot fan van Franquin en Asterix is voor mij tijdloos. Voor deze rubriek wil ik graag een lans breken een iets nieuwere strip. Ik heb lang getwijfeld tussen Blacksad, De teenloze adelaar maar uiteindelijk heb ik toch gekozen voorde Killervan Jacamon en Matz.
Waarom is dit je favoriete strip? Wat vind je er zo goed aan?
Een verhaal over een huurmoordenaar is op zich niet nieuw, daar zijn meerdere boeken en films over verschenen. Wat deze reeks dan toch zo bijzonder maakt? De benadering is erg origineel. In het verhaal word je als lezer meegenomen in de gedachtegang van de onbaatzuchtige, egocentrische huurmoordenaar. Pagina’s lang vaar je mee op zijn gedachten: zijn kijk op het leven, de maatschappij en op zijn werk (mensen vermoorden). Saai? Verre van. Het ritme van het verhaal maakt het wat mij betreft zo interessant. De overpeinzingen worden afgewisseld door brute actiescènes. Jacamons tekeningen zijn soepel, dynamisch en gevarieerd. De ene keer groots uitpakkend, de andere keer minimalistisch. Maar altijd kleurrijk en filmisch. Het mooie is dat ik in het verhaal gezogen werd en op een gegeven moment nog sympatie voor deze harteloze moordenaar kon opbrengen ook. Ik heb het gevoel dat ik deze brute killer (wiens naam onbekend blijft) goed ken en leef met hem mee wanneer hij in netelige situaties verkeert.
Wanneer kwam je er voor het eerst mee in aanraking? En wat deed dat met je?
Hij werd me eens aanbevolen op het moment dat deel 2 al uit was. Ik werd meteen in het verhaal gezogen, wilde snel verder genieten van deze bijzondere figuur en verrassende tekeningen. Nadat ik ‘m uit had, hoefde ik dus niet lang te wachten op het vervolg. Een andere reeks van hetzelfde duo, Cycloop, is ook niet onaardig maar kan niet tippen aan de Killer.
In de rubriek Stripliefde vertellen striplezers over hun favoriete strip of strips. Op deze manier bouwen we langzaam een interessante leeslijst op. Ook meedoen? Check hier hoe je dat doet. Ik kijk uit naar je inzending. Oh ja: mocht iemand anders al je favoriete strip genoemd hebben, stuur dan even goed je inzending in, want jouw reden om de strip goed te vinden kan heel anders zijn. Bovendien is je eerste kennismaking en wat dat met je deed waarschijnlijk anders dan die van andere lezers.