Categorieën
Video

Waarom Talking Heads heel boeiend kunnen zijn

Illustratie: Merel Barends

Tijdens mijn studie aan de Hogeschool voor de Kunsten Utrecht werd mij het credo show, don’t tell bijgebracht. Je moet je verhaal laten zien, het niet laten vertellen door talking heads. Toch kunnen pratende hoofden heel boeiend zijn.

Wie een item maakt zorgt altijd dat hij genoeg covershots heeft om zijn video mee ‘dicht te smeren’. Dat wil zeggen: springers in het beeld – wanneer je bijvoorbeeld een stuk uit een interview knipt en de twee uiteinden aan elkaar plakt – moeten worden gecamoufleerd door er beelden overheen te plakken.

Natuurlijk is beeld een belangrijk narratief middel. Beeld kan aanvullende informatie geven, ingewikkelde verhalen visualiseren en dus duidelijker maken en contrasteren met hetgeen er gezegd wordt. Om maar een paar belangrijke functies te noemen.

Het gaat me dan natuurlijk wel om relevante beelden. Zodra deze weinig van doen hebben met hetgeen wat er gezegd wordt, blijft de informatie bij de kijker maar slecht hangen. Bekijk je bij het journaal bijvoorbeeld een item over hoe de economische crisis is veroorzaakt door graaiende bankiers en je ziet alleen maar shots van bankgebouwen, dan komt de informatie niet goed aan. Als je hoofden ziet van de boosdoeners terwijl ze genoemd worden, heeft dat meer impact.

Toch moeten we oppassen met geïnterviewden helemaal weg te plakken onder covershots. Want zo verberg je een hoop interessante informatie voor de kijker.

In de reeks webvideo’s die ik maak over bloggers laat ik voornamelijk geïnterviewde bloggers zien. Ik draai voor deze video’s bijna geen andere shots dan het interview. Omdat je vaak niet weet wie er precies achter een blog zit is het des te leuker om de blogger in kwestie te zien en te horen. Je kunt van zo’n interview namelijk heel veel te weten komen over de blogger, niet alleen door wat die zegt maar ook door hoe hij het zegt.

Je kunt namelijk een hoop afleiden van een talking head.

Bijvoorbeeld:

  • Hoe iemand praat. De toon van zijn stem, de snelheid van praten.
  • Lichaamstaal: hoe beweegt iemand? Snel, met grote gebaren, met kleine gebaren? Kijkt de spreker de interviewer aan, of kijkt hij telkens ergens anders naar?
  • Uit de manier van spreken en de lichaamstaal krijgen we een indruk van iemands gesteldheid. Is de geïnterviewde rustig, op zijn gemak, of juist zenuwachtig?

Ga maar na: als je met iemand aan de koffie zit en die vertelt je een verhaal, kun je je dan goed op dat verhaal concentreren als je zijn gezicht niet ziet? Als we mensen aankijken, dan zijn we gefocust op wat ze zeggen. Video werkt net zo. Je wilt immers dat de kijker een connectie heeft met degene die spreekt.

Vaak laat ik mensen rechtstreeks in de cameralens kijken. De toeschouwer wordt dus aangekeken door degene die spreekt. Al is dat geen vereiste natuurlijk en kunnen sommige mensen dat misschien als te direct ervaren.

Ik kom geregeld de Engelsman Stephen Fry tegen in webvideo’s. Hij is een welbespraakte en boeiende vent. Hem kun je dus makkelijk een half uur laten praten als talking head. De eenvoudige vorm van de webvideo staat dan volledig in dienst van wat hij te zeggen heeft. Het is bijna als je tegenover hem aan tafel zit. Koffie drinken met Stephen Fry, wie wil dat niet?

Natuurlijk hangt de kracht van de talking head wel af van degene die je spreekt en het verhaal wat er vertelt wordt. Sommige mensen vertellen minder boeiend dan anderen. Soms spreekt iemand te monotoon en als datzelfde geldt voor de uitdrukking van zijn gezicht, is het moeilijk bij zo’n video wakker blijven. Het gebruik van de juiste covershots kan de toeschouwer bij de les houden.

Ook bedoel ik niet te zeggen dat er geen gebruik gemaakt moet worden van covershots. Een combinatie van talking head en andere beelden kan juist een heel boeiend visueel tableau opleveren dat je bij de les houdt. Maar wat ik wel wil zeggen is dat de talking head voldoende ruimte moet krijgen. Schroom niet om iemand gewoon rustig aan het woord te laten. Negeer de neiging om zodra iemand aarzelt meteen in je materiaal te gaan snijden en negeer het credo dat je alles maar mooi moet dichtsmeren.