Categorieën
Striprecensie Strips

Expositie en smakelijke themabundel van Peter van Straaten

In samenwerking met het Persmuseum, Amsterdam, laat de tentoonstelling Peter van Straaten & Jo Spier: Virtuoze Tekenaars van het Nederlandse Leven werk zien van de bekende tekenaars Peter van Straaten (1935) en Jo Spier (1900-1978). Deze tentoonstelling is van 17 maart tot en met 17 juni 2012 te zien in het Stedelijk Museum Zutphen. Ook kwam er recent een nieuw album van Van Straaten uit: Heeft het gesmaakt?

31 maart zal er in Het Parool voor het laatst een cartoon staan van Peter van Straaten. Na 54 jaar houdt hij het voor gezien. Zijn eerst tekening stond op 26 juli 1958 in deze krant. Hij gaf in die krant aan de dagelijkse druk niet meer aan te kunnen. Niet zo gek natuurlijk, de cartoonist is inmiddels 76 jaar oud. Wel blijft hij voorlopig nog een stukje per week schrijven voor NRC Handelsblad. Voor Vrij Nederland maakt hij nog een politieke prent.

Expositie
Wie het werk van Peter eens van dicht bij wil bekijken, moet binnenkort naar Zutphen. Van Straaten heeft er nooit een geheim van gemaakt dat de, van oorsprong Zutphense, tekenaar/illustrator Jo Spier een van zijn grote voorbeelden is. In de tentoonstelling Peter van Straaten & Jo Spier: Virtuoze tekenaars van het Nederlandse leven zal een persoonlijke keuze van Van Straaten uit het werk van Spier te zien zijn, met daar tegenover vergelijkbaar werk van hemzelf. Zo zal ook het publiek kunnen constateren dat er een duidelijke verwantschap bestaat tussen de beide kunstenaars.

Portretten, politiek, maatschappij, kunst en cultuur, stad en platteland zijn thema’s die beide kunstenaars tot inspiratie hebben gediend. Ook vrij werk en uniek en veelal onbekend jeugdwerk van beide tekenaars zal in de tentoonstelling te zien zijn. Bij de tentoonstelling komt er een kleine publicatie over Peter van Straaten en Jo Spier en is te koop voor € 5,00 in de museumwinkel. De tentoonstelling zal in de zomer van 2012 ook in het Persmuseum te zien zijn.

Stedelijk Museum Zutphen
Rozengracht 3
Openingstijden: dinsdag t/m zondag: 11.00 – 17.00 uur

Heeft het gesmaakt? is de pakkende titel van alweer het zesde deel uit de serie themaboeken van Peter van Straaten. De bundel bevat een interessante selectie cartoons over de gevaren en de geneugten van het uit eten gaan. De restaurants van Van Straaten worden getypeerd door grofgebekte obers, dubieuze maaltijden en kieskeurige eters.

Van Straaten is een cartoonist die bij uitstek de menselijke aard weet weer te geven. In zijn universum zijn de opmerkingen die aan tafel worden uitgesproken, vaak net zo scherp als de messen die erop liggen. Wat dat betreft leren we de mens, en onze partners en vrienden, pas goed kennen tijdens het avondmaal.

Van Straaten tekent zoals altijd trefzeker: van het verschrikte gezicht van een oudere man die vanachter de menukaart vandaan komt en wanhopig aan zijn vrouw vraagt: ‘Hoe is jouw Frans?’ tot en met de wat stevige echtgenoot die verwijtend tegen zijn veel te magere vrouw zegt: ‘Jij zeker weer eeen héél klein voorgerechtje?’.

De beste cartoon uit de bundel vind ik die van de ober die een bord eten dicht bij zijn neus houdt terwijl de twee gasten hem boos aankijken. De ober: ‘Nou bedorven…, bedorven… Overdrijven we niet een beetje?’ In dat restaurant hebben we allemaal wel eens gegeten.

Overigens heeft Van Straaten, net als in eerdere bundels, de neiging om zo nu en dan te varieren op dezelfde soort grappen: anorexia-vrouwen, vies eten en onbeschofte obers komen dan ook veelvuldig voorbij. Wat dat betreft had de samensteller wat meer variatie in het menu mogen brengen.

Een smakelijke bundel cartoons om kado te doen of zelf plezierig van te peuzelen.

Peter van Straaten – Heeft het gesmaakt?
De Harmonie, € 14,90

Categorieën
Strips

Glen Baxter: ‘Mijn tekeningen zijn vooral vreemd en ongewoon’

Illustrator en schrijver Glen Baxter spreekt zich met zijn absurdistische tekeningen uit tegen autoriteit. ‘Ik wil een wereld creëren die aan de oppervlakte gewoon lijkt maar onderhuids nogal afwijkend en grappig is.’

Van de Britse illustrator en schrijver Glen Baxter hangen zeven tekeningen in de expositie A Perfect Day. Baxter (Leeds, 1944) maakt tekeningen waarin cowboys, gangsters, ontdekkingsreizigers en schoolkinderen vaak de hoofdrol spelen. De tekeningen lijken qua stijl en onderwerp op illustraties bij oude avonturenverhalen in jeugdboeken. Boeken waar Baxter mee opgroeide en die hem tot op heden inspireren. ‘Wat mij zo aanspreekt aan die oude boeken is dat die spannende fantasieverhalen in een zeer rechttoe-rechtaanstijl zijn getekend. Deadpan, zoals de humor van Buster Keaton. Duizenden tekenaars illustreerden op dezelfde emotieloze manier. Ik wilde middels die tekenstijl een wereld creëren die aan de oppervlakte gewoon lijkt maar onderhuids nogal vreemd, afwijkend en grappig is,’ vertelt de illustrator telefonisch vanuit zijn huis in Londen.

Baxters tekeningen worden geregeld geëxposeerd in prestigieuze galeries. Ze zijn gepubliceerd in boekvorm, in kranten en tijdschriften als The Observer, Le Monde en The New Yorker.

Geen cartoons
Vaak zit de twist bij Baxters tekeningen in het onderschrift, dat geenszins rijmt met hetgeen is afgebeeld. Cowboys die intellectuele uitspraken doen over kunst of filosofie bijvoorbeeld. Of een boekanier die een collega zeer indringend aankijkt en volgens het onderschrift geestdriftig vertelt over zijn toekomstplannen voor een keten pannenkoekenrestaurants. Zo vertelt de illustrator dikwijls een absurd, surrealistisch verhaal, niet gespeend van humor. Maar wie Baxters platen cartoons noemt, heeft het volgens hem mis: ‘Ik noem ze liever tekeningen, dan kun je mensen nog verrassen. Ik hou niet van het woord cartoon. Bij die term denken mensen tegenwoordig meteen aan politieke cartoons en die hebben me nooit geïnteresseerd. Ook verwacht men dan een grap, terwijl mijn tekeningen eigenlijk niet grappig zijn bedoeld. Ze passen niet in een bepaalde categorie. Ze zijn niet politiek of actueel. Ze zijn vooral vreemd en ongewoon.’

Collagemoment
Baxter gaf jarenlang tekenles en begon zijn carrière met het maken van tekeningen en het schrijven van korte verhalen en gedichten. Toen hij op een gegeven moment stuitte op de combinatie beeld en tekst was dat voor hem een openbaring. ‘Op de een of andere manier zijn het tekenen, de verhalen en gedichten tegen elkaar aangebotst waardoor ze samensmolten. Fantastisch vond ik dat. Een collagemoment, zoals de collageromans van Max Ernst die mij inspireerden. Door dingen uit hun context te halen, creëer je iets behoorlijk vreemds. De kijker moet zelf chocola maken van wat hij ziet. Een situatie die vergelijkbaar is met toen ik nog jong was. In galerieën en musea zag ik schilderijen en tekeningen en ik wist niet waar ik precies naar keek. Ik probeerde ze te begrijpen. En soms werden dingen daardoor compleet krankzinnig en gek. Heerlijk! Dat moment was voor mij zo krachtig en fantastisch! Hetzelfde gevoel probeer ik met mijn tekeningen bij de toeschouwer op te wekken.’

Baxter tekent graag iconografische figuren omdat het hem in staat stelt om zeer direct met de lezer te communiceren: ‘Iedereen kent cowboys en ontdekkingsreizigers. Je komt meteen een gebied binnen waar je kunt spelen met clichés die je volledig op hun kop kunt zetten.’

Haring
In een tekening in de expositie houdt een agent een motorrijder aan om hem vervolgens zijn tepel te laten zien. Autoriteitsfiguren moeten het vaak ontgelden in Baxters werk. Baxter vindt dat je iedere gelegenheid moet aangrijpen om autoriteit in twijfel te trekken: ‘De mensen die zeggen wat juist is, blijken het vaak fout te hebben. Eigenlijk is mijn werk een pleidooi om voor jezelf te bepalen hoe de wereld in elkaar zit. Mensen moeten niet alleen maar luisteren en kijken zonder zelf na te denken.’

Baxters Europese debuut is Atlas, in 1979 uitgegeven door De Harmonie. Bij dezelfde uitgever verschijnt in maart Colonel Baxter’s Dutch Safari, een bundeling tekeningen met Nederlandse thema’s. Voelt hij, los van dat debuut, een speciale band met Nederland? ‘Eigenlijk wel. Ik hou van Amsterdam, van de schaal van de stad. Je kunt er fietsen door het Europa van de zeventiende eeuw. En ik hou van haring. Die hebben we natuurlijk ook in Londen, maar ik ben van mening dat je een haring pas echt kan waarderen als je bij een gracht staat met je fiets in de hand.’

Dit artikel is gepubliceerd in VPRO Gids #6. De tekenshow A Perfect Day loopt nog tot 24 februari.

Categorieën
Strips

Peter de Wit: ‘Het liefste maak ik krantenstrips’

Peter de Wit verrijkt al meer dan dertig jaar het Nederlandse beeldverhaal met zijn humoristische strips als Sigmund en de series S1ngle en Gilles de Geus (die laatste twee maakt hij samen met Hanco Kolk.) Recent sloeg hij een nieuwe weg in en maakte een grafische novelle over het legenestsyndroom, een onderwerp dat hem nauw aan het hart ligt.

Hanco Kolk en Peter de Wit. Foto: Michael Minneboo.

Stripmaker Peter de Wit (Beverwijk, 1958) weet al meer dan dertig jaar de lachspieren van zijn lezers te stimuleren. Sinds 1994 houdt hij met Sigmund de lezers van de Volkskrant dagelijks een lachspiegel voor. De kleine psychiater met ooglap is misschien wel zijn bekendste creatie, maar uit die strip kwamen ook de populaire Burka babes voort. Met Hanco Kolk maakt De Wit met S1ngle grappen over drie hartsvriendinnen op zoek naar de ware liefde; samen verhaalden ze de avonturen van struikrover Gilles de Geus en creëerden ze het komische duo Mannetje & Mannetje. Met zijn strips heeft De Wit de Nederlandse humorstrip onmiskenbaar verrijkt.

‘Ik ben geboren voor de krantenstrip, die heb ik altijd willen maken,’ vertelt De Wit geestdriftig. ‘In 1979 solliciteerde ik bij stripblad Eppo met krantenstrips, maar daar konden ze bij het weekblad niets mee natuurlijk. Kranten wilden ze ook niet hebben: ik was nog niet goed genoeg. Pas vijftien jaar later ging mijn droom met Sigmund in vervulling. Dat was een soort thuiskomen.’

Ik spreek De Wit in zijn kantoor in het centrum van Amsterdam. Via een onopvallend steegje krijgt men toegang tot het pand waar voorheen een krantenredactie en drukkerij waren gehuisvest. De stripmaker deelt de ruimte met een stempelmaker, fotograaf en vormgever. De dagen dat hij niet thuis werkt, zit hij hier te schrijven en te tekenen. Een computer ontbreekt op zijn bureau, want e-mail en Google leiden maar af. Wel liggen er enkele A4 blaadjes met kleine schetsen en uitgeschreven dialogen voor nieuwe Sigmund-stroken. Soms staan er de contouren van een hele strip. Verder liggen er wat krantenknipsels: inspiratiebronnen voor grappen voor Sigmund. ‘Ik lees veel kranten en tijdschriften en haal mijn onderwerpen uit de actualiteit.’

Meneerke Psi

Vrouwvriendelijke humor uit 'Sigmund'.

Neerlands bekendste striptherapeut debuteerde in 1993 in de Vlaamse krant Het laatste nieuws als Meneerke Psi. Na een paar maanden werd de publicatie echter gestopt omdat men moeite had met de cynische toon. De Volkskrant bleek daar juist voor te vallen.
‘Vooral in het begin had Sigmund altijd het laatste woord of trapte hij de patiënten de deur uit. Dat was allemaal heel cynisch en lik op stuk. Op den duur wordt dat erg voorspelbaar. Nu heeft de patiënt meestal de grap. Ook heb ik Sigmund begrijpender gemaakt. Hij is nu meer de therapeut die vraagt wat men er zelf van vindt.’
In Vlaanderen heeft de strip later nog jarenlang in De Morgen gestaan.

Hollandse humor
In Sigmund doken op een gegeven moment de Burka babes op: de dames gehuld in burka’s dragen steevast een boodschappentas van een supermarktketen waaruit respectievelijk een prei of een stokbrood steekt. Het eerste boekje over de Burka babes is vertaald in het Spaans, Tsjechisch, Engels en Frans. De Italiaanse editie is in de maak. Vanaf het begin kreeg De Wit al veel reacties op de dames, mensen stuurden zelfs hun eigen grappen naar hem op. Volgens de stripmaker zit de aantrekkingskracht van de strip in het feit dat het gaat om huisvrouwen die mopperen over hun man en de nieuwste mode bespreken. Daarbij speelt de discussie rond de multiculturele samenleving in veel Europese landen.

Met de strip laat De Wit zich behoorlijk kritisch uit over de positie van vrouwen in de islam. Bijvoorbeeld met de laatste cartoon uit Polderburka’s waarin Sigmund een moslima gebiedt haar burka uit te trekken om zichzelf te bevrijden van haar gevangenis. De vrouw antwoordt: ‘Dan ben ik niemand,’ en inderdaad: onder de kleding schuilt een grote leegte, geen lichaam te bekennen. Sigmund verzucht: ‘Ja, dat is de kracht van onderdrukking.’
De Wit: ‘Een burka dragen lijkt me heel vervelend. Het is ongemakkelijk, je hebt heel weinig zicht. Je moet ervan zweten, je struikelt erover. Het is letterlijk en figuurlijk een soort gevangenis.’

Toch schuilt er geen maatschappelijke boodschap achter de cartoons. ‘Het is mijn werk om kritisch te zijn en op het randje te lopen. Maar het is geen moslimbashing. Als je hard op de koran inhakt, dan ben je na drie grappen wel klaar. De kracht van de burka babes is juist dat het een vriendelijke strip is. Ik beoog niet iets stichtelijks. Eigenlijk wil ik gewoon lol trappen.’


Of zijn gevoel voor humor typisch Hollands is, weet De Wit niet. ‘Mijn humor is erg geïnspireerd en beïnvloed door Amerikaanse krantenstrips. Dus je kunt zeggen dat het een soort van Amerikaanse ondertoon heeft. Maar het kan best zijn dat Amerikanen het juist heel Europees of Nederlands vinden,’ zegt de stripmaker.

Het beeld van de burka babes dat toch veel weg heeft van zwarte tampons met voetjes, nodigt uit het maken van grafische grappen. ‘Als ik die cartoons teken probeer ik altijd aan het lege en gestileerde van Dick Bruna’s werk te denken.’

Hergé
De Wit vertelt met duidelijk plezier over zijn strips en het maken ervan. Zijn passie voor het beeldverhaal begon, zoals bij zoveel collega’s, al op jonge leeftijd. Hij las stripbladen als Sjors van de Rebellenclub, Robbedoes, Stripschrift en Vivo Magazine, waarin Prins Valiant stond. Met middelbare schoolgenoot Gerard Aartsen startte hij in 1973 het stripinformatieblad Striprofiel. Samen interviewden zij stripmakers. ‘Dat was een interessante leerschool. Ik zag bijvoorbeeld dat strips groter worden getekend dan ze worden afgedrukt.’

Op zijn vijftiende bezocht De Wit met Aartsen de Studios Hergé in Brussel om Bob de Moor te interviewen. De Moor was bijna veertig jaar lang de rechterhand van Hergé, de geestelijk vader van Kuifje die onmiskenbaar zijn stempel op het Europese beeldverhaal heeft gedrukt. ‘Ik ben een van de weinige Nederlanders die Hergé een hand heeft gegeven,’ vertelt De Wit. ‘Tijdens het interview ging opeens de deur open en kwam God binnen. Volgens mij zweefde hij zelfs een stukje boven de grond. De kamer werd ook lichter, zo’n uitstraling had hij. Ik weet niet of hij Vlaams of Frans sprak. Ik denk Vlaams, want mijn Frans was niet goed. Hij vroeg of we al iets te drinken hadden gehad. Een glaasje cola werd ons geoffreerd. Hij was maar even binnen en verdween toen weer. Maar dat was toch wel bijzonder eigenlijk.’

Hoewel De Wit tegenwoordig niet veel strips meer leest, pakt hij nog graag een Kuifje-album uit de kast. ‘Hergé was een geweldige tekenaar en zijn werk heeft een mooie zwart-wit verdeling. In een tekening is het wit net zo belangrijk, net zo vertellend als het zwart. Die tip geef ik gratis weg. Qua inkten is veel wit laten ook nog eens goedkoper,’ grapt de Hollandse tekenaar die ook graag in zwart-wit werkt.

Jochem
Toen De Wit besloot stripmaker te worden, probeerde hij verschillende stijlen uit. Zijn eerste gepubliceerde strip Jochem tekende hij in een soort klare lijn, geïnspireerd op de stijl van De Moor. Toen hij voor Eppo aan de slag ging met de westernstrip Stampede! en later De Familie Fortuin, koos hij voor een meer cartooneske stijl. Hierin zijn duidelijk de invloeden te zien van de verschillende Amerikaanse cartoonisten die hij bewondert. Zoals Virgil Partch (1916-1984), Brant Parker van Tovenaar van Fop, Gordon Bess (Roodoog), maar bovenal Mort Walker van Flippie Flink inspireerden De Wit.

Legenestsyndroom
In diezelfde vertrouwde cartooneske stijl tekende hij Het lege nest. In deze grafische novelle heeft vader Ben het er erg moeilijk mee dat zijn kinderen op kamers zijn gaan wonen. Sindsdien voelt hij zich nutteloos. Ben lijdt aan het legenestsyndroom en moet van zijn vrouw in therapie. Door Ben met een therapeut te laten praten had de stripmaker een middel gevonden om de vader op natuurlijke wijze zijn verhaal te laten vertellen. De Wit houdt namelijk niet van gedachteballons. En dat Sigmund een belangrijke bijrol heeft in de strip is ook logisch: waarom een nieuwe striptherapeut bedenken als je al jaren een succesvol personage hebt?

Met Het lege nest slaat de humorist een nieuwe weg in: voor het eerst maakte hij een persoonlijk beeldverhaal. De Wit had het er namelijk zelf ook moeilijk mee toen zijn zoon en dochter drie jaar geleden op kamers gingen. ‘Ik vind het geweldig om vader te zijn. Wat Ben heeft is misschien wat aangedikt, maar zijn ervaringen en de mijne komen aardig overeen. Als de kinderen het huis uitgaan, sta je als echtpaar elkaar toch even gek aan te kijken. Ik heb daar lang aan moeten wennen.’

Het lege nest moest vooral een dramatisch verhaal worden met een weemoedige sfeer. Toch is het boekje door de tekenstijl en luchtige toon niet zwaarmoedig. Soms komt De Wit erg grappig uit de hoek, al komen de grappen vooral uit de situatie voort en zijn ze niet de kern van de vertelling zoals bij zijn andere stripwerk. Als vader Ben in de strip trots vertelt dat zijn dochter psychologie studeert, merkt Sigmund blijmoedig op: ‘Hele goede studie. Daar zit toekomst in.’

Ondanks zijn jarenlange ervaring als stripmaker en ondanks het feit dat hij co-auteur van de Gilles de Geus-albums is, had Peter moeite met het schrijven van een langer verhaal. ‘Ik ben meer geschikt voor de korte baan, zoals cartoons en krantenstrips. In een krantenstrip moet je veel weglaten in tekst en beeld omdat het verhaal duidelijk moet zijn en de lezer het snel tot zich kan nemen.’

Ambacht
De Wit kreeg hulp van onder meer zijn uitgever en Hanco Kolk, zijn vriend en collega met wie hij sinds 1985 al op succesvolle wijze samenwerkt. ‘Als we S1ngle maken houdt Hanco over het algemeen de verhaallijn in de gaten. Ik ben meer voor de gags, de scènetjes en dat soort dingen. Hanco heeft het scenario van Het lege nest gelezen en stelde hier en daar een plaatje extra voor om de timing soepeler te laten lopen. Ook kwam hij met kleine suggesties die de strip verrijken. Als Ben in de eerste scène de vaatwasmachine uitruimt, heeft hij een theedoek vast bijvoorbeeld. Die tekende Hanco erbij.’

De Wit beschouwde het tekenen van Het lege nest als iets wat hij naast zijn echte werk deed. ‘Toen het boek klaar was, had ik het gevoel dat ik voor het eerst een project had afgesloten. Het werk aan Sigmund, die ik alweer bijna 18 jaar teken, stopt namelijk nooit. Je bent als dagstriptekenaar een soort ambachtsman. Elke dag is er weer een nieuwe krant en daar moet een strip in. Die gagmachine gaat gewoon door. Het komt nooit in me om ermee te stoppen: Ik vind het een geweldige baan.’

Het lege nest is verschenen bij uitgeverij De Harmonie.

Dit artikel is gepubliceerd in Stripgids #27 (2011).

Categorieën
Strips

Posy Simmonds: ‘Ik dacht: Sterf!, maar Gemma wilde niet’

Posy Simmonds. Foto: Victor Schiferli

Posy Simmonds was jaren een goed bewaard geheim van de Britse strip. Met stripromans over de getormenteerde heldinnen Gemma en Tamara brak ze in het buitenland pas echt door als stripmaker. ‘Opeens was ik een graphic novelist!’

‘Het tekenen vind ik het leukste gedeelte van mijn werk. Je kunt dan lekker zingen of muziek luisteren. Als ik aan het arceren ben is het fijn om Bach te draaien. Dan kan ik in het ritme van de muziek de lijnen trekken. Als ik iets dramatisch moet tekenen, draai ik iets verdrietigs. Bijvoorbeeld ‘Dido’s Lament’, een prachtige aria van componist Henry Purcell. Goed, ik moet er niet te hoogdravend over doen, want uiteindelijk hebben we het over het schrijven over stripfiguren, maar het helpt wel bij het werk om in de juiste gemoedstoestand te komen,’ zegt Posy Simmonds.

Tot enkele jaren geleden was Simmonds (Berkshire, 1945) een goed bewaard geheim van de Britse stripwereld. Jarenlang werkte ze als illustrator en stripmaker voor verschillende kranten en tijdschriften. Daarnaast illustreerde en schreef ze kinderboeken.
In eigen land is ze een gelauwerd vakvrouw. Ze kreeg tweemaal de prijs voor beste cartoonist van het jaar. In 2002 werd ze opgenomen in de Orde van het Brise Rijk voor haar verdiensten voor de krantenindustrie. Hoewel ze in 1981 al een graphic novel publiceerde, geniet ze naar eigen zeggen pas echt bekendheid als stripmaker sinds de publicatie van de stripromans Gemma Bovery (inderdaad, niet ‘Bovary’) en Tamara Drewe. ‘Jarenlang was ik een illustrator voor kranten, maar door die boeken ben ik op eens een stripmaker geworden, een graphic novelist!’ zegt Simmonds met een glimlach, niet gespeend van enige zelfspot. ‘Ik heb een heel nieuwe wereld ontdekt. Heel bijzonder, ik word nu op verschillende plekken uitgenodigd. Dat is niet het geval als je voor kranten tekent, dan zit je vooral thuis te werken.’

Ik spreek haar in december op het Strip Turnhout festival waar ze eregast is. Op het tweejaarlijkse Vlaamse festival staat de Britse strip centraal.

Schoonmaakster
Simmonds is een dame op leeftijd, ze praat met zachte stem maar toont zich een geanimeerd spreker. Soms praat ze vloeiend Frans: als tiener studeerde Simmonds beeldende kunst aan de Sorbonne in Parijs. Daarna volgde ze een opleiding grafisch ontwerp aan de Central School for Art and Design in Londen, waar ze tekenen en graphic design studeerde. Toen Simmonds in de tweede helft van de jaren zestig de collegebanken verliet, wist ze niet meteen wat ze wilde gaan doen. Ze stelde een portfolio samen en liep de deuren van kranten, redacteuren en uitgevers plat. ‘Ik ging bij iedereen langs die illustraties gebruikte. In het begin ving ik vaak bot. Dus werkte ik als schoonmaakster en hondenuitlater. Een van de eerste illustraties die ik gepubliceerd kreeg was voor de vrouwenpagina van The Times. Ik was al eerder bij ze langs geweest, maar toen hadden ze geen werk voor me. Op een gegeven moment belden ze op. Ze hadden een gat op de pagina; of ik daarvoor een illustratie wilde maken voor vijf uur die middag. Ik hou erg van deadlines. De spanning zorgt ervoor dat de ideeën komen.’

Scene uit 'Gemma Bovery'

Simmonds illustreerde in beginsel artikelen over prozaïsche onderwerpen als isolatie, begrafenisondernemers en verzekeringen. Het echte stripwerk mocht ze voor The Sun in 1969 maken, met de dagelijkse strip Bear. Later volgde regulier illustratiewerk voor The Guardian en cartoons over de literaire wereld. Simmonds: ‘Wat ik fijn vind aan werken voor een krant is dat het vergankelijk is. Na een dag verdwijnt het. Maar ja, nu niet meer, want op het web is het blijvend.’

Lezerspost
In 1977 mocht ze voor The Guardian een strip maken voor de vrouwenpagina: The Silent Three of St Botolph’s. De strip ging voornamelijk over de familie Weber, middleclass inwoners in Londen. ‘Mijn opdracht was om over de lezers van The Guardian te schrijven, verder mocht ik het overal over hebben, van scheidingen tot anticonceptie,’ zegt Simmonds. ‘Die strip kwam uit in de tijd dat vrouwenemancipatie een belangrijk en nieuw onderwerp was. De vrouwenpagina was berucht. Het waren interessante tijden. Mannen waren bang dat je hun stropdassen doorknipte of hun broek in de fik stak,’ zegt Posy met een serieus gezicht, maar ze vervolgt met: ‘I’m kidding.

Ruim tien jaar lang stond er iedere week een nieuwe aflevering van The Silent Three in de krant. Simmonds leverde vaak sociaal commentaar in haar werk en wist haar lezers te beroeren. De strip was zo’n succes dat de personages kerst- en valentijnskaarten van lezers kregen toegezonden. Ook de stripmaakster kreeg postzakken vol: ‘Mensen legden mij hun problemen in hun brieven voor en vroegen me om raad. Soms kregen de personages ook dat soort brieven. Ik schreef de lezers terug dat ik niet de kennis in huis had om ze te helpen. Je kunt mensen raken door schaamte. Als je over bepaald gedrag iets schrijft dan schrijven mensen je dat ze zich weliswaar schamen maar zich er wel in herkennen.’

Gemma denkt aan haar minnaar uit: 'Gemma Bovery'

Overspel
Het grote publiek buiten Engeland kent Simmonds vooral vanwege haar graphic novels Gemma Bovery en Tamara Drewe. Twee heldinnen die nogal wat ophef veroorzaken in hun directe omgeving en die zijn verwikkeld in overspelige relaties. Overspel fascineert Simmonds niet in het bijzonder, het is een prominent thema in de literaire bronnen waar ze zich door liet inspireren.

Gemma Bovery is Simmonds vrije, eigentijdse en satirische bewerking van Gustave Flauberts Madame Bovary. Gemma en haar man Charlie Bovery verhuizen van Londen naar Normandië waar Gemma zich al snel begint te vervelen. Ze verlangt terug naar haar ex-minnaar Patrick en begint een relatie met een jonge Franse rechtenstudent. De plaatselijke bakker Raymond Joubert raakt geobsedeerd door Gemma: in zijn ogen lijkt haar leven precies dat van haar literaire naamgenoot te volgen.

Prinses Diana

Gemma Bovery heeft de ogen van Prinses Diana.

Gemma Bovery verscheen zes dagen per week als vervolgverhaal in The Guardian. Simmonds kwam op het idee van de bewerking door een toevallige ontmoeting: ‘Ik was in Italië en ik zag een Italiaanse vrouw die me deed denken aan Madame Bovary. Ze had haar handen vol Prada-tassen en net gekochte kleren. Ze leek erg verveeld en pissig. Op dat moment kochten veel Engelsen huizen in Normandië en de Dordogne. Ik besloot dat Gemma Engelse zou zijn en dat haar leven op een bepaalde manier het verhaal van Flaubert zou weerspiegelen. Het uiterlijk van Gemma baseerde ik op Diana, de prinses van Wales, die toen nog leefde. Ik vond de manier waarop Diana vanuit haar ooghoeken omhoog kon kijken, heel intrigerend. Ik heb Gemma dezelfde ogen gegeven.’

Net als in Flauberts roman moest Simmonds heldin sterven. Toch ging dat niet zo makkelijk: ‘Net als Madame Bovary zou Gemma zelfmoord plegen. Ik was de aflevering aan het maken waarin ze een overdosis nam, maar op de een of andere manier wilde ze niet sterven. Ik dacht: “Sterf!”, maar ze kwam telkens weer overeind en zei: “Nee, dit doe ik gewoon niet.” Toen realiseerde ik me dat haar karakter was veranderd. Ze was niet suïcidaal, maar iemand die zichzelf opnieuw zou uitvinden. Toch moest ik haar wel vermoorden, want het verhaal wordt in flashback verteld en in de eerste aflevering staat dat Gemma dood is.’ Uiteindelijk zou Gemma stikken in een stuk brood van bakker Joubert, terwijl haar man en haar ex-minnaar met elkaar op de vuist gaan. Zo waren de drie mannen in Gemma’s leven verantwoordelijk voor haar dood.

Minnaars
Tamara Drewe, de heldin uit het gelijknamige feuilleton, de striproman en de verfilming door Stephen Frears, overleeft het verhaal gelukkig wel. Omdat de reeks oorspronkelijk in de literaire sectie van The Guardian stond, wilde Simmonds een verhaal maken over een toevluchtsoord voor schrijvers op het platteland. ‘Pas toen ik me deze plek, verborgen in het landschap, voorstelde, dacht ik aan “Far from the madding crowd”. Een welbekend citaat van het gedicht “Elegy Written on a Country Graveyard” van Thomas Gray, dat gaat over het platteland. Hardy gebruikte het als titel voor zijn boek over een vrouw met drie potentiële minnaars. Dat leek me een interessante situatie. Gemma en Tamara zijn uiteindelijk mijn verhalen, ik leen bepaalde elementen uit de literaire bronnen. Het is niet belangrijk dat je de bronnen kent, maar als je ze wel gelezen hebt, geeft dat de leeservaring iets extra’s.’

In Simmonds nieuwste project zit ook een negentiende-eeuwse roman begraven. ‘Op dit moment praat ik er nog niet graag over, want als je eraan werkt is een boek als een luchtkussen: zodra je erover begint te praten loopt de lucht eruit. Meer wil ik er niet over zeggen, behalve dan dat alle menselijke zwaktes er in zullen zitten.’

Pagina uit 'Tamara Drewe'

Knip- en plakwerk
De term graphic novel lijkt te zijn uitgevonden voor de grafische vertellingen van Simmonds waarin ze op effectieve wijze stripstroken en proza afwisselt. ‘Daar ben ik aanvankelijk opgekomen vanwege efficiëntie. Ik had met Gemma Bovery een behoorlijk lang verhaal dat in honderd afleveringen verteld moest worden, en ik had een grote ruimte op de pagina te vullen. Ik wilde de lezer waar voor zijn geld geven. In een aflevering moet echt iets gebeuren. Achteraf gezien gaf deze manier van vertellen me de mogelijkheid om een meerstemmig verhaal te maken. Ik kon zo makkelijk wisselen van verhaalperspectief. Ik kon bijvoorbeeld beginnen met de gedachten van een personage, gevolgd door een stuk beschrijving dat het eerdere stuk verdiept of tegenspreekt. Vervolgens kon ik op een ander personage overspringen.’

Simmonds heeft sinds anderhalf jaar een computer, maar maakt haar strips nog geheel met de hand. Zij ontwerpt de lay-out van de pagina’s en schrijft de tekst eerst uit. Haar man Richard, die typograaf is, tikt deze in op zijn pc, waarna Posy de print tussen de stripplaatjes plakt.

De Australische schrijver Clive James roemt Simmonds om haar goede gevoel voor dialoog. Vaak overhoort ze mensen als ze op locatie research doet voor haar verhalen. Voor Tamara Drewe maakte Simmonds op locatie veel tekeningen en nam enkele foto’s. ‘Herkenbaarheid is heel belangrijk in mijn werk. Het landschap is als dat van Dorset. Engelse lezers herkennen het soort boerenhoeve waar de schrijvers verblijven meteen.’

Gemma Bovery en Tamara Drewe zijn door De Harmonie uitgegeven.

Dit interview is in VPRO Gids #1 (2012) gepubliceerd.

Categorieën
Strips

Peter de Wit maakt stripnovelle over het legenestsyndroom

Stripmaker Peter de Wit (Sigmund, S1ngle) slaat een nieuwe weg in. Hij is op dit moment druk bezig met het tekenen van een grafische novelle die Het lege nest gaat heten.


Peter de Wit is vooral bekend als maker van humor strips. Samen met collega Hanco Kolk maakt hij de strip S1ngle, solo is hij de man achter de populaire strip Sigmund. Met Het lege nest slaat de stripmaker een nieuwe weg in.
‘Ik loop al jaren rond met dit idee. Mijn kinderen zijn het huis uit, op kamers. Mijn verdriet en teleurstelling daarover verwerk ik in dit boek. Ik ben nu druk aan het tekenen. Ik ben er erg blij mee. Het is erg aardig werk, weer eens wat anders. Nu maar hopen dat het de mensen aanspreekt.’

De Wit heeft een zoon van 25 en een dochter van 21. Drie jaar geleden sloegen ze hun vleugels uit.

Lijkt het hoofdpersonage ook op Peter?
‘Nou, de achterflaptekst is al zo’n beetje geschreven en die luidt: “Tijdens het tekenen ging de vader steeds meer op mij lijken, de vrouw steeds meer op mijn vrouw en het huis steeds meer op ons huis. Héél vreemd…” Dus ja, de hoofdfiguur heeft zeker wel raakvlakken met mij.’

Sigmund
De Wits psychiater Sigmund speelt een bijrol in de strip: ‘De hoofdpersoon worstelt met het legenestsyndroom en wordt daarom door zijn vrouw naar een therapeut gestuurd. Ik kon wel een nieuwe therapeut bedenken maar ik heb Sigmund al. Dus was het logisch om hem te gebruiken in dit verhaal.’

Er was ook een praktische reden om vaders naar een therapeut te sturen, want hij moest zijn verhaal kwijt en De Wit wilde niet terugvallen op een voice-over.  ‘Die vind ik een beetje vervelend en irritant in strips  en films. Dus moest er iemand zijn waar hij zijn verhaal tegen kan doen. En als die iemand dan ook nog iets zinnigs over het legenestsyndroom kan zeggen is het helemaal fijn. Zo kwam ik op een therapeut en dan kan je niet om Sigmund heen.’

Het lege nest komt in oktober uit bij Uitgeverij de Harmonie.

Dit artikel is donderdag 7 juli in Het Parool gepubliceerd.

Categorieën
Daily Webhead Strips Video

Video: Hanco Kolk Live op Manuscripta

Tussen de 5500 bezoekers op Manuscripta moest je zondag goed kijken om een stripmaker te ontwaren. De opening van het boekenseizoen is toch vooral een feestje voor auteurs van boeken zonder plaatjes. Al was er wel wat aandacht voor het beeldverhaal.

Barbara Stok presenteerde haar nieuwe boek, Jan Kruis werd op het podium geïnterviewd over zijn tweede album over Woutertje Pieterse. Uitgeverij de Harmonie pakte uit met enkele prima acties. Tekenaar Gummbah deed iets met net niet verschenen boeken. Buiten bij de gashouder stond een EHBO-tent waar bezoekers een quiz konden doen bij dr. Van Swieten en dr. Bernard, gespeeld door twee jonge studenten waarvan er eentje in ieder geval een arts in opleiding is. De twee jonge mannen in witte jassen trokken een publiek dat voornamelijk uit vrouwen en meisjes bestond. Dat kan geen toeval zijn geweest. Na het beantwoorden van enkele vragen mochten de bezoeksters van de EHBO-tent teksten verzinnen bij een strookje van de strip S1ngle, waar de handzame dokter Van Swieten en plastisch chirurg dokter Bernard een bijrol spelen. Hun escapades zijn recent gebundeld in een boekje met de illustere titel: Handjes thuis, dokter Van Swieten!

De twee stripmakers van S1ngle, Kolk en De Wit waren ook aanwezig op Manuscripta. Ik sprak Kolk in de middag voor het Parool over zijn nieuwe stripproject Van Istanbul naar Bagdad. Kolk gebruikt voor dit album artikelen van Arnon Grunberg. Het album komt in november uit bij uitgeverij Podium. Daarover later meer op dit blog. ’s Middags bracht Kolk de strip, waar hij nu nog hard voor aan het tekenen is, onder de aandacht door op een podium in de Gashouder live te tekenen. Gelegenheidspresentator en illustrator Kees de Boer nodigde leden van het publiek uit om op het podium een krabbel op het papier te zetten. Hanco maakte er dan een mooie tekening van. Kijk maar hoe soepel de stripmaker van de meest vreemde kronkels iets wist te maken:

Daily Webhead: Hanco Kolk Live from Mike’s Webs on Vimeo.

Categorieën
Striprecensie Strips

Polderburka’s

Fijn, ze zijn weer terug: de zwarte tampons met voetjes. Ik heb het natuurlijk over de Burka Babes van Peter de Wit. Wederom legt de stripmaker de vinger op de gevoelige plek. Niets nieuws onder de zon, maar nog steeds steengoed.

De dames doken voor het eerst op in de strip Sigmund en komen nog regelmatig langs in de populaire gagstrip. Het bundelen van de strookjes met de moslima’s in hoofdrol heeft uitgeverij de Harmonie geen windeieren gelegd. Van het eerste deel Burka Babes, dat ook in een internationale editie verscheen, werden meer dan 20.000 exemplaren verkocht. Ook over de grens leest men de zwarte humor van De Wit graag. De Spaanse editie werd gepresenteerd tijdens het Ficomic Festival in Barcelona, dat tussen 6 en 9 mei plaats vond. De Franse editie verscheen in mei onder de titel Burqa fashionista.


Doodswens
Polderburka’s is net als het eerste deel uit 2007 uitgegeven in een horizontaal hardcover boekje. Wederom gaat De Wit op speelse wijze om met de uitwassen van de islam. De Wit houdt het op het eerste gezicht luchtig. Grapjes over een burka die in de zon ligt om bruin te worden, een fles sunfactor 0 staat naast haar. Een cartoon waarin twee dames poseren voor de Eiffeltoren, terwijl de fotografe hen vraagt om te glimlachen – alsof je door die dunne kijkspleet van de burka ooit een mond zou kunnen zien. Maar vergis je niet: er is duidelijk een kritische noot in De Wits grollen te vinden. Het is voor de dametjes in zwart geen pretje om er als levensgrote tampon door het leven te moeten. ‘Ik wou dat ik dood was!’ schreeuwt het meisje Nilgüm het uit, als haar gevraagd wordt hoe haar eerste dag in burka bevalt. Ook de moslimman komt er niet goed van af: een paar cartoons refereren naar de ondergeschikte positie van de vrouw en mishandeling binnen het moslimhuwelijk. Het is te hopen dat fundamentalisten ook de humor van de burka babes inzien.

Niemand
Dat de burka symbool staat voor onderdrukking, wordt nog eens in de laatste strook door de stripmaker onderstreept, wanneer een burka babe op aanraden van Sigmund zich van haar alles bedekkende gevangenis moet ontdoen, blijkt eronder de burka toch nog een onzichtbare vrouw schuil te gaan. Een wezen zonder identiteit. ‘Ja, dat is de kracht van de onderdrukking,’ verzucht Sigmund. 
Best schrijnend als je erover nadenkt.

Peter de Wit – Polderburka’s
De Harmonie, € 9,90
ISBN: 9789061699422

Categorieën
Striprecensie Strips

Peter van Straaten: Weet mama hiervan?

In de Nederlandse stripwereld stikt het van de cartoonisten waarvan er eigenlijk maar en paar de moeite van het lezen waard zijn. Peter van Straaten heb ik hoog zitten. De dit jaar 75-jaar geworden tekenaar weet nog steeds in een prent en een scherp onderschrift de vinger op de gevoelige plek te leggen.

Dat doet hij dagelijks in Het Parool, maar ook verschijnt zijn werk in Vrij Nederland en vele regionale dagbladen.

Recent verscheen bij De Harmonie Weet mama hiervan?, de vierde thematische bundel van eerder gepubliceerd werk. Centraal staat het leven van pubers en de moeizame relatie met hun ouders. En waar houdt een puber zich het meeste mee bezig? Precies: seks en verliefdheid. Het aantal cartoons over deze onderwerpen heeft dan ook de overhand. Van de te natte eerste kus tot de eerste keer. Van het niet durven benaderen van je droomvrouw tot dat nachtmerrie-achtige momente waarop je je verse vriendin aan je ouders moet voorstellen.

Verder toont Van Straaten in verschillende facetten de universele generatiekloof tussen pubers en hun ouders. Van Straaten houdt ons een tragikomische lachspiegel voor en doet dit in prachtige, rake pentekeningen.

Verhalend verband
In de bundel zijn de cartoons vaak op basis van visuele overeenkomsten naast elkaar gezet. Dit levert interessante spreads op, zoals twee bedscènes met vrijwel dezelfde uitsnede en donkere achtergrond. Op de linkerpagina lopen een jongen en een onzeker meisje – beide halfnaakt – naar het bed, terwijl de jongen zegt: ‘Zullen we dan maar?’ Op de rechterpagina zien we een iets ouder stel, waarvan de man te enthousiast op het meisje duikt. Ze vraagt hem: ‘Ga je dan later wel met me trouwen?’. Door deze twee cartoons naast elkaar te plaatsen is er niet alleen sprake van vormrijm op de bladspiegel. Er ontstaat ook een verhalend verband tussen beide prenten. Misschien gaan de scènes over hetzelfde meisje en heeft ze op de rechterbladzijde wat betreft de liefde nog steeds niet haar draai gevonden?

Overigens valt door de vormrijm nu wel sneller op dat Van Straaten dikwijls varieert op dezelfde lichaamshoudingen. Een mogelijke verklaring voor deze herhaling in zijn werk gaf de tekenaar in een interview in de PS van 27 maart, waarin Van Straaten aangeeft dat de 50 jaar ervaring ook remmend kan werken:

‘Ik wéét nu te veel. Toen had ik meer spontaniteit en brutaliteit. Je wordt onzekerder, omdat je beter weet wat er mis kan gaan. Vroeger zette ik alles direct in inkt. Nu durf ik dat niet meer. Ik maak eerst een potloodschets.’

Maar zelfs als hij op safe speelt, dan nog blijft Van Straaten een van de beste vertolkers van menselijke tekortkomingen in cartoonvorm.

Van Straaten, Peter – Weet mama hiervan?
De Harmonie, € 14,90
ISBN 978 90 6169 939 2

Deze recensie staat ook op het stripblog van Zone 5300.