Een sfeervol stripplaatje uit De kaartvan Fred de Heij:
Mooi hoe De Heij het huis heeft getekend, met het vervallen hek op de voorgrond. De illustratie spreekt tot de verbeelding en zou een mooi begin zijn van een thriller of een horrorverhaal. De kaart is echter geen van beide en valt eerder onder de categorie luchtige avonturenstrip.
De kaart is recent in een album uitgegeven door Don Lawrence Collection. Het stond eerder in afleveringen in Eppo.
In het verhaal weet Isa eerst een gijzeling tot een goed einde te brengen. Daarna vaart ze samen met Paul Stark een boot naar een ver gelegen eiland. Eenmaal op zee zien ze na een aantal weken een bootje dobberen met daarin een jonge vrouw. Volgens de wetten van de zee redden ze de schipbreukeling, maar daarmee beginnen ook de problemen, want er zitten een aantal schurken achter haar aan, die maar één ding willen: De kaart.
Fred de Heij. De kaart. Don Lawrence Collection. Hardcover €16,95
[hr]
Daarom Minneboo leest: Als stripjournalist wil ik zoveel mogelijk strips onder de aandacht brengen. Daarom heb ik de rubriek Minneboo leest in het leven geroepen, om te laten zien hoe rijk en divers het medium strip kan zijn. De artikelen in deze rubriek zijn geen recensies (die teksten staan gepubliceerd in de bijhorende rubriek), maar kunnen thematisch zijn, een interview, een tekenstijl belichten of simpelweg een nieuwe uitgave kort aanstippen.
Stripblad Eppo publiceert een reeks nieuwe korte verhalen met Agent 327 in de hoofdrol.
Martin Lodewijk mag al behoorlijk op leeftijd zijn en zoals je wellicht weet liet het laatste Agent 327 avontuur lang op zich wachten. Daarom begint in Eppo #2 die inmiddels in de winkels ligt, een nieuwe reeks korte verhalen rondom ‘het geweten van Nederland’. Deze verhalen worden geschreven en getekend door een selecte groep stripmakers. Mars Gremmen bijt het spits af met Dossier Snolly Pardon.
Toen Rob van Bavel dit project aan Lodewijk voorstelde, ging de nestor van de Nederlandse strip akkoord mits de tekenaars hun eigen stijl aanhouden. Leuk, want zo krijgen we dus telkens een iets andere versie van ’s lands meest minst-geheime agent te zien. Misschien hoopt Van Bavel, die sinds het overnemen van Uitgeverij L ook het recht heeft de Agent-albums uit te geven, zo meteen een kandidaat te vinden om de reeks voort te zetten als Lodewijk er geen zin meer in heeft en met pensioen gaat.
De cover van Eppo #2 is getekend door Lodewijk en Gremmen.
Overigens ging een recente aflevering van Frits JonkersShowCase ook over Agent 327 en uitgave van oude korte verhalen die ooit in de Pep stonden. Het leuke aan Frits z’n strookje vind ik dat je aan de tekst uit de ballons meteen kunt aflezen dat het om een Agent-verhaal gaat. Wel jammer dat de uitgever uiteindelijk niet koos voor de diensten van Frits, want zijn handlettering ziet er weer fantastisch uit.
Eric Hercules en Gerben Valkema winnen de Willy Vandersteen prijs 2016. Deze prestigieuze prijs wordt toegekend voor het stripalbum Elsje maakt geschiedenis.
Via deze weg feliciteer ik Hercules en Valkema van harte! Twee heel aardige mannen die al jaren een heel erg leuke strip maken. Goede grappen en heel tof getekend.
De Willy Vandersteenprijs gaat traditioneel naar het beste Nederlandstalige stripalbum van het voorbije jaar. Alle in Vlaanderen en Nederland verschenen, oorspronkelijke Nederlandstalige albums komen in aanmerking.
De winnaar krijgt een tekening van de vorige laureaten scenarist Marc Legendre en tekenaar Charel Cambré en een geldsom van 5.000 euro van de Belgische auteursvereniging Sabam.
De prijs werd ingesteld door het Vlaams-Nederlandse huis deBuren te Brussel, Stripdagen Haarlem en Strip Turnhout, en is de belangrijkste striponderscheiding in het Nederlandse taalgebied.
Uit het verslag van de jury:
‘Elsje is een typisch voorbeeld van de klassieke familiestrip: toegankelijk, grappig, fris en helder getekend. De reeks Elsje toont aan dat de familiestrip allerminst met uitsterven is bedreigd.
Tekenaar Gerben Valkema vindt aansluiting bij de Franco-Belgische stijl. Goede verhoudingen, een arsenaal aan gezichtsuitdrukking, de vlotte fysiek doet zelfs denken aan grootmeester Franquin.
De scenario’s van Eric Hercules zijn bijzonder grappig, spontaan en verfrissend. Hij maakte van Elsje een knuffelbaar en ook prikkelbaar meisje waarvan je wel moet houden.’
De samenwerking tussen tekenaar Gerben Valkema en schrijver Eric Hercules begon meer dan 15 jaar geleden bij Studio Jan Kruis voor de strip Jan, Jans en de Kinderen en leidde in 2006 tot het stripfiguur Elsje. Elsje wordt als dagstrip gepubliceerd in de dagbladen van De Persgroep, de HollandMedia-Combinatie en de NDCgroep. Ook verschijnt Elsje tweewekelijks in het stripblad Eppo. Elsje ontving in 2012 al de Stripschappenning voor beste jeugdalbum.
Van Elsje liggen er 16 albums in de winkel, uitgegeven door Don Lawrence Collection. Elsje is vertaald in het Duits, Frans, Noors, Gronings, Deens, Brabants, Engels en Zweeds.
De jury bestond dit jaar uit (niet-stemgerechtigd) voorzitter Helena Vandersteen, bibliotheekmeedewerker Lieve Scheers, de tekenaars Steven de Rie en Luc Morjaeu, stripwinkel-uitbaatster Ineke Horst en Stripgidsmedewerker Roel Daenen. Net als de vorige keer was ik nu ook gevraagd om zitting te nemen in de jury maar door het werken aan mijn boek Mijn vriend Spider-Man ontbeerde ik dit jaar de tijd om zitting te nemen en alle uitgaven goed bij te houden.
Volgens de jury lagen er in de finale stemronde vier titels ter tafel, en de jury houdt eraan ook de drie andere albums te vermelden: De man van nuvan Hanco Kolk en Kim Duchateau, In the Pines van Eric Kriek en De tuin van Daubigny van Luc Cromheecke en Bruno De Roover. De scenaristen en tekenaars van elk van deze albums hebben met overtuiging en succes hun eigen grenzen verlegd. Deze albums tonen aan dat het genre ‘graphic novel’ springlevend is en dat lezers nog mooie dingen mogen verwachten. Aldus de jury.
Allemaal interessante titels die ook zeker de prijs hadden kunnen winnen, wat mij betreft. Al gun ik het Gerben en Eric natuurlijk ook van harte.
Vorig jaar bezocht ik Gerben Valkema in zijn atlelier:
Donderdag 13 oktober was het een gezellig samenzijn in stripwinkel het Beeldverhaal in Amsterdam. Het tweede album van Floris van Dondermonde werd immers gepresenteerd. Makers Remco Polman en Wilfred Ottenheijm voorzagen de albums desgewenst van een tekeningetje.
Floris van Dondermonde is een geslaagde parodie op ridderverhalen en een zekere Floris tv-serie. Droge humor, woordgrappen, ondeugende seksgrappen, anachronismen, literaire verwijzingen en draken… Dat de strip soms dezelfde lachspieren stimuleert als Dirkjan is ook niet vreemd, want zowel Polman als Ottenheijm zijn onderdeel van het team stripmakers dat er al jaren voor zorgt dat Dirkjan zo’n beetje de best lopende strip van Nederland is. Floris van Dondermonde is een van de paradepaardjes van Eppo.
In de stripwereld is er geen tekort aan leuke feestjes en de signeersessie was dan ook een vrolijke boel. Ype Driessen, die ‘autobiografische’ fotostrips maakt, gaf een gevatte toespraak:
‘Goed, Remco en Wilfred zijn dus samen verantwoordelijk voor de tekst, tekeningen en kleur. Bij de tekeningen wil ik niet te lang stilstaan. Ik vind tekeningen eigenlijk altijd het minst interessante aan een strip. Sterker nog, ik denk in veel gevallen; als je die tekeningen nou eens zou vervangen door foto’s, dan zou het allemaal nog veel mooier worden.
Niets ten nadele van de tekeningen van Floris overigens. Die zijn hartstikke mooi. Een beetje Dirkjan-achtig, maar dan mooier.
Waar ik wel nog iets over wil zeggen is de taal in Floris. Ik denk dat ik dat het allerleukste aan de serie vind. In welke andere strip vind je woorden als ‘Kladderadatsj’, bepalingen als ‘Bij ontstentenis’, of verwijzingen naar liedjes als: ‘Drie schuintamboers die kwamen uit het oosten’?
Of een verteller die achteloos een stripje inleidt met: ‘De nacht had reeds haar mantel over het aardse tranendal geworpen’.
Of de geweldige zelfverzonnen anachronismen. De mooiste is toch wel als Heer Floris zegt ‘Watimmer’, waar men tegenwoordig ‘Whatever’ zou zeggen.’
Driessen eindigde zijn relaas met het uitdelen van ‘het eerste’ exemplaar aan de stripmakers.
Dj’s Tonio van Vugt en Frits Jonker luisterden het geheel op met rake oude popklassiekers waar door sommigen zelfs op gedanst werd.
En er was echte Floris-wijn… Of nu ja, wijn met toffe Floris etiketten. Want van hoofse etiquetten heeft de blonde ridder wel kaas gegeten, zelfs al is hij, voor iemand van adel, niet de meest snuggere.
Voor mij was het alweer een tijd geleden dat ik een boekpresentatie bijwoonde en het was gezellig om bekenden weer te spreken. Het is altijd fijn om Merel Barends (die een prominente rol heeft in bovenstaande video) weer te zien. Guido van Driel vertelde dat hij met de voorbereiding van een nieuwe film bezig is. Met Ger Apeldoorn zette ik onze online dialoog over hokjesgeesten en mainstream versus graphic novels voort tussen de stapels strips om ons heen. Ondertussen zaten Polman en Ottenheijm weer druk te signeren.
Het Beeldverhaal is ook een zeer geschikte locatie voor dit soort happenings met de ruime achtertuin. Sinds Lambiek verhuisd is lijken er ook steeds meer signeersessies bij Het Beeldverhaal plaats te vinden. Tegelijkertijd vond in The American Book Center een presentatie plaats van de Engelse versie van Aimée de Jonghs De terugkeer van de Wespendief.
Floris van Dondermond #2: Heer Floris vraagt erom Uitgeverij Don Lawrence Collection €8,95
Brandy is nog niet klaar met aankleden, maar dat weerhoudt tekenaar Frank Cho niet om haar alvast op papier vast te leggen.
Gelukkig maar, want als iemand mooie en goed gevormde vrouwen kan tekenen, is het Cho wel. Iets waar hij wel eens om bekritiseerd wordt, wanneer sommige mensen zijn afbeeldingen te seksistisch vinden. Gelukkig trekt Frank zich daar niets van aan. Sterker nog: hij maakt graag een variant cover voor de lol, om de feministische zuurpruimen een beetje te plagen.
(Overigens snap ik het commentaar op de seksualisering van superheldinnen helemaal. Ben het er alleen niet altijd mee eens, zoals ik al eerder heb geschreven.)
Cho heeft ook comics getekend voor Marvel, waaronder enkele nummers van Spider-Man-series. En behalve pin-ups tekenen, is de Koreaans-Amerikaanse Cho ook erg goed in het meer cartooneske en slapstick werk. Beide stijlen combineert hij op voortreffelijke wijze in de strip Liberty Meadows. Deze humorstrip draait om het rusthuis voor dieren genaamd Liberty Meadows waar dierenpsychiater Brandy en dierenarts Frank zich over de beesten ontfermen.
Grappige beestenboel Die dieren hebben uiteenlopende en uitgesproken karakters. Zo is er Ralph, een sensatiebeluste circusbeer met een doodwens, de aan münchhausensydroom lijdende brulkikker Leslie en de zachtmoedige eend Truman die een minderwaardigheidscomplex heeft. Daar heeft Dean, een seskistisch varken dat verslaafd is aan roken, bier en – uiteraard – vrouwen, dan weer geen last van. Ook niet van goede manieren trouwens.
Dat de dieren en mensen ongehinderd met elkaar kunnen praten, kan alleen in strips en Disneyfilms natuurlijk. In ieder geval leveren de strapatsen van de harige patiënten veel hilarische momenten op.
Ook is Cho kundig in kleine verwijzigingen naar populaire cultuur, zoals deze duidelijke hint naar de film The Graduate laat zien:
Vanaf hun eerste ontmoeting valt Frank als een blok voor de aantrekkelijke Brandy:
Dat Frank van een beetje schoonheid al rode koontjes krijgt en begint te stamelen, is een running gag in de serie. Franks reacties zijn natuurlijk lekker overdreven maar toch ook pijnlijk herkenbaar.
Eppo
Liberty Meadows is wat mij betreft ieder nummer weer een hoogtepunt in stripblad Eppo. De strip wordt voor deze publicatie ingekleurd, net zoals Sigmund. Dat wordt verder vakkundig gedaan, al heb ik zelf geen bezwaar tegen zwart-wit strips. Het is ook de gekleurde versie die uitgeverij Don Lawrence Collection recent uitbracht in het eerste album getiteld Voor pillen en praatjes. Fijn, want nu kunnen we een van de beste humorstrips uit de States vanaf het begin lezen. Overigens vind ik de vertaling van de strip goed gedaan. Het is altijd lastig om humorstrips goed te vertalen, maar Ger Apeldoorn en Rob van Bavel komen vaak met slimme oplossingen als het om het vinden van een Nederlands equivalent gaat van iets dat alleen in de Verenigde Staten bekend is.
Neemt niet weg dat als je de Engelse taal machtig bent, je eigenlijk gewoon de oorspronkelijke versie van Liberty Meadows moet lezen. Al is het maar vanwege het mooie lettertype waarin de teksten geschreven zijn. Overigens zag ik in het recentste nummer van Eppo dat het personage Jensen van de strip 40 Hours in Liberty Meadows gephotoshopt is. Van dat soort grappen ben ik minder fan, want deze purist vindt dat het artwork van Cho niet veranderd of aangevuld mag worden als dat voor de vertaling niet strikt noodzakelijk is. En gecensureerd mag het wat mij betreft al helemaal niet worden. Dat is vroeger wel eens voorgekomen toen Liberty Meadows nog via syndikation in kranten verscheen.
Frank Cho. Liberty Meadows #1: Voor pillen en praatjes Uitgeverij Don Lawrence Collection, € 8,95.
Reborn is een zeer vermakelijk science fiction-verhaal met enorme vaart en is zeker het lezen waard. Aimée de Jongh is een sterke visuele verteller. Het basisconcept had mijns inziens echter wel meer uitgediept kunnen worden.
Aimée de Jongh heeft zichzelf allang als stripmaker bewezen. De animator/stripmaker kennen we onder meer van Snippers – alweer vier jaar dagelijks leuk uit de hoek komen in een krantenstrip is niet niks. Daarnaast maakt ze ook nog wel eens een animatiefilm, een graphic novel als De terugkeer van de wespendiefen andere strips zoals Reborn. Het is dat ik weet dat Aimée heel snel kan tekenen, anders zou ik me afvragen of ze überhaupt nog wel tijd heeft om te slapen.
Reborn is een science fiction-verhaal dat speelt in het Nederland van 2038. Tiener Elise komt er per ongeluk achter dat zij de eerste menselijke kloon is van een meisje dat enkele jaren geleden om het leven kwam in een auto-ongeluk. Voordat ze echt tijd heeft om te verwerken dat ze dus eigenlijk een kopie is, moet ze vluchten voor een meedogenloze sekte. De religieuze fanatici vinden namelijk dat de mens niet voor God mag spelen en dus ook niet mag klonen. Elise krijgt hulp van haar vrienden, maar als de sekte de media gebruiken om het volk op te roeren, lijkt het slechts een kwestie van tijd voordat ze gevonden zal worden.
Vakwerk
De Jongh laat wederom zien hoe goed ze het medium in de vingers heeft en weet hoe storytelling in stripvorm werkt. Ieder plaatje is raak. Het verhaal verloopt in rap tempo en de spanning wordt goed vastgehouden. Ook zit er een onverwachte en leuke wending in de climax.
Tot zover de lof, want ik heb ook wel wat kritiek op dit album.
Reborn heeft een prachtig basisconcept, vind ik. Het idee van klonen, een hoofdpersonage dat erachter komt dat ze een kopie is… rijk materiaal dat uitnodigt tot een mooie dramatische vertelling met psychologische diepgang. Helaas ligt het tempo van Reborn zo hoog, dat hier nauwelijks ruimte voor is. De identiteitscrisis die Elise doormaakt wordt weliswaar aangestipt, maar lijkt in twee bladzijden ook wel weer voorbij, want dan is het tijd voor actie.
Reborn werd voorgepubliceerd in stripblad Eppo. Iedere drie bladzijden is er dus een cliffhanger die het verhaal verder moet brengen. Die publicatievorm vereist ook enigszins dat het verhaal snel verloopt en dat er wellicht te weinig ruimte is om alles goed te exploreren. Daarbij moet er in 44 pagina’s een hoop gebeuren.
Reborn is daarom soms kort door de bocht. Als Elise haar beste vriendin Julia vertelt dat ze een kloon is, zegt Juliaj: ‘Schat… Ik vind het een volstrekt ongeloofwaardig verhaal. Maar de Elise die ik ken, zou nooit tegen me liegen. Dus ja, ik geloof je.’ Je zou verwachten dat er toch meer overtuigingskracht voor nodig is om dit ongelofelijke gegeven geloofwaardig te maken. Vooral omdat Elise een uiterlijk kenmerk heeft dat duidelijk maakt dat ze een kloon is. Als bewijs zou ze dit aan Julia kunnen laten zien. Als Julia wat sceptischer was geweest had dat de scène wat meer uitgediept. Ook het vriendje van Elise lijkt maar een stripplaatje nodig te hebben om het nieuws te verwerken en te geloven. Daarna is hij meer onder de indruk van Elises nieuwe kapsel dan over het feit dat ze een de eerste menselijke kloon is.
Als Elise en haar vrienden op de vlucht slaan voor de sekte en een van hen vermoord wordt, maakt dit maar weinig indruk. Het slachtoffer is een personage dat we verder nagenoeg niet hebben leren kennen, en waar we dus geen band mee hebben kunnen opbouwen.
Deze oppervlakkigheid is kenmerkend voor veel avonturenstrips, want in dit genre is plot belangrijker dan uitgediepte en interessante personages, maar juist omdat het concept van Reborn zoveel potentie heeft, vind ik het jammer dat het verhaal dus niet veel verder gaat dan een actievolle plot.
Dat neemt niet weg dat De Jongh er toch zo nu en dan in slaagt om interessante dingen aan te stippen. De kwestie klonen krijgt een politieke lading als mensen de straat opgaan om er tegen te demonstreren. Terecht merkt Elise op: ‘Het gaat niet om wat ik heb gedaan, maar om wie ik ben!’ Dat het hier gaat om discriminatie in het algemeen, en we hier een verwijzing naar de vluchtelingencrisis kunnen zien, lijkt me duidelijk.
Ook op visueel vlak ondersteunt De Jongh soms het thema. Elise: ‘Ik was een kloon. Een kopie van iemand anders. Ik was een project. Ontworpen om iemand te vervangen die er niet meer is.’ Hier laat De Jongh in de regen een grote regendruppel van een blad glijden. Dit geeft niet alleen de gemoedstoestand weer waarin de hoofdpersoon in verkeert, Elise is namelijk erg verdrietig. Het stripplaatje draagt ook het idee uit dat iedere regendruppel uniek is, maar tegelijkertijd veel op andere druppels lijkt. Net als mensen en euh, klonen.
Al half november kun je ze meestal al krijgen: de jaaroverzichten in stripvorm. Ook dit jaar is er weer keuze uit bundels van Hein de Kort, Argus en Fokke & Sukke.
En dan heb ik er waarschijnlijk nog een paar over het hoofd gezien.
Persoonlijk vond ik dit een goed jaar, zolang ik die halvegare moslimterroristen even vergeet en ook alle domme beslissingen en missers van het kabinet negeer. Dat is een hele opgave, maar gelukkig zijn er genoeg strips om me af te leiden van dat soort zaken.
Goed, de cartoonbundels.
De bundel van Hein de Kort viel twee weken geleden op mijn mat. Het is alweer de zevende editie waarin De Kort terugkijkt op het afgelopen jaar. De bundeling is een overzicht van de beste cartoons en strippagina’s die De Kort maakte voor Het Financieele Dagblad (de strip Pegels & Zwart Zaad), Het Parool (Piet en Riet van de Buis) en Revu (Dirk & Desiree). De Kort is zoals altijd scherp en schaamteloos. Ik moet altijd erg om zijn cartoons en strips lachen.
Het enige bezwaar dat ik tegen de layout van de bundel heb is dat op sommige pagina’s meerdere cartoons worden afgebeeld. Sommige cartoons zijn daardoor soms te klein en die zijn lastig te lezen met het vlekkerige teken- en schrijfwerk van De Kort.
Het nieuwsoverzicht van Argus, geschreven en getekend door René Leisink staat ieder nummer in Eppo en wordt ook in dagblad Metro afgedrukt. Elke dag leest Argus alle kranten en kijkt hij alle journaals. Het nieuws van de dag vat hij samen in één scherp beeld. Het werk van Argus is toegankelijk getekend.
Ook dit jaar hebben Fokke & Sukke natuurlijk weer Een afzien van. Hier staat een aardig plankje afzienbundels van de afgelopen jaren – een mooi overzicht van alle onheil die in die tijd over ons heen is gestort en gelukkig zorgen Reid, Geleijnse & Van Tol er met hun scherpe grappen voor dat het allemaal een beetje dragelijk wordt.
De nieuwe bundel van Fokke & Sukke heb ik nog niet gezien. Deze wordt meestal niet automatisch mijn kant opgestuurd. Waarschijnlijk verkopen die bundels toch wel, of er nu recensies over geschreven worden of niet.
Ik hoop overigens dat Jean-Marc van Tol weer verdergaat met de strips over de geschiedenis van Fokke & Sukke. Het eerste deelPrelude stamt alweer uit 2011 en dat vond ik een te gek verhaal. Op zijn site heeft Van Tol wel al wat pagina’s van het tweede deel gepubliceerd, maar ik lees liever alles in één keer in een heel album.
Vraag aan jou: Wat vind jij van dit soort cartoonbundels? Lees je ze graag?
Zaterdag 19 september waren stripmakers Sytse Algera en Patrick van Oppen in Het Beeldverhaal Amsterdam om hun nieuwe uitgaven te promoten. Een mooie gelegenheid om te praten over de stripreeks De Vries en 24/7.
De spontane tekeningen van die Romano Molenaar maakt voor Sparkle the Brain prikkelen niet alleen zijn fantasie, ze nodigen ook de toeschouwer uit om zijn eigen verhaal erbij te bedenken.
Als stripjournalist maak ik geregeld video’s van stripmakers die op beurzen voor hun fans tekeningen maken. Het is namelijk altijd interessant om een tekenaar aan het werk te zien en om uit het niets een illustratie te zien ontstaan. Dat maakt het project Sparkle the Brain van Romano Molenaar ook zo leuk. Hij maakt iedere dag een tekening uit zijn hoofd. Zonder voorstudie zet hij in één keer een illustratie op papier. Een goede manier om zijn vakmanschap op peil te houden en zichzelf nieuwe uitdagingen te geven. Molenaar zet vaak een time-lapse video op zijn facebookpagina waarin je kunt zien hoe hij de tekening maakt.
De illustraties zijn gebundeld in een koffietafelboek en daarin vertelt Molenaar: ‘Sparkle the Brain is een zoektocht van epische proporties voor me geworden. Ik moest diep graven in mijn geheugen om te achterhalen hoe een dier echt functioneert. Hoe rent een paard? Hoe zijn dingen met elkaar verbonden? Hoe ziet iemand er vanonder uit? Ik moest mezelf forceren om deze moeilijke kwesties te confronteren en ze niet uit de weg te gaan, om me te ontspannen en gewoon te beginnen met tekenen.’ Gracieus
Romano tekent ’s ochtends aan de ontbijttafel. ’s Avonds werkt hij de schets uit en voegt hij details toe. De tekeningen behouden evengoed hun spontaniteit en hebben iets schetsmatigs, wat ik erg mooi vind. De tekeningen zijn levendig en energiek, zoals bovenstaande illustratie waarin een mannelijke held een cyborg door tweeën hakt, goed laat zien. Met één gracieuze beweging maakt de zwartharige man zijn tegenstander voorgoed onschadelijk. De cyborg probeert het laserzwaard nog te ontwijken, maar is te traag. De tekening biedt veel ruimte voor speculatie: staan er nog meer cyborgs klaar om in de aanval te gaan? Wie is deze held eigenlijk en waarom wordt hij aangevallen? Het is aan de toeschouwer om de details in te vullen.
Veel tekeningen in het boek Sparkle the Brain zorgen voor een glimlach op mijn gezicht. Dat komt omdat de tekeningen het plezier uitstralen dat Molenaar moet voelen als hij ze op papier zet, maar ook omdat hij erg grappige dingen laat zien. Zoals de tekening geïnspireerd op de vrolijke hippies uit de jaren zestig en de illustratie van de overdreven gespierde, stoere vent met een supersoaker in zijn hand. De pagina die een ode is aan de film Back to the Future is een feest van herkenning. Molenaar tekende onder andere Marty McFly die aan het begin van de film voor een enorme speaker staat met een gitaar in zijn hand. Wie de film kent, weet dat McFly na het aanslaan van het eerste akkoord door de luchtdruk van de speaker wordt weggeblazen.
Draakje
Een opvallende tekening vind ik dit portret van de draak en zijn reisgenote, met name omdat de lijnvoering van Romano hier wat schetsmatig overkomt terwijl er toch een rijk gedetailleerde draak op papier staat. Het is bijna alsof hij snel moest tekenen voordat de poserende draak zijn vleugels uit zou slaan en wegvloog. Draken fascineren de tekenaar: ‘Qua vorm en structuur vind ik ze erg interessant. Ik bedoel de grote kaken, schubben, hoorns en vleugels. Het is een veelzijdig creatuur waar je qua vormen erg goed mee kan werken als tekenaar. En door de grootte krijgt de draak epische waarden. Met al die elementen bij elkaar genomen kun je als tekenaar zo’n draak als het ware een ziel geven.’
In alweer het zesde album van de reeks Douwe Dabbert krijgt de vriendelijke dwerg een verzoek van zijn vijand Wredulia. De heks is er ernstig aan toe en smeekt Douwe om naar het noorden af te reizen om een voorwerp te halen dat Wredulia weer krachten moet geven.
Hoewel hij eigenlijk beter zou moeten weten, besluit Dabbert de valse heks toch te helpen. Hij komt op de Noordpool terecht en sluit al snel vriendschap met een dodo, een vogelsoort die in onze wereld allang is uitgestorven, maar in de verhaalwereld van Douwe Dabbert eigenlijk ook.
Ik moet bij de dodo altijd aan Boudewijn Büch denken en zijn fascinatie voor deze vogel. Welk museum het precies was, weet ik niet meer, maar ik kan me een scène herinneren waarin Büch nog een echt dodobotje mee krijgt van de curator van het museum. Ze hadden er nogal wat in de la liggen, maar Büch was er dolblij mee.
De dodo in De schacht naar noord is ook een zeer sympathiek en behulpzaam wezentje, dus ik snap Büchs enthousiasme wel.
Thom Roep & Piet Wijn. Douwe Dabbert #6: De schacht naar noord. Uitgeverij Don Lawrence Collection, €7,95 Hardcover + dossier € 14,95.
[hr]
Daarom Minneboo leest: Als stripjournalist wil ik zoveel mogelijk strips onder de aandacht brengen. Daarom heb ik de rubriek Minneboo leest in het leven geroepen, om te laten zien hoe rijk en divers het medium strip kan zijn. De artikelen in deze rubriek zijn geen recensies (die teksten staan gepubliceerd in de bijhorende rubriek), maar kunnen thematisch zijn, een tekenstijl belichten of simpelweg een nieuwe uitgave kort aanstippen.
Van het bijdehante stripfiguurtje Elsje is het achtste album uit. Stripmaker Gerben Valkema is echter ook een zeer verdienstelijke ghosttekenaar. ‘Bommel moet als Bommel voelen.’
‘Het leuke aan Elsje is dat ze geen restricties heeft die wij wel hebben. Veel mensen vinden haar bot, maar dat valt wel mee. Ik heb een dochter van drie, nou dat is ook een bot ding soms. Zo zijn kinderen,’ aldus tekenaar Gerben Valkema (1980) die samen met scenarist Eric Herculesde humorstrip Elsje maakt die draait om het gelijknamige, bijdehante basisschoolmeisje. De strip verschijnt in 15 regionale dagbladen en Eppo stripblad; het nieuwste album is net uit.
Als Valkema even genoeg heeft van Elsje tekenen, maakt hij voor de lol en de oefening een tekening van bijvoorbeeld Robbedoes of Johan en Pirrewiet. Of hij mengt Elsje in andere stripwerelden. Zo tekende hij haar in een cover van het fictieve album Asterix niet bij de Batavieren toen er op Facebook gegrapt werd wanneer het Gallische duo eens naar Nederland zou komen.
Valkema is goed in staat om op overtuigende wijze stripfiguren van anderen te tekenen en zich hun stijl eigen te maken. ‘Als kind oefende ik al met bestaande stripfiguren en dat ben ik blijven doen omdat het leuk en leerzaam is. Eigenlijk ben ik altijd al een soort ghosttekenaar geweest. Misschien heb ik een natuurlijke aanleg om mezelf te verplaatsen in andermans lijnvoering.’
Basisvorm
Op zijn achttiende werd Valkema uit de stripwinkel waar hij werkte geplukt door Jan Kruis die nieuw talent zocht voor zijn studio. Valkema begon zijn carrière dus als ghosttekenaar van onder meer Jan, Jans en de kinderen. ‘Ik dacht, binnen een maand of twee heb ik mijn eerste pagina wel gemaakt, want dat krasserige lijntje van Kruis kan ik wel tekenen. Maar hoe je die lijn zet en waar die moet staan, dàt is tekenen. Kruis kwam in het begin langs op de studio. Hij legde mijn tekening op de lichtbak en gaf tips. Heel leerzaam. Het was voor mij een openbaring om te ontdekken dat Jan, ondanks al zijn ervaring, nog steeds eerst een basisvorm van rondjes en stangetjes neerzette als hij zijn figuurtjes tekende. Veel tekenaars die ik hoog heb zitten werken zo. Er zit veel aandacht in de constructie van de figuren.’
Bij de redactie van Donald Duck die in hetzelfde pand zat, kopieerde Valkema de modelsheets van Disney-figuren om die thuis te leren tekenen. Handig, want later werkte hij voor Disney en maakte covers en parodieën van cd-hoezen voor de Donald Duck.
Heer Bommel
Omdat Valkema een soort meestervervalser is, wordt hij wel eens gevraagd voor speciale projecten. In 2012 tekende hij prachtige pastiches van Heer Bommel en Tom Poes in het verhaal Heer Bommel en de i-Padden, geschreven door Patty Klein voor het honderdjarige bestaan van de Vereniging van Bibliothecarissen. Was het moeilijk voor Valkema om zich de Toonder-stijl eigen te maken? ‘Dat was heel frustrerend. Ik kijk altijd goed naar de basisvormen van de figuurtjes en bij Bommel krijg je op de een of andere manier niet je vinger erachter hoe die in elkaar steken. Ik heb een meter Bommelboeken en die nam ik door. Dan valt je opeens op dat stripfiguren niet consequent getekend worden. Het ene moment is het hoofd groot, dan weer klein. Dan heeft ie dikke handen, dan kleine. Op een gegeven moment ben ik gewoon aan de slag gegaan om te zien waar het schip zou stranden. Ik heb mezelf constant gecorrigeerd door bijvoorbeeld de tekening te spiegelen, dan zie je de fouten sneller. Wil Raymakers, ook Bommel-tekenaar en codirecteur van de Toonder Compagnie, heeft me aanwijzingen gegeven, zoals: “Je oortjes staan teveel naar achteren.” Uiteindelijk is het wel Bommel geworden, al zien mijn collega’s wel dat ik het getekend heb.’
Grote borsten
Omdat Martin Lodewijk dit jaar 75 werd, werkte Valkema mee aan een speciale strip voor Eppo waarvoor hij de personages uit de strip Agent 327 voor zijn rekening nam. ‘Ook voor Lodewijk geldt dat hij niet twee keer hetzelfde figuur tekent. Als je in de stijl van een ander tekent, wil je iets op voorbeeldmodel kunnen tekenen, maar dat model bestaat eigenlijk niet. Wat het uiterlijk van die poppetjes betreft is er een soort centrum waar binnen ze zich bewegen. Daar binnen zit aardig wat rek. Het is niet zoals bij Disney dat alles precies uit te meten is. De oren van Mickey Mouse zijn altijd even groot bijvoorbeeld. Om Agent 327 te tekenen heb ik goed op details gelet: ik teken bijvoorbeeld de oren van 327 veel kleiner dan Lodewijk dat doet. Ik moest mezelf constant corrigeren om die oren naar mijn gevoel onnatuurlijk groot te tekenen. Hetzelfde geldt voor de borsten van Olga Lawina. Ik heb ze al een paar keer gecorrigeerd en nog steeds zijn ze niet zo groot als dat Martin ze zou maken. Dat durf ik niet. Ik denk niet dat ik weg kan komen met die borsten.’
Welke tips heeft Valkema voor potentiële stripvervalsers? ‘Teken vooral veel van goed verkopende tekenaars na en stop ze allemaal op veilingsite Catawiki. Dan word je slapend rijk,’ zegt hij lachend. ‘Maar zonder gekheid: je moet je heel goed in de oorspronkelijke stijl verdiepen. Bij Studio Jan Kruis pakte ik een tekening van Daan Jippes, daar legde ik een velletje overheen om de basisvormen en de actielijn van hem over te nemen. Daarna legde ik Daans illustratie weg om mijn eigen tekening af te maken. Deze vergeleek ik dan met de zijne om te zien wat ik gemist had. In het begin tekende ik nog wel figuurtjes na of trok ze over om te zien hoe ze in elkaar zitten. Nu niet meer. Na 15 jaar moet ik gewoon naar een plaatje kunnen kijken en deze als het ware projecteren. Als je Bommel tekent dan moet hij als Bommel voelen. Als alle details op hun plek vallen dan hoef je niet precies de Bommel te tekenen zoals je hem uit een bepaald plaatje kent, maar dan voelt hij alsof je hem kent.’
Eric Hercules & Gerben Valkema. Elsje #8 Don Lawrence Collection
Dit interview is geschreven voor en gepubliceerd in VPRO Gids #1 (2015).
In het Stripmuseum Groningen is vanaf 17 december de expositieStripfies te zien. Selfies zijn tegenwoordig helemaal ingeburgerd. Sterker nog: probeer maar een paar minuten op Facebook, Twitter of Instagram te zitten zonder dat er eentje voorbij komt.
Stripfiguren konden daarom niet achterblijven. Speciaal voor de tentoonstelling maakten Nederlandse striptekenaars een tekening waarop te zien is hoe hun personages op ludieke wijze fotograferen. Dat zijn onder andere Heer Bommel en Tom Poes, Storm, Roodhaar, Agent 327, Elsje, Sigmund en Baron van Tast.
Check daarom het Stripmuseum Groningen van 17 december tot en met 1 maart. Uitgeverij Don Lawrence Collection bundelt de selfies in een boekje van 64 pagina’s dat voor €9,95 te koop is.