Je kunt niet van Nicholas de Crécy zeggen dat hij een luie stripmaker is. De worstelrepubliek, zojuist in Nederlandse vertaling bij Scratch verschenen, is een verhaal van 224 pagina’s. En wat een verhaal!
De kleine pianohandelaar Mario is een vreemde eend in de bijt. In tegenstelling tot de rest van de familie heeft hij niets met hun maffiazaken te maken en runt op een rustige wijze de pianowinkel die hij van zijn ouders erfde. Zijn familie wordt gerund door zijn neefje, een grofgebekte baby. Dat is niet het enige opmerkelijke in de wereld die De Crécy schetst: Mario’s beste vriend is een zwijgende pinguïn die altijd op de piano speelt en het muziekinstrument door zijn klanken in beweging brengt. Als Mario wordt verraden door zijn neef en moet rennen voor zijn leven en probeert de kogels van een hoofd op een cybernetische constructie te ontwijken, krijgen ze hulp van een groep spoken en andere creaturen. Pruik is een wandelende pruik met een oog die bestaat uit het verzamelde haar van alle ongelukkige vrouwen. De mislukte wielrenner heeft lange, elastieke armen. En prinses. Zij ziet eruit als een klassiek witlakenspook en in haar lijf hopen alle ziekten van de wereld zich op. Deze creaturen en hun vreemde krachten komen goed van pas als de handlangers van de familie, een groep worstelaars, het tegen Mario en zijn vrienden opnemen.
Vreemde wezens en surrealistische taferelen zijn we wel van De Crécy gewend. Eerder maakte hij Dagboek van een spook en IJstijd. In dit laatste album lopen welbespraakte,genetisch gemanipuleerde honden rond.
Euro-manga?
De Franse stripmaker maakte De worstelrepubliek in opdracht van het Japanse blad Ultra Jump waar het in delen werd voorgepubliceerd. Een unieke kans om een manga-achtige strip te maken. ‘Tot dan toe waren de Japanners vooral exporteurs van hun eigen manga’s geweest. Ik kreeg nu de kans de verhoudingen om te keren en te laten zien waartoe de Franse strip in staat is. Het is natuurlijk maar een experiment op bescheiden schaal, maar het geeft wel aan dat Japan zich meer openstelt voor invloeden van buitenaf,’ vertelt De Crécy in het nawoord. Hoewel het een relatief dik boek betreft, blijft De Crécy dicht bij de tekenstijl die we van hem gewend zijn. Hij heeft dus niet echt gebruik gemaakt van de grammatica van de manga-strip. Niet dat dit erg is. Inhoudelijk heeft De Crécy wel rekening gehouden met de Japanse cultuur door gebruik te maken van de shinto-mythologie van geesten en godheden en door de maffia een prominente rol in het verhaal te geven. De yakuza is namelijk groot in Japan. Toch, als het niet vermeld stond in het nawoord, had ik De worstelrepubliek nooit met manga geassocieerd.
De spoken en geesten die aan de kant van Mario staan, fungeren als spiegelbeeld voor de worstelaars in dienst van de maffia. Het is zwakheid versus kracht en het is verrassend om te lezen hoe zwakheid uiteindelijk zegevierend uit een strijd kan komen. Toch stemde het einde van het boek mij bedroefd. De Crécy biedt een hoofdpersonage dat schijnbaar niets van zijn ervaringen leert, noch een afgerond einde, wat een onaf gevoel geeft.
Toch heb ik me vermaakt met deze striproman. Ik kan namelijk erg genieten van de vrolijke kolder die De Crécy de lezer voorschotelt. De zwart-wittekeningen, in een krasserige snelle stijl, zijn lekker dynamisch en geven het verhaal vaart. Daarbij zijn de spookachtige creaturen leuk ontworpen en vermakelijk om in actie te zien. Dat alles compenseert wat mij betreft een gebrek aan diepgang.
Kortom, De worstelrepubliek is prima leesvoer voor wie eens zin heeft in iets anders.
Nicholas De Crécy. De worstelrepubliek. Uitgeverij Scratch, € 24,90. Er is ook een luxe-editie van €49,90
Stripmaker Rabaté laat met zijn album Een tweede jeugd overtuigend zien dat het nooit te laat is om opnieuw te beginnen.
Gelukkig duurt het nog wel een tijd voordat ik mezelf bejaard moet noemen. Als tiener kwam ik veel bij mijn grootouders over de vloer. Mijn opa en oma hadden een bootje waar ze vaak mee gingen varen en soms voer ik met ze mee over de rivieren en vaarten van Noord-Holland. Vaak bezocht ik ze thuis en maakte oma Zweedse pannenkoekjes. Of ik hielp opa met het overzetten van zijn 8mm-films. Nadat opa weduwnaar werd, bezocht ik hem bijna wekelijks om te zien hoe het met hem ging, of om hem te helpen met zijn pc.
De oma van mijn moederskant was zo lief om mij een tijdje in huis te nemen toen ik terugkwam uit de Verenigde Staten en tijdelijk zonder woning zat. Ik weet nog dat ze dit eerst met enige tegenzin deed, want ze had haar leventje goed voor elkaar. Toch merkte ik dat ze het al snel heel leuk vond om weer iemand in huis te hebben tegen wie ze kon praten. Toen ik drie maanden later een woning voor mezelf had gevonden, vond ze het jammer dat ik vertrok.
Ik ben blij dat ik mijn grootouders dus nog goed heb leren kennen. Ik mis ze ook nog vaak. Sinds al mijn opa’s en oma’s zijn overleden, heb ik minder contact met de bejaarde medemens dan ooit tevoren. De ouderen die ik nu ken, maken nog steeds een zeer kwieke indruk. Volgens mij voelen de meeste mensen zich niet zo oud als hun leeftijd aangeeft. Dat is een hoopvolle gedachte.
Naaktportretten
Misschien vind ik daarom het stripalbum Een tweede jeugd van Pascal Rabaté (Frankrijk, 1961) zo fijn. In Een tweede jeugd leeft de bejaarde weduwnaar Émile Garreau een rustig maar gezapig leventje. Samen met zijn beste vriend Edmond gaat hij vaak vissen. Tijdens een van hun visuitjes vertelt Edmond dat hij weer aan het daten is. Sterker nog: hij gaat met de dames naar bed. Op zijn leeftijd! Hij schildert zelfs naaktportretten. Tijdens het schilderen valt hij dood neer.
Na het overlijden van zijn vriend vraagt Émile zich af of hij ook nogmaals stapjes op het liefdespad zal zetten, maar de herinnering aan zijn overleden vrouw houdt hem tegen. Hij besluit zelfmoord te plegen, maar voordat het zover is bezoekt hij een plek uit zijn jeugd om afscheid te nemen. Daar loopt hij een hippiecommune tegen het lijf en hierdoor krijgt Émile hernieuwde zin in het leven.
Een tweede jeugd vind ik een mooie ode aan het idee dat je iedere dag opnieuw kan beginnen, ongeacht je leeftijd. En dat je in de winterjaren van leven nog best kan seksen. Wie terugschrikt van het idee van bejaardenseks, raad ik dan ook aan om het album te laten liggen, want Rabaté heeft er geen moeite mee om dit te tonen. Waarom zou hij ook?
Ik hoop dat ik als bejaarde nog net zo’n kwieke indruk maak als Émile. Gelukkig duurt het nog wel even voordat het zover is.
De stijl van deze stripauteur vind ik bijzonder fijn. Rabaté brengt de complexiteit van de realiteit terug tot een gestileerde, geschetste wereld. De tekeningen zien eruit als hij het allemaal direct op papier heeft gezet. Dat geeft het verhaal extra frisheid.
Daarom Minneboo leest: Als stripjournalist wil ik zoveel mogelijk strips onder de aandacht brengen. Daarom heb ik de rubriek Minneboo leest in het leven geroepen, om te laten zien hoe rijk en divers het medium strip kan zijn. De artikelen in deze rubriek zijn geen recensies (die teksten staan gepubliceerd in de bijhorende rubriek), maar kunnen thematisch zijn, een tekenstijl belichten of simpelweg een nieuwe uitgave kort aanstippen.
Vrijdag 30 oktober vond werd Het Tuitel Complex van Wasco gepresenteerd in Het Beeldverhaal in Amsterdam. Wederom bleek Wasco erg populair onder zijn collega’s te zijn. De opkomst was namelijk groot.
‘Het is nog nooit zo druk geweest tijdens een boekpresenatie!’ riep Hans Duncker enthousiast terwijl hij met de hapjes rondging. En inderdaad: de boekpresentatie van Het Tuitel Complex was goed bezocht. Ik herkende veel stripmakers. Dat is niet zo gek want Wasco is altijd een tekenaars tekenaar geweest. Joost Swarte vertelde in zijn toespraak hoe hij vroeger al fan was van Wasco en graag zijn Wasco’s weekblad wilde lezen. Hij stuurde een briefje naar de tekenaar om een abonnement te nemen. Het bericht terug van Wasco was dat hij alleen nummers rondbracht in Amsterdam en dat Haarlem, waar Swarte woonde en woont, te ver was. ‘Ik doe geen zaken met de PTT!’ schreef Wasco terug. Daarom stuurde Swarte twaalf gefrankeerde enveloppen naar zijn collega toe zodat hij toch iedere keer een nummer kon ontvangen. ‘Ik doe namelijk wel zaken met de PTT,’ liet Swarte weten.
Al jaren experimenteert Wasco met het medium strip en in Het Tuitel Complex, van uitgeverij Scratch, brengt hij voor het eerst een selectie uit zijn eigenzinnige tekenwerk bijeen in een dik en mooi boek. Eigenaar en uitgever Wiebe Mokken, vertelde dat hij voor het eerst kennismaakte met het werk van Wasco toen hij zijn befaamde luciferdoosjes vond. ‘Ik vond het prachtig en werd er ook enorm hebberig van.’
Tot slot nam Wasco zelf nog even het woord. Hij vertelde dat je de pagina’s in het boek als volgt moet zien. ‘Mensen zien een prachtig landschap en gaan dat proberen na te maken door het te schilderen of te vangen door het te fotograferen. Maar dat wordt altijd een reprentatie en mist iets van de ervaring als je voor het echte landschap staat. Ik wil dat je bij mijn pagina’s hetzelfde ervaart als wanneer je voor dat landschap staat.’
Wat mij mateloos fascineert aan het werk van Wasco is dat de betekenis niet altijd eenduidig is. Hij stelt vragen over wat nu eigenlijk een strip is en of er nu per se een verhaal verteld moet worden. Dat zijn op zich al een interessante vragen, maar daarnaast verbeeldt Wasco het antwoord in prachtig getekende en kunstige pagina’s die niet zouden misstaan in een museum. Ik hoop dan ook dat de uitgeverij Het Tuitel Complex in de boekwinkels van de Nederlandse musea te koop zal aanbieden, want daar komt volgens mij deels het publiek dat Wasco’s werk op waarde weet te schatten.
Wie alvast kennis wil maken met het werk van Wasco kan de komende tijd terecht in Het Beeldverhaal om de expositie van zijn werk te zien. Kun je meteen een exemplaar van Het Tuitel Complex mee naar huis nemen.
Stripmaker Étienne Davodeau weet niet veel van de wijnwereld en zijn vriend Richard Leroy, een wijnbouwer, weet eigenlijk niets over het beeldverhaal. Daarom stelt Davodeau het volgende voor: hij loopt een jaar mee in de wijngaard van Leroy om te leren wat erbij het wijn maken allemaal komt kijken. Leroy krijgt strips als huiswerk te lezen en samen bezoeken ze de uitgeverij en collega’s van Étienne en enkele stripbeurzen. En passant leert de lezer door De onwetenden dus ook over beide werelden een hele boel.
Dat is voor mij de meerwaarde van het lezen van deze striproman. Ik weet eigenlijk niets over wijn. Als ik een fles of glas van dat spul zie moet ik aan Fransen denken die met hun blote voeten in emmers druiven stampen, en dan heb ik eigenlijk geen trek meer. Inmiddels weet ik na het lezen van deze striproman veel meer. Onder andere dat de druiven tegenwoordig gewoon door een machine geperst worden, maar ook hoe ambachtelijk het verbouwen van wijn eigenlijk is, zeker als je dat zoals Leroy op een biologisch-dynamische wijze doet. Dat is net zo ambachtelijk als het maken van stripverhalen. In hun passie en doorzettingsvermogen vinden de twee mannen elkaar dan ook.
Als stripliefhebber vind ik het natuurlijk erg interessant om de gesprekken tussen Leroy en stripmakers als Jean-Pierre Gibrat, Marc-Antoine Mathieu en Emmanuel Guibert te volgen. Die gesprekken leveren inzichten op in de methodiek en denkwijzen van de makers en dat is natuurlijk smullen.
Niks
Niet alles wat Leroy te lezen krijgt, valt bij hem in de smaak. Watchmen van Alan Moore en Dave Gibbons vindt hij maar niks en het werk van Moebius doet hij af als: ‘Het is niks. Ik vind het niet goed. Zijn planeten, zijn beesten, zijn hersenspinsels, al dat gedoe, pfff… Het is… vermoeiend…’ Een opmerking waar ik hartelijk om moest lachen, want daar zou de goegemeente toch wel even van schrikken. Eigenlijk zou wijnbouwer Leroy een blog over strips moeten beginnen, dat zou de boel aardig opschudden, vermoed ik. Het is fijn om eens ‘van een gewone’ man te horen wat hij vindt van klassieke strips en hun makers, dat haalt de kenners weer even uit hun tunnelvisie en vastgeroeste aannames.
Het is jammer dat Davodeau naast het opvoeren van zijn collega’s niet ook hun werk toont. Nu wordt er gesproken over strips, terwijl we er geen voorbeelden van zien. Dat maakt de boeken van Scott McCloud namelijk zo goed, dat hij het over strips heeft en dan ook een of twee plaatjes laat zien, wat zoveel meer duidelijk maakt. Alleen het werk van Moebius en Lewis Trondheim komen in het boek voor. Trondheim stuurde namelijk zelf een pagina in om Leroy uit te leggen waarom hij zichzelf in zijn autobiografische strips met een snavel tekent. Als Davodeau wat meer van het andere stripwerk had laten zien, had dit een nog beter en completer boek gemaakt.
Maar los daarvan, heb ik me bij het lezen van De onwetenden goed vermaakt. Het boek is een onderhoudend en informatief relaas voor iedereen die meer over wijn en strips wil weten.
Boeken waar je wat van opsteekt, daar hou ik van. Zoals Het experiment van Nicolas Debon.
Het experiment is gebaseerd op het waargebeurde verhaal van Fortuné Henry, anarchist en revolutionair. In 1903 vestigde Henry zich in een verlaten vallei in het Ardennenwoud om los van de burgermaatschappij een vreedzaam leven te kunnen leiden. Al snel wordt hij bijgestaan door kameraden en eensgezinden. Samen willen ze een utopische gemeenschap stichten. Dat kan natuurlijk nooit lang goed gaan, zou je denken en Debon laat zien hoe de groep langzaam uiteenvalt. Vooral Fortuné, de stichter en zo’n beetje het cement van de gemeenschap, is op een gegeven moment zo druk met het verdedigen en uitdragen van zijn idealen dat hij vergeet ze na te leven.
Debon vertelt schetsmatig, het verhaal leest als een gestroomlijnde samenvatting waarin bepaalde kernscènes volledig worden verhaald. Hij geeft de lezer ruimte om zelf te interpreteren en verder onderzoek te doen naar L’Essai (Het experiment, zoals de kolonie heet). Achter in het album geeft de auteur wat historische context en een bibliografie. Handig voor wie meer wil weten (en Frans kan lezen, want de genoemde titels zijn allemaal in het Frans.)
Schilderachtig
Debon visualiseert zijn verhaal op schilderachtige wijze en de platen waarin de natuur centraal staat, zijn sfeervol en treffend. De personages zet hij neer met een snelle toets. Gezichten blijven daardoor wat schematisch. Ook houdt Debon de camera wat op afstand en bedient zich opvallend weinig van close-ups. De meeste personages leren we dan ook niet echt kennen. Behalve Henry, want het verhaal wordt vanuit zijn perspectief vertelt. Misschien wilde Debon met zijn afstandelijke cameravoering dus aangeven dat het Henry meer gaat om het ideaal dan om de individuenen in zijn kolonie.
Het experiment is een interessant verhaal. Ik wist niet zo veel van deze geschiedenis, dus ik ben blij met dit soort beeldverhalen die een boeiend tijdsbeeld neerzetten. Een nieuwe samenleving stichten is een thema dat relevant blijft en nu misschien meer dan ooit. Als ik hoor wat voor domme plannen het kabinet allemaal voor ons in petto heeft (die vooral neerkomen op het uitknijpen van het volk om de laatste cent in de schatkist te krijgen), klinkt de maatschappij de rug toe keren om met een kleine groep mensen verder te leven, heel aantrekkelijk.
Slordigheden
Wat betreft de keuzen van de albums stelt Scratch Books, dat vorig jaar groot aankondigde kwaliteitsstrips uit te gaan geven, niet teleur. Redactioneel heeft men wel een steekje laten vallen. De vertaling en grafische verzorging van de stripromans is in handen van Studio Peter de Raaf. Net als De beeldhouwervan Scott McCloud zitten er in Het experiment enkele tikfouten die de eindredacteur over het hoofd heeft gezien. Een voorbeeld uit een caption op pagina 54: ‘Tot grote vreugde van onze gasten waren wij zo nu en dan de acteurs in de voorstelling over ons eigen leven, dit tot grote vreugde van onze gasten…’
Jammer, juist omdat Debon zoveel moeite en aandacht heeft gestoken in zijn schilderachtige tekeningen.
Stripmaker Scott McCloud is vooral bekend door zijn standaardwerken over het beeldverhaal. Nu is zijn eerste graphic novel uit: De beeldhouwer. Een gesprek.
Stripmaker Scott McCloud (Boston, 1960) brak door in de Amerikaanse stripwereld met de vrolijke superheldenstrip Zot!, maar werd vooral bekend door drie standaardwerken over het beeldverhaal. In Understanding Comics (1993) vertelt hij hoe strips werken en over de geschiedenis van het medium, in Reinventing Comics (2000) doet hij twaalf voorstellen hoe het beeldverhaal zich in het digitale tijdperk kan ontwikkelen en in Making Comics toont hij hoe je strips kunt maken (2006). Alle drie de boeken zijn in stripvorm. Ook was McCloud de vader van de 24 Hour Comic, wat uiteindelijk een wereldwijd fenomeen werd. Nu is eindelijk zijn langverwachte graphic novel De beeldhouwer uit.
In De beeldhouwer zit de jonge kunstenaar David Smith in zak en as: zijn carrière begon succesvol maar nu is hij vrijwel vergeten. Het lukt hem ook niet om de ideeën die hij heeft tot mooie sculpturen te maken. Dan krijgt hij van de Dood een aanbod: vanaf nu is hij in staat om alles wat hij kan bedenken met zijn blote handen te creëren. De prijs die hij hiervoor betaalt is dat hij nog maar 200 dagen te leven heeft. Omdat Smith bereid is te sterven voor zijn kunst, gaat hij dit duivelse pact met de Dood aan. Het faustiaanse plot van De beeldhouwer klinkt wellicht bekend in de oren, maar McCloud weet telkens met een nieuwe wending in de plot te komen die niet alleen verrast, maar ook niet-gezocht aanvoelt. Zijn bijna 500-pagina dikke graphic novel is prachtig geschreven en getekend en maakte op deze lezer een diepe indruk. We spreken de stripmaker in Amsterdam, een van de vele haltes tijdens zijn promotietoer. Naast hem zit zijn vrouw Ivy die tijdens het gesprek zo nu en dan op haar tablet beeldmateriaal laat zien om McClouds verhaal te ondersteunen.
De dood is prominent aanwezig in De beeldhouwer. Ben je daar veel mee bezig?
SCOTT MCCLOUD: ‘We weten allemaal dat we een beperkt aantal dagen te leven hebben, alleen weten we niet hoeveel. Ik zou het niet erg vinden om te weten hoeveel tijd ik nog heb. Stel dat ik nog maar honderd dagen te leven heb, dan zou ik daar heel sereen in zijn. Ik zou er het beste van maken en veel tijd met mijn vrouw Ivy doorbrengen. In 2010 ben ik bijna gestorven aan een hartkwaal. Met die bijna-doodervaring kwam de dood erg dichtbij. Mijn vader stierf toen ik 22 was. Hij spendeerde de laatste drie weken van zijn leven met het praten met zijn vrouw over hun leven. Naar zijn gevoel had hij het maximale eruit gehaald en daarom keek hij tevreden en zonder spijt terug. Zo probeer ik ook mijn leven te leiden. Van mijn vader heb ik geleerd het leven op een fractale manier te zien, je weet wel, die meetkundige figuren die zijn opgebouwd uit delen die min of meer gelijkvormig zijn met het figuur zelf. Als mijn leven over tien jaar eindigt, zie ik het als compleet waarbij ieder deel het geheel reflecteert.’
Was er ooit een moment in je carrière dat je net als David in je strip ook een soortgelijke deal met de Dood gesloten zou hebben?
‘Als het zou betekenen dat ik mijn dromen en de ideeën in mijn hoofd waar kon maken, zou ik die deal op Davids leeftijd ook hebben gemaakt. Mits ik het idee had dat ik op geen andere manier zou slagen. Ik heb echter altijd het gevoel gehad dat dit me wel zou lukken, als ik maar genoeg tijd had. Als ik gefaald had en dit naar mijn gevoel kwam door redenen buiten mijzelf, ja dan zou ik die deal wel maken. In Davids geval gaat het na de afspraak met de Dood al snel de verkeerde kant op. David realiseert zich namelijk dat, nu er geen barrières tot succes meer zijn, hij nog steeds begrensd wordt door zijn eigen fantasie en zijn beperkte zelfkennis.’
Hoe zou je deal met de Dood eruitzien? Als het maken van de ultieme comic wellicht?
‘Haha! Ja, zoiets.’
Een belangrijk thema in De beeldhouwer is welke indruk we in de wereld achterlaten en hoe we herinnerd willen worden. Wilde je daarom dit boek maken?
‘Als ik nooit een groot fictieverhaal had gemaakt had iedereen naar mijn carrière gekeken en gezien dat er iets miste. Ze zouden dan een gat in mijn carrière zien waar dit boek had moeten zitten, juist omdat ik zoveel over striptheorie geschreven heb. Dat was een onbalans die ik moest corrigeren. Terwijl ik met het verhaal bezig was, begreep ik dat het weliswaar gaat over een personage dat graag herinnerd wil worden, maar dat het nog meer gaat over een personage dat doodsbang is om vergeten te worden. Dat is een verschil, want met die angst gaat David in tegen wat het is om mens te zijn, omdat we allemaal op een bepaald moment vergeten zullen worden. Zelfs als je Bach, Mozart of Shakespeare bent, zal op de een of andere manier alles wat je maakt op een gegeven moment vergeten worden. Aan het einde van het verhaal kan David dit tot op zekere hoogte accepteren, maar hij blijft er ook tegen vechten. Dat vind ik erg mooi.’
In het nawoord schrijf je dat je voor de personages bestaande modellen hebt gebruikt. Waarom heb je daarvoor gekozen?
‘Dat heb ik dit keer voor het eerst gedaan. Een vriend van me stond model voor David en die kende weer iemand wiens lichaam model stond voor Meg, al heb ik me voor Meg grotendeels laten inspireren door mijn vrouw Ivy. Voor Davids oom Harry stond Ivy’s vader model. Hij stierf vier dagen voordat het boek uitkwam, maar heeft het wel gezien. Het uiterlijk van de andere personages heb ik wel verzonnen. Weet je, ik ben geen Craig Thompson of Jullian Tamaki. Ik bezit niet hun talent om uit mijn hoofd volledig geloofwaardige mensfiguren te bedenken. Ik vond mijn personages nooit warm en levendig genoeg. Daarom helpt het me om naar een echt mens te kijken en naar model te tekenen. Natuurlijk konden de modellen niet elf uur per dag bij mijn tekentafel staan, dus heb ik foto’s en video’s van ze gemaakt. Met strips probeer je in één plaatje het juiste moment te vangen en dat snapshot moet een heel gebaar uitbeelden. Bijvoorbeeld, in de scène dat David zijn beste vriend Ollie op straat ziet en ze elkaar omhelzen, moest ik het exacte moment in het midden van die omhelzing vinden die de hele handeling weergeeft. De beste manier om dat moment te vinden is niet een foto maken, maar video frame voor frame afspelen tot je het juiste beeld gevonden hebt. Net als de fotoreeksen van bewegingen die Eadweard Muybridge maakte aan het begin van de twintigste eeuw. Het is fascinerend om bewegingen in fases te kunnen zien, want dan valt op dat op veel foto’s een beweging niet lijkt op wat die moet voorstellen. Als je een lopende man ziet, zien verschillende momenten uit die beweging er niet uit als lopen, maar bijvoorbeeld als een man die op één been staat.’
Superheldenstrips Waarom heeft het zo lang geduurd voordat je deze strip maakte?
‘Heel lang heb ik met dit verhaal rondgelopen, al sinds ik begin twintig was, misschien nog wel langer. Toen ik 25 jaar oud was had ik het verhaal in principe wel kunnen vertellen, toch heb ik dat telkens uitgesteld. Ik vond dat er nog te veel elementen van het superheldengenre in zaten. De speciale kracht die David krijgt, lijkt op een superkracht en ik heb juist geprobeerd om op verschillende manieren van de superhelden weg te komen. Als een Amerikaanse stripfan zag ik dat genre als een onderdrukkende kracht, omdat het alomtegenwoordig is. Veel mensen in Amerika denken nog steeds dat alle strips over superhelden gaan. Dus probeerde ik in mijn werk de boodschap over te brengen dat strips veel meer kunnen zijn dan dat en dat de meeste van de beste Amerikaanse comics niet over superhelden gaan. De beeldhouwer liet me uiteindelijk niet los, want ik wist dat het een krachtige vertelling kon zijn. Uiteindelijk gaat het boek deels over het accepteren dat het superheldengenre onlosmakelijk verbonden is aan waar ik vandaan kom. Superhelden zullen waarschijnlijk altijd een deel van mijn grammatica uitmaken, net zoals je een accent kunt hebben als je praat.’
Je carrière is immers ook begonnen met een superheldenstrip. Zot! kun je zien als een vrolijke versie van de superheldenmythe.
‘Superheldencomics waren toentertijd erg grimmig en duister. Watchmen van Alan Moore en Frank Millers The Dark Knight Returns vond ik fantastische strips, maar daarna kwamen er veel imitaties uit die vooral de stijl van die strips overnamen maar niet de interessante ideeën. Ik wilde met Zot! die grimmige stijl juist niet overnemen en onderzoeken hoe superheldenverhalen en strips in het algemeen werken. Zot! was een laboratorium waarin ik de verschillende manieren kon ontdekken waarop comics een effect bij de lezer kunnen bewerkstelligen. Tijdens het maken van Zot! kreeg ik hier veel ideeën over en maakte ik veel aantekeningen. Dat werd uiteindelijk de basis voor Understanding Comics.’
Ik neem aan dat het maken van Understanding Comics je leven radicaal veranderd heeft.
‘Understanding Comics heeft mijn leven zeker veranderd. Het is een fun ride. Ik reis veel en kan daardoor met allerlei mensen over strips praten. Met dit boek is de conversatie over strips begonnen en zijn mensen over de mogelijkheden van strips na gaan denken, en dat is precies wat ik ermee wilde bereiken. Ik denk dat voor dit boek uitkwam, mensen dachten dat er veel regels waren waar ze zich aan dienden te houden bij het maken van strips. Het boek introduceerde het idee van strips als een blanco pagina. Ik wil dat een stripmaker vrijheid voelt, dat hij het gevoel heeft dat hij overal strips van kan maken. Een strip kan een sculptuur zijn, een glas-in-loodraam of gemaakt worden met foto’s. Ik wil dat ze weten dat ze in iedere stijl kunnen werken die ze willen, een strip kan realistisch getekend zijn of cartoonesk. Er zijn geen regels!’
Staat de Amerikaanse stripindustrie er beter of slechter voor sinds je 15 jaar geleden Reinventing Comics uitbracht?
‘Het gaat veel beter. De Amerikaanse stripindustrie is veel diverser geworden. Wat betreft de reputatie van de strip, de balans in de seksen, en de literaire en artistieke kwaliteiten zijn we erg vooruit gekomen. De graphic novel markt is veel gezonder dan voorheen. De boekwinkels hebben het wel erg moeilijk, maar dat is eigenlijk over de hele wereld zo. Daardoor zijn de verkoopcijfers niet altijd geweldig. Toch hebben we een gezonde graphic novel omzet en ook ontwikkelt de strip gericht op kinderen zich goed. Dit is erg goed voor de lange termijn. De grote uitgeverijen DC Comics en Marvel gaan op het vlak van emancipatie en gendergelijkheid vooruit, maar hebben nog een lange weg te gaan. Ondertussen nam het aantal jonge vrouwen dat strips maakt alleen maar toe in de afgelopen jaren. Meer meisjes lezen manga en strips voor alle leeftijden. Op het gebied van de representatie van verschillende etniciteit in strips hebben we nog een lange weg te gaan. Er zit een sterk Aziatisch component in de stripindustrie, maar African Americans zijn echt nog steeds in de minderheid.’
Infinite canvas Na al je boeken over hoe strips werken en over welke vormen strips in de digitale wereld kunnen aannemen, is De beeldhouwer een ouderwets gedrukte graphic novel. Waarom?
‘Eigenlijk spelen er twee vragen. Waarom terug naar het vertellen van fictie verhalen en waarom dan een gedrukt boek en geen online comic? Ik had dit verhaal al decennia in mijn hoofd. Ik zag het altijd voor me als een gedrukte graphic novel, want dat was alles wat we indertijd hadden. Het idee dat een verhaal over een beeldhouwer ook een object is dat je vast kunt houden, trok mij aan. Daarbij komt dat de stripindustrie ervoor zorgt dat ik vijf jaar lang in mijn tekenstoel heb kunnen zitten om het boek te maken. Dat is niet het geval bij digitale strips: daar wordt nog niet genoeg geld mee verdiend omdat die industrie nog niet volwassen is.’
Ben je teleurgesteld in wat er tot nu toe met digitale strips en motion comics is bereikt?
‘Ik had gedacht dat we nu wel verder zouden zijn, ja. Ik heb met het medium geëxperimenteerd en anderen hebben spannende experimenten uitgevoerd. Sommigen doen dat nog steeds. Maar het gaat langzamer dan ik had gehoopt, dus heb ik er een tijdje afstand van genomen en een graphic novel gemaakt. Wat mij betreft is de digitale revolutie nog niet af. Ik ben niet tevreden over de manier waarop we digitale strips lezen. Die manier is niet zo natuurlijk en intuïtief als dat we papieren strips lezen. Een van de belangrijkste dingen als je een lang verhaal leest, is dat je oog nooit van het papier afdwaalt. Je kunt duizend gedrukte pagina’s lezen zonder dat je ziet dat je hand de bladzijde omslaat. Zo hoort het online ook te zijn, maar dat is nog niet het geval. In geen enkel online model of mobiele manier om strips te lezen, wordt, bij het navigeren naar de volgende pagina, je oog niet afgeleid om buttons in te drukken of om scrollbars te gebruiken.’
Vind je dat je idee van het infinite canvas, waarin het scherm een venster is en de pagina van een online comic in principe oneindig is, is aangeslagen en grootschalig wordt toegepast?
‘Er wordt wel met dit idee geëxperimenteerd. In Korea is het zelfs een standaard geworden. De meeste online strips die daar gemaakt worden zijn in de vorm van de singuliere ononderbroken leesstrook. Wat mij opvalt als ik naar dit soort scroll-comics van over de hele wereld kijk, is dat de plaatjes meestal op dezelfde afstand van elkaar zijn geplaatst. Dus de goot, de ruimte tussen de plaatjes, is altijd even breed. Waarom? Men imiteert dus weliswaar de vorm van infinite canvas comics zonder de andere hulpmiddelen die erbij horen te gebruiken. De afstand tussen de plaatjes is een zeer waardevolle verteltechniek: op die manier kun je het gevoel van tijd dat je tijdens het lezen ervaart, manipuleren. Dat bijna niemand hier nog gebruik van maakt heeft met gewoonte maken. Het kost minstens tien, twintig jaar om te realiseren wat er in potentie allemaal mogelijk is. Toen de comic werd uitgevonden, waren die boekjes niet meer dan een verzameling van eerder verschenen krantenstrips. Niemand dacht eraan om de pagina op een andere manier te gebruiken, ze zagen alleen een plek waar ze de strookjes op konden plaatsen. Hetzelfde geldt nu voor webcomics, digitale strips en motion comics: we beginnen net.’
While Derf Backderf visited Amsterdam to promote the Dutch edition of My Friend Dahmer I interviewed him at the Americain Hotel. After the interview he drew a picture of Joey Ramone in my copy of Punk Rock & Trailer Parks. Both comic books I highly recommend.
Dit weekend vindt voor het eerst het KLAXON stripfestijn plaats in Antwerpen. Hieronder het persbericht:
KLAXON is een nieuw stripfestival in Antwerpen waar strip en kunst elkaar ontmoeten. Je vindt er strips en ander grafisch drukwerk van onafhankelijke uitgeverijen, collectieven en auteurs uit binnen- en buitenland. Je kan er de talrijke expo’s bewonderen en de boeiende lezingen en spannende performances bijwonen. KLAXON brengt een kwaliteitsvolle mix van bekende namen en opkomend talent.
Stripfestijn (12u – 19u) Dé plek om nieuwe, fijne strips en geïllustreerd drukwerk uit binnen- en buitenland te ontdekken.
Kleine, onafhankelijke stripuitgeverijen, collectieven en auteurs presenteren hun uitgaven: Scratch, Frémok, Bries, Lamelos, Tieten Met Haar, Wobby, Zone 5300, Vite, Liesbeth De Stercke, Ckoe, Jasper Rietman, Wasco, Frits Jonker (letter-tekenaar), Jeroen de Leijer, Rob van Barneveld, Inne Haine, Shamisa Debroey, Charlotte Dumortier, Serge Baeken.
Op de grote KLAXON-stand kan je grasduinen in strips en grafisch drukwerk van diverse buitenlandse ‘indie’ uitgeverijen: Lubok, Sanatorium, Seigensha, Koyama Press, Nobrow, D &Q, Apa Apa Comics, Le Dernier Cri, Benoït Jacques, Orbis Pictus Club, Napa Books, Re:Surgo e.a.
Pulp deLuxe – online uitgever – introduceert de ‘Draw-o-mat-3000’ tekenmachine en toont origineel werk van Pulp deLuxe-auteurs.
In de loop van de middag schuiven bij diverse stand extra tekenaars aan om te signeren: Brecht Vandenbroucke, Mark Hendriks, Steve Michiels, Maarten De Saeger, Pieter Rosseel, Pieter Fannes, Serge Baeken, Marcel Ruijters, Valfret, Inne Haine, Shamisha Debroey, Wide Vercnocke, Charlotte Dumortier…
Expo’s In ’t Werkhuys (12u – 19u, diverse ruimtes)
Brecht Vandenbroucke, Wide Vercnocke en Marcel Ruijters maakten voor het festival een meterslange muurtekening. Marcel Ruijters, Olivier Schrauwen, Pieter Fannes en Lukas Verstraete stellen originele tekeningen tentoon uit resp. Jheronimus (te verschijnen), Arsène Schrauwen, Nog lang en gelukkig en Lukas (te verschijnen). Van Lukas Verstraete zijn daarnaast ook schilderijen en van Pieter Fannes vrij werk te bewonderen. Het Wobby-collectief presenteert een mix van originelen, riso’s en schilderijen. Frank Wagemans laat je mee genieten van zijn sculpturen en schilderijen.
En Samplerman toont zijn prachtige collages.
In The Bries Space (13u – 18u)
Op 100 meter van ’t Werkhuys toont The Bries Space originele tekeningen van de Duitser Tim Romanowsky en de Antwerpenaar Benjamin Demeyere. Beide expo’s lopen van 24 april tot en met 30 mei.
Tim Romanowsky – Bricks of Fortune
Benjamin Demeyere – Etudes exotiques
The Bries Space, Stenenbrug 15, 2140 Borgerhout www.bries.be/space
Persmoment Scratch (13u) Hansje Joustra en Joost Swarte kondigen een grensoverschrijdend stripproject aan.
Artist talks (14u – 18u)
Joost Swarte werkt achter de schermen bij Scratch, maar is ook en vooral striptekenaar en grafisch ontwerper. Swarte vertelt over het houten speelgoed ADO, abstractie en inspiratie.
Frits Jonker
De Nederlander Frits Jonker is al meer dan twee decennia een veelgevraagd (strip)letteraar. Letteren is voor Jonker meer dan een beroep, het is een passie. We nodigden hem uit om erover te vertellen.
William Ludwig Lutgens – Utopia World Problem: een zoektocht naar utopische probleempjes, tussen kunst en cartoon
Lezing/performance door de Antwerpse kunstenaar.
Jeroen de Leijer en de Kenjezelf Kit
De Kenjezelf Kit biedt je de mogelijkheid om middels zelfreflectie onbestemde momenten te duiden zonder daarbij het moment in te vullen. De Kit toont onze ware gemoedstoestand, onuitgesproken gevoelens en verborgen verlangens. Neem even tijd voor jezelf met een kop kamillethee en heroriënteer jezelf. Laat je leiden door de afbeeldingen en ontdek allerlei onvermoede dingen over jezelf.
De Letterleggers (12u – 18u)
Op een grote witte ondergrond creëren Iwan Verhulst en Raphaël Vandeputte met grote, platte, soepele, zwarte rubberen letters allerlei tekeningen. Onder het oog van de camera maken ze, vertrekkend van een simpele ‘boodschap’, nieuwe boodschappen. Of ze vervormen boodschappen tot tekeningen die op hun beurt worden getransformeerd tot andere beelden. En zo gaan ze uren door. Elk optreden is een work in progress, met een begin, een einde en een rode draad die de twee verbindt.
Live tekenen (19u30 – 22u, ’t Kaffee)
Tekenaars gaan met elkaar in dialoog en dagen elkaar uit via hun tekeningen. Ad rem reageren is een must! Met o.a. Serge Baeken, Wide Vercnocke, Pieter Fannes, Kim Duchateau en Wasco.
Veiling Lamelos (’s avonds, ’t Kaffee)
Het vierkoppige Nederlandse collectief houdt een veiling à la Lamelos in ‘t Werkhuys. Breng oude, leuke spulletjes (vlooienmarkt stuff) mee.Lamelos zal ze vervolgens veilen. De opbrengst wordt omgezet in tournées générales. Onverkochte spulletjes worden vernietigd!
Over de organisatoren Ria Schulpen, uitgever (Bries) en co-bezieler van The Bries Space, een onafhankelijke, creatieve ruimte in Borgerhout die (twee)maandelijkse tentoonstellingen met het beeldend werk van zowel opkomende als gevestigde kunstenaars uit binnen- en buitenland worden organiseert. www.bries.be
Jangojim
Dimitri Sakelaropolus alias Jangojim. Antwerps striptekenaar, illustrator, scenarioschrijver voor animatie- en comedyreeksen voor tv. jangojim.blogspot.be
’t Werkhuys is een socio-culturele ontmoetingscentrum in Borgerhout dat zelf ook activiteiten organiseert zoals de wekelijkse Volxkeuken. Haar café is een gezellige ontmoetingsplek voor haar gebruikers, de buurt en passanten. www.werkhuys.be
Striptheoreticus, of stripgoeroe, en stripmaker Scott McCloud is op een promotietoer om zijn nieuwe graphic novel The Sculptor te promoten en doet gelukkig ook Amsterdam aan.
The Sculptor is in het Nederlands verschenen onder de titel De beeldhouweren uitgeven door Scratch Books. In De beeldhouwer sluit de jonge kunstenaar David Smith een deal met de Dood: hij is in staat om alles te maken wat hij kan bedenken, maar de prijs hiervoor is wel dat hij nog maar 200 dagen te leven heeft.
Ik heb het boek recent gelezen en raad het je van harte aan: het is een fantastisch verhaal dat na het lezen blijft resoneren. Faustiaanse verhalen kennen we genoeg, toch weet McCloud iedere keer met een nieuwe wending in de plot te komen die niet alleen verrast, maar ook nog eens niet-gezocht aanvoelt. Ik vind het nu al een van de beste boeken van het jaar. Door het lezen van De beeldhouwer ben ik een beetje een ander mens geworden en zie ik het leven een beetje anders. Dat is voor mij een van de indicaties van een goed verhaal.
McClouds carrière begon met het vrolijke superheldenverhaal Zot!, maar is vooral bekend als de maker van drie belangrijke standaardwerken: Understanding Comics, Reinventing Comics en Making Comics. In het eerste boek vertelt hij hoe strips werken, in de tweede probeert hij een digitale revolutie te ontketenen en te laten zien hoe de toekomst van comics eruit kunnen zien. In het derde boek laat hij zien hij je strips maakt. Het geniale van deze boeken is dat ze allemaal in stripvorm zijn. Strips over strips dus. Overigens, McCloud is ook het brein achter 24 Hour Comic Day.
Scott McCloud is woensdag 15 april om 18 uur in Lambiek te bewonderen en zal zijn boek signeren. ’s Ochtends spreek ik hem over zijn nieuwe boek voor de VPRO Gids en Stripgids. Ik kijk ernaar uit om hem te ontmoeten en zijn prachtige graphic novel te bespreken.
Stripmaker Derf Backderf zat op de middelbare school met latere seriemoordenaar Jeffrey Dahmer en maakte daar een aangrijpende striproman over. ‘Ik zorgde ervoor dat ik nooit alleen met hem was.’
Jeffrey Dahmer (1960-1994) werd op 22 juli 1991 in Milwaukee, Wisconsin gearresteerd voor de moord op zeventien jonge mannen. In zijn appartement werden verminkte stoffelijke overschotten gevonden. Dahmer had seks met de lijken, soms at hij ze. Al in zijn tienerjaren werd Dahmer geplaagd door extreme fantasieën waarin hij seks had met dode mannen. Deze fantasieën en zijn fascinatie voor anatomie, maakten van hem een monsterlijke moordenaar die zijn slachtoffers zocht in de homoscene. In Mijn vriend Dahmer vertelt de Amerikaanse stripmaker Derf Backderf op indringende wijze over Dahmers jeugd.
In de jaren zeventig zat Backderf met Dahmer op de Revere High School in Ohio: ‘De eerste keer dat Dahmer me opviel was op junior high school. Hij was gewoon een van die stille, nerdy kinderen. Sociaal gehandicapt en een beetje vreemd. Maar dat geldt voor veel kinderen. Ik was zelf ook zo’n nerdy joch,’ herinnert Derf zich terwijl hij in een kop koffie in Café Americain roert. Amsterdam is de laatste halte van zijn Europese promotietour. ‘Later werd zijn gedrag buitensporiger en viel het meer op.’ Dahmer verwierf een dubieuze status op school door in het openbaar epileptische aanvallen te veinzen en het spraakgebrek en de spastische tics van iemand met hersenbeschadiging na te apen. Backderf en zijn vrienden deden dit na en vormden een soort van fanclub. ‘Vergeet niet dat we in een klein stadje woonden waar we ons dood verveelden, er was geen reet te doen. We grepen alles aan wat de verveling doorbrak en Dahmers act zorgde daarvoor. We moesten daar erg om lachen en dat moedigde hem aan ermee door te gaan. Hij begon bij ons rond te hangen.’ Later ontdekte de stripmaker dat Dahmer zijn moeder imiteerde. Joyce Dahmer was geestesziek en had last van spastische aanvallen.
Stokslagen
Backderf zet in de striproman op effectieve wijze zijn relatief normale thuissituatie tegenover die van Dahmer wiens ouders een vechthuwelijk hadden. Oog voor Jeffrey hadden ze niet. Toen hij geplaagd werd door seksuele fantasieën waarvan hijzelf ook wel wist dat deze niet normaal waren, probeerde Dahmer zijn geest te verdoven door zich elke dag vol te gooien met alcohol. ‘Anderen over zijn fantasieën vertellen was geen optie, want dan had hij ook moeten zeggen dat hij homoseksueel was. In de jaren zeventig kwam je als tiener op de middelbare school niet uit de kast. Dahmer kon niet bij zijn geesteszieke moeder terecht, noch bij zijn vader die antihomo is. Hij stond er altijd alleen voor en dat is de vloek van zijn leven.’
De stripmaker verbaast zich in zijn boek over het feit dat volwassenen niets doorhadden. De leraren merkten niet dat Dahmer stomdronken in de klas zat. Slechts één keer werd hij betrapt. Vreemd genoeg liet de rector Dahmer kiezen tussen zijn ouders op de hoogte brengen of tien stokslagen. Dahmer koos voor het laatste. ‘Deze scène toont goed hoe ze toentertijd met drugs- en drankgebruik omgingen. Als de school simpelweg zijn ouders op de hoogte hadden gesteld, waren dingen misschien anders verlopen. Al vermoed dat ik dat Dahmer toen al niet meer te redden was.’
De scène zit niet in de Amerikaanse editie, wel in de Nederlandse en andere vertalingen. ‘Daar zit geen complot achter, hoor. Ik kwam pas over dit incident te weten toen het boek al bij de drukker lag. Dahmer had in het televisie-interview met Stone Phillips wel verteld dat hij een keer gestraft was voor zijn drankgebruik, maar gaf geen details. Na alles wat hij had gedaan, schaamde Dahmer zich voor het feit dat hij als tiener stokslagen tegen zijn kont had gekregen. Nogal opmerkelijk.’
De geschiedenis van Dahmer zit vol met momenten waarin hij de dans ontspringt. Backderf toont dat Dahmer midden in de nacht door de politie wordt aangehouden omdat hij, onder invloed, tijdens het autorijden slingerde. Een van de agenten ziet de vuilniszakken liggen waarin Dahmers eerste slachtoffer zit, maar opent ze niet. Hij gelooft Dahmers leugen dat hij ’s nachts wat afval naar de vuilnisbelt brengt omdat hij niet kan slapen en laat hem gaan.
Bloedeloos
Overigens laat Backderf niets van de moord zien. ‘Dat verhaal is al vaak verteld, zeker in de Verenigde Staten. Er zijn zo’n tweehonderd boeken over Dahmers misdaden, iets van vijf films. Ik vertel graag iets nieuws. Niet het verhaal over het monster, maar dat van de getroebleerde jongen die een monster wordt. Zodra Dahmer gaat moorden verlies ik mijn interesse in hem.’
Vanaf het moment dat Dahmer in 1994 werd vermoord door een medegevangene, maakte Backderf enkele korte verhalen over hem. Hij bracht in eigen beheer een comic van 24-pagina’s uit, maar was daar niet heel tevreden over. Voor de graphic novel deed hij uitgebreid research. Backderf sprak met oud-klasgenoten, docenten, nam politie- en FBI-dossiers en interviews met Dahmer door en baseerde veel op zijn eigen herinneringen, foto’s en dagboeken uit die tijd. Voordat uitgeverij Abrams het wilde uitgeven had Backderf met zijn idee bij zo’n beetje iedere stripuitgeverij aangeklopt. ‘Waarschijnlijk dachten ze dat het een boek over kannibalisme en necrofilie zou worden, daar denken de meeste mensen aan als ze de naam Dahmer horen. Ze geven misschien een zombiekookboek uit, maar op de een of andere manier schrokken ze hiervan terug. Wellicht vonden ze mijn tekenstijl niet goed. Dat kan natuurlijk ook.’
Backderfs cartooneske tekenstijl lijkt niet helemaal te rijmen met de waargebeurde vertelling, maar je zou ook kunnen stellen dat die stijl het zware onderwerp beter verteerbaar maakt. ‘Misschien. Ik teken op de manier waarop ik kan tekenen. Het was geen artistieke keuze. Voor dit boek heb ik geprobeerd realistischer en meer rechttoe rechtaan te tekenen dan in mijn eerdere werk. I was trying to draw my ass off. Het is het beste wat ik op dat moment kon maken.’
In de epiloog van de striproman verneemt Backderf van zijn vrouw, die net als hij journalist is, dat Dahmer is gearresteerd voor een reeks moorden. ‘Op dat moment komt je hele schoolverleden volledig in een ander daglicht te staan, op een zeer sinistere wijze. Daar hebben we allemaal problemen mee gehad en heel wat slapeloze nachten. Vooral het besef hoe dichtbij we bij die eerste moord zijn geweest. Je vraagt je toch af of je zelf ooit gevaar liep. De laatste paar jaar op de middelbare school was ik steeds behoedzamer bij Dahmer. Ik zorgde ervoor dat ik nooit alleen met hem was. Instinctief voelde ik aan dat er iets mis met hem was. Ik vertrouwde hem niet.’
Derf Backderf. Mijn vriend Dahmer Scratch Books.
[hr]
Derf Backderf John ‘Derf’ Backderf (Richfield, 1959) is een gelauwerd stripmaker, politiek cartoonist en journalist. Zijn strip The City, een rauwe, politieke satire op het leven in de grote stad, liep van 1990 tot 2014 en is in meer dan 140 weeklys gepubliceerd. In 2009 kwam Punk Rock and Trailer Parks uit, een hilarisch verhaal over het punktijdperk in Akron, Ohio. Onder de titel Trashedmaakt hij een serie stripverhalen geïnspireerd op het jaar dat hij als vuilnisman werkte.
Dit artikel is gepubliceerd in VPRO Gids#11 (2015).
Zondagmiddag interviewde ik Derf Backderf in the American Book Center in Amsterdam. Backderf was in Nederland om zijn graphic novel My Friend Dahmer te promoten die recent in het Nederlands bij Scratch Books is verschenen.
My Friend Dahmer gaat over de tijd dat Backderf op de middelbare school zat met Jefrey Dahmer die later maar liefst 17 jonge mannen vermoordde. Hij had seks met de lijken en soms at hij ook een stukje van zijn slachtoffers. Geen luchtig onderwerp dus.
Toch was het erg leuk om Backderf te spreken en ook een beetje gek, want de volgende dag interviewde ik hem in het café van het Americain voor de VPRO Gids. Zondagmiddag was dus een soort opwarmertje. Nu ja, vooral voor mij dan, want Derf was de afgelopen dagen in Frankrijk en België al flink ondervraagd over zijn boek. En vaak kreeg hij natuurlijk dezelfde vragen gesteld. Zo gaat dat op een perstoer.
(Dinsdagmiddag is Backderf om 17 uur in Lambiek).
De belangstelling in Frankrijk en België was groot geweest. In Nederland was ik een van de weinige journalisten die interesse heeft voor het werk van Backderf, vertelde uitgever Hansje Joustra. Strip blijft in hier toch een stiefkindje terwijl België en Frankrijk echte striplanden zijn.
Voor mij mag dat de pret niet drukken, al betekent het wel dat ik als freelancer lang niet altijd mijn artikelen over het beeldverhaal ergens kwijt kan.
Het gesprek in het Americain op maandag duurde lang. Derf had er zin in. Vooral toen ik het ook wilde hebben over zijn strip Punk Rock and Trailer Parks. Een hilarische strip over de punkscene in Akron Ohio in de vroege jaren tachtig. Het hoofdpersonage Otto, die zichzelf the Baron noemt, is zeer sympathiek en komt erg grappig uit de hoek. De strip zit vol gastoptredens van punkers als Klaus Nomi, The Ramones en Wendy O. Williams. Popjournalist Lester Bangs komt ook even langs.
Na het interview hebben we nog wat gepraat over de Amerikaanse stripwereld. Derf maakte nog een tekening in mijn exemplaar van Punk Rock and Trailer Parks. Het tekenen heb ik op video vastgelegd.
Binnenkort alles over Mijn vriend Dahmeren Punk Rock and Trailer Parks in de VPRO Gids.
On July 22nd 1991 serial killer Jeffrey Dahmer was arrested for the murder of seventeen young men. An inmate killed him on November 28th three years later. In the highly compelling and original graphic novel My Friend Dahmer comic book artist Derf Backderf looks back on his high school years and his friendship with classmate Jeffrey Dahmer.
The weird kid
Backderf shows that Dahmer lived an isolated life during his high school years in the mid-seventies. Classmates thought the tall guy with glasses was quite strange: Dahmner threw fake epileptic fits and mimicked the slurred speech and spastic tics of someone with cerebral palsy. Dahmer’s act made him somewhat of a celebrity in school, or a mascot, as Backderf describes it. Backderf himself was part of the so-called Dahmer fanclub, imitating his movements and Dahmerisms with his friends. The high point of this act and Dahmer’s questionable celebrity status at school would be a Saturday in which schoolmates paid Dahmer to act this way during a visit to the mall. The students would look on from a short distance as Dahmer freaked out innocent shoppers and shop personnel.
Later Backderf would discover that Jeffrey was imitating his mother, Joyce Dahmer, a woman plagued with depression and who had terrible fits. Dahmer’s home life wasn’t really pleasant: his parents fought most of the time until they decided to get a divorce, which became rancorous. Busy with their own problems they ignored Jeffrey all together, and he kept his homosexual tendencies to himself. He kept them hidden from everyone, but that wasn’t uncommon in the seventies. Of course, being gay doesn’t make one a serial killer, but when Damher fantasized about male lovers, they were dead and he had sex with their bodies. In Junior Year of high school Jeffrey took to drinking. Knowing too well his sexual urges were sick and twisted, he tried to dull these urges with alcohol.
‘How did he get away with being stinking drunk during school hours?’ Backderf asks in his graphic novel. ‘It still blows my mind. Every kid knew what Dahmer was doing… But not a single teacher or school administrator noticed a thing. Not one. Where they really that oblivious? Or was it that they just didn’t want to be bothered?’
Backderf makes a case for the adults being absent one way or another as the reason Dahmer’s descent into becoming a murderous monster was never noticed by anyone. ‘”I can’t say there were any signs he was different or strange,” one of the school guidance counselors would later state’, Backderf writes. After graduating high school Dahmer got even more isolated and shed his humanity forever. Soon he would pick up an innocent hitchhiker who became his first victim.
Cult classic
Backderf worked on this story for years. He self-published a comic about Dahmer in 2002. That 24-page story has become something of a cult classic and got nominated for an Eisner Award. Still, Backderf wasn’t really happy with that version of the story. Because of the 24-page limit, he had left a lot of stuff out, and that’s why he decided to make a full graphic novel. After becoming a more skilled artist by making his graphic novel Punk Rock & Trailer Parks and doing extensive research – talking to dozens of former classmates and teachers, reading FBI and police files and interviews with Dahmer – he started on My Friend Dahmer.
I found the book to be very fascinating. How often do we get to know a serial killer up-close through the eyes and memories of one of his classmates? There is an interesting tension between the complex and nuanced way Backderf tells his story and his somewhat crude and cartoon-style drawings. Backderf style works somewhat as a comic relief and at the same time points out that what we get here is his side of the story, his vision on Dahmer’s youth.
Interestingly Backderf doesn’t show any of the murders. Maybe that’s because he didn’t want to please those readers with a morbid curiosity. But maybe part of the reason is that Backderf could never see his odd high school friend as the killing monster capable of such atrocities.
Personal appearance of Backderf in ABC It’s a question I like to ask the comic book artist, and on Sunday the 15th I will. Derf Backderf will be making a personal appearance at the American Book Center in Amsterdam that day at 15.00 hours, where I am going to interview him. The audience can ask questions as well. I hope to see you there.