Het is niet de eerste keer dat een stripalbum als titel De eerste keer meekrijgt. Maar goed, die titel maakt wel meteen duidelijk dat het gaat om de eerste keer seks.
Guedin verhaalt openhartig over de eerste wankele schreden op het liefdespad, zijn eerste ontdekkingen, speciale rukdagen, en de prestatiedruk die je als adolescent ervaart. En Guedin was er al jong bij, want op de kleuterschool was hij al gefascineerd door wat zich onder de rokjes van klasgenoten afspeelt.
Guedins eerste vriendinnetje, dat drie jaar ouder was dan zijn zestien jaar, leek vooral geïnteresseerd te zijn in zijn kont, totdat ze zich weer realiseerde waar dat gat eigenlijk voor dient.
De stripmaker vertelt er met veel zwarte humor over en met de nodige relativering. De humor komt goed naar voren in zijn enigszins karikaturale tekenstijl en de gevatte visuele metaforen die Guedin vaak hanteert om het mannelijk geslacht te verbeelden. Door die tekenstijl wordt de uitgebeelde seks nooit pornografisch of opwindend, eerder een beetje aandoenlijk en ongemakkelijk.
Gelukkig zijn niet alle pijnlijke anecdotes herkenbaar.
Pulpman, het stripblad van Fred de Heij, Esther Gasseling en Ger van Wulften, kortom de mensen van uitgeverij Xtra, heeft al jaren mijn striphartje gestolen. Begin juni ligt eindelijk nummer 18 in de winkel. Hier alvast een voorproefje.
Eigenlijk is Pulpman het laatste echte stukje underground strip in Nederland. Het wordt gemaakt door slechts een handjevol mensen die vooral met passie voor strips, pulp en andere visuele lekkernijen iedere keer veel moeite doen om weer een nieuwe Pulpman te maken. De Heij, de sneltekenaar van Nederland, heeft dit keer maar liefst 117 pagina’s strip getekend. (117 dus! Honderdzeventien!).
En naar wat ik daarvan gezien heb, zijn deze weer even smakelijk als altijd. Een groot deel van dat aantal behoort tot de strip Roca Verde, Freds vervolg op De schuilplaats dat 500 pagina’s lang moet worden. Een vraag die daarin wordt gesteld en wordt beantwoord is waar Pulpman eigenlijk voor staat. Ook is het deels een metaverhaal over het maken van een goeie strip. En daar heeft Fred natuurlijk wel een mening over. Eentje die hij overigens geregeld in zijn columns voor Stripnieuws ook laat horen.
Verder in dit nummer onder andere de coproductie van Fred met Frits Jonker (het vervolg van Het koffertje), plus twee nieuwe samenwerkingen: met Anton Bedding en met de Vlaming Rudi Coel.
Geen porno!
Ik sprak Esther Gasseling van de week over deze nieuwe Pulpman en zei vertelde dat we ook dit nummer weer veel seks mogen verwachten. Fred ziet deze scènes overigens niet als pornografie.
Esther:
‘Toen ik het daar onlangs met hem over had, zei Fred: “In bijna alle definities van het woord pornografie gaat men ervan uit dat de bedoeling is de kijker/lezer seksueel te stimuleren. In mijn Pulpman-werk ben ik expliciet, maar het seksueel prikkelen is nooit mijn bedoeling. Wat dan wel? Humor.” ‘
Grappig, want dat blijft een van de dingen waar Fred en ik het niet over eens zullen worden. Zijn intentie is wellicht humor en de seksscènes zijn zeker grappig. De meeste officiële pornografie heeft natuurlijk iets van humor, want standaard porno is vaak zo grotesk dat het op de lachspieren werkt. Hoe leuk de seks in Pulpman ook is, de tekeningen an sich weten ook te prikkelen vind ik. Dus of het nu de bedoeling van de maker is of niet, de tekenpen van Fred is zo vakkundig dat de mooie vrouwen die hij tekent en de dingen die zij doen, zeker wel een stimulerende werking kunnen hebben.
Hier nog even de gehele inhoudsopgave, om je alvast een beetje lekker te maken:
INLEIDING
FRED DE HEIJ
Waarin Pulpman zich afvraagt waar zijn blad eigenlijk precies voor staat.
SNUFFELSTAGE
FRED DE HEIJ
Welke stagiaire mag tijdens de komende Pulpman-vergadering haar ideeën komen pitchen? Birgit, Amber of Miriam? De proefopdracht zal het uitwijzen.
VAMPIRELLA
FRED DE HEIJ
Bob Jusko jaagt op groot wild. En zij is zijn gevaarlijkste prooi ooit: Vampirella.
DE REDACTIEVERGADERING
FRED DE HEIJ
Hoofdredacteur Pulpman bespreekt het komende nummer met de rest van de redactie: Kapitein Rob, Groenhaar, Max Havelaar en Giulia, plus de andere bemanningsleden van het ruimtestation… eh… eiland Roca Verde.
DE EERSTE KEER
DAV GUEDIN
Voorpublicatie van De eerste keer: openhartige verhalen van Dav Guedin over meisjes, gierende hormonen, onwennige intimiteiten, onhandig gedoe, allerhande geëxperimenteer en een geliefde die een onuitwisbare indruk maakte: Lulu.
HET KOFFERTJE (2)
FRITS JONKER & FRED DE HEIJ
Na het koffertje met 78 onbekende opnames van de Beatles levert een rondje langs het huisvuil opnieuw iets op: de vondst van de eeuw.
DE BEUL
BEN VRANKEN
In zijn confectieatelier De Beul hanteert pastoor Herman het evangelie als verdienmodel. Het paradijs lonkt immers alleen voor wie noeste arbeid verricht. En daar kun je niet jong genoeg mee beginnen.
ROCA VERDE (vervolg)
FRED DE HEIJ
Corruptie en spionage. Verdeel en heers. Overwerk en overspel. Op zoek naar de politiemol als tipgever van de criminele Osborn-bende sneuvelt er weleens een slipje. Dit en meer stinkende zaken in het uitgebreide Pulpman-feuilleton Roca Verde.
NATTE MAAN
SOPHIE CAMBELL
Fragment uit Gisteren is niet meer: het zesde deel uit de Natte Maan-reeks, waarin Audrey uit de kast komt, gek wordt van de zorgen om haar comateuze vriendin Trilby en heeft gefaald als oppas…
DE BIECHT
RUDI COEL & FRED DE HEIJ
Een priester in gewetensnood gaat te biecht bij een collega over de ongebruikelijke biecht van een uitzonderlijke vrouw in zijn parochie.
LIEBESTOD
ANTON BEDDING & FRED DE HEIJ
Johnny Rowdan was een crimineel van het zuiverste water, die ijskoud carrière maakte over de rug van anderen. Maar toen er liefde in zijn leven kwam, knapte er iets.
EN VERDER O.A.
Rudi Coel over het genre van het erotische korte verhaal. “Omdat schrijven over seks letterlijk opwindend is en omdat seks altijd zoveel meer is dan seks.”
Preview van het derde deel (en slot) van Claire DeWitt: De vader, de dochter & de duivel door Willem Ritstier en Fred de Heij.
De coming out van Sophie (voorheen Ross) Campell als transgender.
PULPMAN #18 Fred de Heij & anderen 130 pag. (€ 14,90) · ISBN 978-94-90759-85-8 Uitgeverij Xtra Verschijningsdatum: 4 juni (Stripdagen Haarlem)
Februari was voor mij: een leuke presentatie van de nieuwe Schokkend Nieuws, een muzikale boekpresentatie van Erik Kriek (niet op de foto), een vervelend bezoek aan de diëtist (niet op de foto), een leuke ontmoeting met een oud-middelbareschoolgenote (niet op de foto), de Stripdagen, veel schrijfwerk (niet op de foto) en herten in het wild.
Een nieuwe maand dus een nieuw kalenderblad. De twee personages uit de strip Haas kijken niet echt vrolijk.
Tja, het blijft een katholiek land hè… Hoe zou de lucht er op andere planeten uitzien? In Galerie Movie Ink werd zaterdag 13 februari werd Schokkend Nieuws #118 gepresenteerd. Een toepasselijke plek, want dit nummer van mijn favoriete filmblad bevat een grote filmposter special. Check it out dus. Overigens wist Wim Jansen, eigenaar van Movie Ink, boeiend te vertellen over Italiaanse filmposters. Ook hij wordt in SN geïnterviewd.
Na de presentatie gingen Paul, Marlies, Linda en ik naar een cafétje om gezellig bij te praten en wat te eten. Een mooie tent trouwens, met een prachtig dakraam. De kroketten waren ook prima te eten.
In het laatste weekend van februari vonden de ‘nieuwe’ Stripdagen plaats in de Broodfabriek in Rijswijk. Een nieuwe locatie die een hele verbetering was ten opzichte van de deprimerende plek in Gorinchem. Nu ben ik al een paar jaar niet meer op de Stripdagen geweest omdat ik daarna te veel prozac moest slikken, maar Ton Schuringa, de nieuwe directeur van de Stripdagen, had me dit jaar overgehaald om een paar interviews te doen op zaterdag.
Helemaal nieuw waren de stripdagen overigens niet, vooral bekend publiek en bekend stripwerk op zaterdag, maar wel een interessant programma dit jaar. Al was daar niet altijd veel aandacht voor, had ik het idee. Mensen kwamen toch vooral weer ‘boekies’ scoren. Misschien moeten ze volgend jaar een groot podium midden op de beurs maken en daar alle interviews en presenaties laten plaatsvinden in plaats van in een aparte zaal die tevens dient als doorloop naar de toiletten en expositieruimte. Al hadden ze wel hun best gedaan om die mooi aan te kleden. Met hulp van de mensen van uitgeverij Xtra overigens, die deze muurversiering geregeld hadden:
Vond het tof om mijn Belgische collega Geert De Weyer de hand te schudden en eens kennis te maken. Hij gaf een boeiende lezing over zijn boek België Gestript en behandelde hoe de Belgische strip geleden heeft onder de Franse censuur.
Op zondag had ik geen zin in Stripdagen maar hebben Linda en ik de zon opgezocht in Zandvoort.
Het tweede album van de reeks Claire DeWitt: Aan de poort van de hel, komt eind februari uit. Het verhaal wordt nog iets vreemder…
In het eerste deel maakten we kennis met Claire DeWitt, een premiejaagster die samen met maatje Gerd jacht maakte op Jonah Falk. Het te pakken krijgen van Falk is voor Claire een persoonlijke zaak vanwege de narigheid die hij haar in het verleden heeft aangedaan. Wat die narigheid precies inhoudt, werd niet onthuld het eerste album. Wel kwamen we te weten dat Claires tweelingzusje soms in een monster verandert en mensen uit elkaar rijt. Sowieso lopen er verdacht veel monsters rond in het wilde westen van scenarist Willem Ritstier en tekenaar Fred de Heij, deze driedelige reeks is dan ook een horrorwestern. Bloed, gore en grofgebekte personages zijn de hoofdingrediënten.
Fris aan de reeks is deze combinatie van horror en western en het feit dat het hier een zwarte revolverheldin betreft. De mannen in deze strip zijn of enorme klootzakken of een beetje sukkelig.
Aan het einde van Tot in de dood werd Claire neergeschoten door Falk: zijn kogel schampte haar hoofd zodanig dat we haar aan het begin van Aan de poorten van de hel in delirische toestand aantreffen. Falk, inmiddels een rode, duivelachtige verschijning, probeert Claire mee te slepen naar de poorten van de hel. Hij is een zielenjager voor satan geworden. Ook onthullen Ritstier en De Heij meer over wat er in het verleden tussen Falk en DeWitt is voorgevallen.
Wat er echt is of alleen maar in Claires brein gebeurt laten de makers in het midden. De scheidslijn tussen realiteit en hallucinatie blijft de rest van het verhaal onduidelijk, maar maakt het verloop ervan des te verrassender. Het leuke aan dit verhaal vind ik dat er ieder moment van alles kan gebeuren en dat deze gebeurtenissen allesbehalve regulier zijn.
Ritstier schrijft verhalen die veel weg hebben van een achtbaanritje: ze hebben een behoorlijke vaart en de gebeurtenissen volgen zich in rap tempo op. Logica blijft in dit deel een beetje achterwege, maar als koortsdroom is het een heel aardige rit. Nu maar hopen dat we bij het derde en laatste deel niet uit de bocht vliegen door een of andere harde en onlogische wending in de plot.
Willem Ritstier & Fred de Heij. Claire DeWitt #2: Aan de poort van de hel Uitgeverij Xtra. Hardcover: €14,95 Softcover: €8,95.
Met pretoogjes meld ik bij deze dat er een nieuwe Pulpman uit is. Dit tegendraadse, erotisch getinte stripblad is het geesteskind van Fred de Heij en wordt door hem samen met Ger van Wulften en Esther Gasseling van uitgeverij Xtra gemaakt.
Nummer 17 is extra dik en groot geworden en bevat onder andere een spoof op Bride of Frankenstein, een nieuw lang verhaal dat een vervolg is op De schuilplaats, Pulpman als detective in een zaak over kutselfies en een strip geschreven door Frits Jonker. Allemaal door De Heij getekend, dus dat is smullen. Maar we hebben er dan ook bijna twee jaar op moeten wachten, want de laatste Pulpman dateert alweer uit december 2013.
Reden voor een feestje dus besloot ik De Heij even te bellen.
Het heeft een tijdje geduurd voordat er weer een nieuwe Pulpman was. Waarom?
‘Absoluut. Op een gegeven moment had ik tegen Ger (van Wulften, red.) gezegd: volgens mij moet het anders. Hij moet dunner worden, vaker uitkomen en minder tekst bevatten en meer strips. Toen kwam Ger een paar weken later weer langs en vertelde wat hij had bedacht: Pulpman moest dikker worden, meer tekst bevatten en minder vaak uitkomen. Precies het tegenovergestelde van wat ik bedacht had dus. Ook goed natuurlijk. Inmiddels had Frits Jonker zich ook aangeboden en toen heeft Ger hem gevraagd om hoofdredacteur te worden. Dat is uiteindelijk op niks uitgelopen. Al die zaken hebben de nieuwe Pulpman vertraagd terwijl het werk allang klaar lag.’
Was jij het eens met Frits Jonker als hoofdredacteur? Ik dacht eerst dat het een grapje was toen ik er over las in de nieuwe Pulpman, maar dat is dus allemaal echt gebeurd?
‘Ja, dat is allemaal zo gebeurd. Kijk, als Frits zegt dat hij er een heel ander blad van wil maken, dan vind ik dat uitstekend. Maar Ger en Esther waren het daar toch niet mee eens. Alles wat we voor Pulpman doen is non-profit, dus ik vind als je tegen iemand zegt dat hij zijn gang mag gaan, dat je hem ook carte blanche moet geven. Als het dan helemaal niet wordt wat je ervan verwacht, geeft dat wat mij betreft niet. Dan maak ik gewoon een stripje om die flauwekul van Frits recht te trekken. Dat etherische gelul dat hakken we wel weer de pan in, denk ik dan. Maar Esther en Ger zagen die plannen van Frits toch niet zo zitten. Daardoor is de boel vertraagd.’
Eigenlijk is Pulpman jouw blad, dus ik vind het interessant dat je dan bereid bent de teugels aan iemand anders te geven om te zien wat dat oplevert.
‘Ja dat vond ik ook interessant. Maar ja, het is ook Gers blad en als uitgever heeft hij daar ook iets over te zeggen. Maar Frits z’n argument dat we die paar lezers die we hebben toch niet voor het hoofd kunnen stoten, is ook weer ijzersterk. Frits wilde meer diepgang, allemaal diepgang… (lacht).’
Het nieuwe nummer is qua formaat ook groter.
‘Ja, hij is een tikje groter. Ook wilde Ger hem ietsje anders hebben, daarom heb ik de cover dit keer niet geschilderd en is het een pentekening geworden. Kleine veranderingen die verder niemand opvalt. Nou ja, het formaat zal wel opvallen.’
Vind je het fijn dat hij iets groter is geworden?
‘Dat maakt mij niet uit.’
Wat wordt nu de frequentie? Wanneer komt de volgende?
‘Als we genoeg materiaal hebben. Ik heb alweer pagina’s gemaakt voor een volgende, dus we gaan rustig door, maar aan de ontstaansgeschiedenis van deze kun je wel aflezen dat er altijd iets kan gebeuren waardoor publicatie wordt uitgesteld. Ik doe daarom nooit uitspraken over wanneer de volgende komt.’
De stripBij Eva op schoot, een spoof op de talkshow van Eva Jinek, hoe kwam je daar op?
‘Ik vind satire leuk en de Mad bestaat niet meer, dus dacht ik dan maak ik zelf maar wat.’
En toen dacht je Eva Jinek is wel een lekker ding?
‘Nee dat dacht ik niet. Ik zat vorig jaar een keer bij vrienden te praten en toen ze ik dat die bank waar ze bij Jinek allemaal op zitten zo stom vond. Toen zei een vriendin van me: “Dat doet ze speciaal voor jou, want ze wil haar benen laten zien.” Toen dacht ik: “Daar heb ik een onderwerp voor mijn stripje!”
Ja, want je tekent Jinek heel sexy met een diep decolleté.
‘Dat kwam dus eigenlijk door die vriendin van me, door wat zij zei.’
Wie zie je als de doelgroep van Pulpman?
‘Mezelf.’
Er staat nu ook ‘100% Fred de Heij’ op de cover. Het is eigenlijk een Fred de Heij fanclub-blad door Fred de Heij.
‘Ja dat heb ik er niet opgezet. We hadden ook stripmateriaal van andere tekenaars, maar uiteindelijk hebben Ger en Esther besloten alleen pagina’s van mij te publiceren. Vandaar 100% Fred de Heij.’
Is dat vanaf nu ook de koers die jullie gaan varen of kan de volgende Pulpman weer helemaal anders zijn?
‘De volgende keer kan er maar één pagina van mij bij zitten. Dat vind ik juist het leuke: we hebben geen koers. Het mag allemaal ontsporen, wat mij betreft.’
Ik vond je satire opBride of Frankensteinerg grappig. Ik heb de Pulpman op Stripfestival Breda meegenomen en zat hem op weg naar huis in de trein te lezen. Maar dat is toch best lastig om in het openbaar een Pulpman te lezen.
‘Ja dat kan ik me voorstellen. Je wilt toch rekening houden met het andere publiek.’
Ja, er wordt toch hier en daar gepenetreerd op de strippagina’s.
‘Ja, ja, ik zou het ook niet in de trein lezen.’ (lacht)
Ik ben benieuwd hoe het verhaal Roca Verde verdergaat, dus ik hoop dat jullie een beetje opschieten.
‘Ik heb dat verhaal al helemaal uitgeschreven en daar ben ik dus al een heel stuk mee opgeschoten. In de volgende Pulpman stoppen we minstens een stuk of 45 pagina’s van die strip.’
Zit die term Graphic novel je trouwens nog steeds dwars omdat je in dit nummer Pulpman een cursus over de graphic novel laat geven en hij het nogal belachelijk maakt?
‘Het heeft me nooit echt dwarsgezeten. We waren toen op de Avond van de Graphic Novel bij de UvA. Ze hadden mij gevraagd om in het panel te zitten, maar daar had ik helemaal geen zin in. Dat werd toen Peter Breedveld dus dat was een veel betere keuze. Die heeft een mening en die uit hij ook graag. Dat heb ik helemaal niet. Graphic Novel zegt mij ook helemaal niks. Je probeert iets wat helemaal niks is, op te kloppen.’
Nou, je geeft je mening toch duidelijk via het personage Pulpman.
‘Absoluut. Laten we dan zeggen dat ik geen zin heb om in het openbaar te spreken.’
Goed. Ik ben blij dat er weer een nieuwe Pulpman in de winkels ligt en ik hoop dat het niet al te lang duurt voordat de volgende eraan komt. We wachten in spanning af.
Afgelopen vrijdag zaten Frits Jonker en ik gezellig in de Balie bij te praten en koffie te drinken. ‘We moeten niks!’ riep Frits toen we het over bloggen hadden.
Frits heeft al jaren een tof blog onder de naam ShowCase – waar een paar jaar geleden zelfs een bundeling van is verschenen bij uitgeverij Xtra. Ik opperde dat ik me soms wel eens schuldig voel als ik niet toekom om het bespreken van de grote stapel strips die ik door uitgeverijen krijg toegestuurd.
‘Je moet niks, Michael, je bent niemand iets verplicht’ zei Frits. ‘Sterker nog: je mag ook best eens een halfjaar vrij nemen van het bloggen.’
Een interessante gedachte. Wat zou ik dat half jaar gaan doen, als ik niet zoveel tijd aan het online publiceren kwijt zou zijn? Een nog belangrijker vraag: zou ik wel zo lang zonder bloggen kunnen? Ik voel een enorme drive om te schrijven, om mezelf te uiten. Ook als ik als freelancer geen opdrachtwerk te doen heb of zelfs gewoon als iets ernaast. Ik ben nu al een tijdje met een groot schrijfproject bezig, maar ondertussen blog ik nog steeds.
Er is een soort stemmetje in mijn hoofd dat me telkens aan het werk zet en mijn brein bedenkt constant nieuwe blogposts – meer dan ik schrijf en publiceer. Bloggen is voor mij als ademen; een methode om mijn gedachten op een rij te zetten, een poging om de wereld te begrijpen en om zingeving aan mijn leven te geven. En daarnaast natuurlijk ook een manier om strips onder de aandacht te brengen. Maargoed, dat is nu juist een verplichting die ik volgens Frits niet heb en ik ben geneigd om het met hem daarover eens te zijn.
Sinds mijn tienerjaren schrijf ik dagboeken. Daar ben ik mee gestopt toen ik begon te bloggen, dus misschien zou ik dat weer oppakken als ik een tijd niet zo bloggen. Misschien word ik de eerste week gek van al die ideeën die ik heb, maar ebt te neiging om te schrijven langzaam weg en komt er iets moois voor in de plaats.
Tom is het buitenbeentje van de klas die dagelijks het doelwit is van enkele pestkoppen. Na een enorme rotstreek door de pestkoppen raakt Tom steeds meer vervreemd van zijn omgeving en wil hij wegvluchten in zijn eigen wereld. Ook beeldt Tom zich in dat hij langzaam in een boom verandert. Of is dat toch geen fantasie?
Woekeraar is het surrealistische en poëtische stripdebuut van de Gentenaar Pieter Coudyzer. Met een dunne, gedetailleerde lijnvoering en een passend ingetogen kleurenpallet, vertelt Coudyzer het enigszins verontrustende verhaal van de jonge Tom: een ietwat dikkig jongetje met een bril.
‘Het klinkt nogal sollipsistisch, maar ik heb me vooral door mezelf laten inspireren. Ik was vroeger ook een buitenbeentje, net zoals Tom: weinig vrienden, stil, afzijdig. Pesterijen zijn mij dus niet vreemd. De scène met de kajakken, waarbij niemand een kajak met Tom wil delen, en de nepliefdesbrief – inclusief lipafdruk – zijn mij als jong gastje echt overkomen. Gelukkig is de rest compleet verzonnen en heb ik mijn jeugd al bij al nog goed overleefd.’
Gelukkig maar, al is een duidelijk gevoel voor melancholie bij de maker goed terug te vinden in zijn werk.
Wanneer personages wat kleiner zijn afgebeeld houdt Coudyzer hun gezichten schetsmatig. Ogen en monden zijn zwarte stippen, wat hun gezichten iets van een doodshoofd meegeeft. Dit draagt zeker bij aan de onheilspellende sfeer die bij het lezen van het hele boek te voelen is.
Filmisch Coudyzer studeerde animatiefilm aan het KASK. Zijn wortels in animatie zien we in de vertelstijl terug: hij heeft als stripverteller een nogal filmische aanpak, waarbij opeenvolgende plaatjes één camerabeweging suggereren. Zo begint het album met een bostekening van Tom en beweegt de camera langzaam naar achteren zodat we ieder plaatje steeds meer van de kamer van Tom zien, totdat we hem in totaal op het bed zien zitten. Meteen is duidelijk dat er iets vreemds aan Tom is, want waar zijn voeten en handen zouden moeten zitten zien we een bundeling kleine takken. Ondertussen wordt er door de politie die binnen wil komen, op de deur gebonkt. Wat Tom precies heeft uitgespookt en hoe het zover heeft kunnen komen, behandelt de stripmaker op een rustige verteltoon in de honderd pagina’s die volgen.
Pesten is van alle tijden, maar lijkt tegenwoordig meer aanwezig dan ooit. De pesterijen die Tom aangedaan worden, zijn dan ook niet erg origineel. Ondanks het clichématige uitgangspunt van het gepeste buitenbeentje van de klas, levert Coudyzer, dankzij de surrealistische elementen en persoonlijke benadering van het onderwerp, met Woekeraar toch een uniek verhaal af dat boeit en de lezer met een ongemakkelijk gevoel achterlaat.
Overigens nog leuk om te vermelden: de lettering is gedaan door Frits Jonker. Hij mocht van uitgeverij Xtra dus met de hand de teksten in de balloons zetten. Dat zien we tegenwoordig veel te weinig in de Nederlandse stripindustrie, waar meestal gekozen wordt voor goedkopere computerlettering. Frits schreef daar kort geleden nog een blogpost over.
Enorme bewondering heb ik voor de discipline en het grafisch talent van Serge Baeken (Turnhout, 1967). De Belgische illustrator en stripmaker heeft – traditiegetrouw zou ik bijna zeggen – in twee jaar tijd wederom een vuist dik boek vol getekend. Het vijfde alweer.
High Five: Collected Works and Sketches 2012-2014 heet de papieren baksteen die bij uitgeverij Xtra is verschenen. Het boek zit vol katten, karikaturen, breekbare naakten, markante monsters, portretten en uiteenlopend opdrachtwerk. Wederom een genot om door te bladeren.
Eerder schreef ik al mijn lofuitingen over tekenbeest Baeken die een uiteenlopende stijl hanteert en zijn hand niet omdraait voor realistische of meer cartooneske, stripachtige illustraties. Zijn werk is dan ook een graag geziene gast op de pagina’s van de Tijd en de Morgen.
Aan het begin van High Five gaat Serge er meteen vol in met vijfenzeventig pagina’s naaktstudies van een uiteenlopende reeks vrouwelijke modellen. Vaak met veel gevoel en trefzeker op papier gezet in potlood, soms met (gewassen) inkt. De sectie wordt afgesloten met naakttekeningen van een mannelijk model en een spread met aangeklede modellen.
Er is een korte sectie gewijd aan katten, zowel realistisch getekend als meer cartoonesk. Vorig jaar kwam van Baeken het prachtige stripalbum Sugar uit en deze collectie katten tekende hij tijdens signeersessies in de verkochte exemplaren.
Monsterlijk
De sectie met monsters kan mij in het bijzonder bekoren. Baeken maakte de illustraties voor het album Monsters van Jay Phlitman & Kim Kang. Geen idee hoe dat klinkt, maar de tekeningen zien er in ieder geval tof uit. Baekens creaties zijn niet zo zeer angstaanjagend, maar roepen eerder een glimlach of vertedering op. Monsters om te knuffelen zeg maar, totdat ze opeens je hoofd eraf bijten natuurlijk.
Op Vimeo zette de tekenaar timelapse video’s waarin hij de creaturen op papier zet, zoals deze:
Verdriet
Ook is er werk opgenomen uit Het verdriet van Turnhout, de stripbewerking die Serge maakte van de roman van zijn vader Robert Baeken. De striproman zal eind mei uitkomen en is voorgepubliceerd in Stripgids. Een waar tour de force: Baeken vertelt het verhaal in spreads van drie doorlopende stripstroken. In wezen leest de strip dus als een doorlopende strook, alsof de camera in een constante beweging naar rechts pant en de acteurs op een podium hun rollen vertolken. In de realistische decors worden de rollen vertolkt door insecten.
Dit vind ik een mooi voorbeeld van hoe krachtig en gedetailleerd Baekens decors zijn:
Achter op High Five is een portretfoto van de tekenaar opgenomen. Laat je niet misleiden door zijn strengkijkende boeventronie, want Baeken is een zeer vriendelijk en gastvrij als je hem in het echt tegenkomt. Iemand die je graag een ‘high five’ geeft.
Serge Baeken. High Five 400 pagina’s Uitgeverij Xtra, € 29,00 ISBN 9789490759759
Scenarist Willem Ritstier plaatste van de week een stripplaatje van het tweede deel van de horrorwestern-reeks Claire DeWitt:
In het eerste deel Tot in de dood dat in 2014 uitkwam. lazen we dat vlak na de Amerikaanse burgeroorlog premiejagers Claire DeWitt en haar partner Gerd jacht maken op outlaw Jonah Falk. DeWitt wil wraak voor wat Falk haar in het verleden heeft aangedaan. Het Zuiden van Amerika is gevaarlijk werkterrein, want monsters maken op gewelddadige wijze jacht op de mens. Deze monsters kunnen menselijke gedaanten aannemen en een ervan lijkt als twee druppels water op Claires overleden zus. Het verhaal eindigde met een flinke cliffhanger waarin DeWitt wordt neergeschoten door Falk en ze zo goed als dood lijkt.
Wat staat ons in deel twee te wachten, Willem?
‘Het plot is dat Claire in het hospitaal ligt en herstellende is van nadat zij is neergeschoten. Ze schommelt tussen twee werelden. De echte wereld en de wereld van haar grootste nachtmerrie … de dood. In de nachtmerrie probeert Jonah om haar mee te lokken naar de poort van de hel, terwijl haar overleden moeder dit probeert te voorkomen. Hoe het afloopt lees je (waarschijnlijk) in oktober, maar we lopen iets achter.’
Het nieuwe album heeft de vrolijke en veelbelovende titel Aan de poort van de hel en zal bij Uitgeverij Xtra verschijnen.
Indringend kijkt een vrouw met heldergroene ogen ons aan vanaf het omslag van de graphic novel Gif. In haar blik schuilt wellicht de vraag of we begrip willen hebben voor haar verhaal. Het is het gezicht van Gesche Gottfried die vijftien naasten om het leven bracht door ze te vergiftigen met muizenboter.
Scenarist Peer Meter en Barbara Yelin vertellen in de graphic novel Gif het verhaal van een jonge schrijfster die in 1831 de Duitse stad Bremen aan doet om een toeristische reisbeschrijving te maken. De stad ziet haar liever meteen vertrekken: de bewoners wantrouwen schrijvers en vrouwen die alleen reizen. De volgende dag zal Gesche Gottfried openbaar worden geëxecuteerd voor haar misdaden. Al snel raakt de schrijfster gefascineerd door Gottfrieds zaak en wordt ze ervan verdacht dat ze naar de stad is gekomen om er een boek over te schrijven.
Hoewel het erop lijkt dat Gottfried geestesziek is, en waarschijnlijk leed aan wat we nu het syndroom van Münchhausen by proxy noemen, willen de bewoners van Bremen haar vooral zien als een kwaadaardige vrouw. Dat oordeel past goed in de overheersende cultuur in Bremen die erg vrouwonvriendelijk is.
Aanrecht
‘U maakt maar weer eens duidelijk dat een vrouw niet voor intellectuele arbeid is geschapen. Een vrouw moet de schuld des levens niet aflossen door te handelen, maar door te lijden. Door de weeën bij de geboorte en door de onderwerping aan de man, voor wie zij een geduldig en vrolijk metgezel behoort te zijn.’ Deze tenenkrommende uitspraak komt van Doctor Voget, de advocaat van Gottfried die nog voor haar ter dood stelling een boek over de zaak publiceerde. Als hij in een tweegesprek merkt dat de jonge schrijfster zijn theorieën niet voor zoete koek slikt, toont de advocaat zijn ware christelijke en vrouwonvriendelijke inborst. Dergelijke onzinnige meningen, waar de Bijbel en de Koran vol mee staan, worden veelvuldig uitgesproken door de mannen in Bremen.
Peer Meter schreef meerdere boeken over de historische zaak Gottfried. De moordenares was de laatste veroordeelde die in Bremen in het openbaar werd geëxecuteerd. De zwart-wit potloodtekeningen van Barbara Yelin zijn ergens tussen schets en afwerking blijven hangen. Soms tekent ze achtergronden met een snelle toets, slechts de contouren van een straat suggererend, dan weer verrast ze de lezer met een sfeervolle weergave van het stadspark, waar de stralen van de middagzon door de bladeren van de bomen strijken.
Gif is een boeiende strip, al hadden de karakterisaties van de mannelijke personages iets minder zwart-wit mogen zijn dan de tekeningen van Yelin. Nu zijn alle mannen in Bremen simpelweg eendimensionale, christelijke eikels.
Voor het eerst bezocht ik zondag de Beurs van Kleine Uitgevers in Paradiso waar kleine uitgevers uit het Nederlandse taalgebied hun nieuwe titels en recente uitgaven van literatuur, non-fictie en beeldende kunst presenteren.
Als ik stripbeurzen bezoek kom ik bijna nooit aan het kopen van nieuwe strips toe: ik ken veel mensen uit het wereldje en dus praat ik vooral heel veel met mensen. Grappig genoeg was dat ook het geval op de Beurs van Kleine Uitgevers. Bij binnenkomst kwam ik Frits Jonker en zijn dochter al tegen bij de deur. Daarna liep ik Esther Gasseling en Ger van Wulften van Uitgeverij Xtra tegen het lijf. We hebben wat gekoffieleut en over strips en films gepraat.
Toen ik eenmaal de grote zaal in Paradiso binnentrad om naar de uitgaven te gaan kijken, kwam ik Rudi Jonker en Wieke Drieboog tegen. Drieboog won dit jaar de A.L. Snijdersprijs voor kortverhalen. Dat ik wist dat die prijs bestaat vond Wieke zo bijzonder dat ik haar boekje Namaak van haar kreeg.
Het was behoorlijk druk in Paradiso, waardoor ik telkens met mijn tas tegen anderen aanstootte. Boven trof ik Piet Schreuders aan die zijn Poezenkrant verkocht. Linda nam er twee exemplaren van mee. We hebben geen kat, dus die poezenkrant is voor onszelf.
Ook sprak ik nog even met Maarten J. de Meulder die het werk van Jean Dulieu uitgeeft. Eigenlijk waakt hij ervoor dat we het prachtige werk van Dulieu niet vergeten. Voor deze editie van de beurs gaf hij Kleine oortjes 1 uit getiteld ‘Hemelboekje’. In deze reeks wordt ongepubliceerd werk van Dulieu gepubliceerd. ‘Hemelboekje’ is een verzameling cartoons over religie. Ik hou erg van het tekenwerk van Dulieu dus kocht ik ook een exemplaar.
Frits Jonker, Fake Booy en Marijn Kloosterman deelden een kraampje met speciale uitgaven die niet meer dan 1 euro kostten. Ik kocht een paar boekjes van Frits, waaronder het Facebookexperiment: Schrijfaanval! Ik raad je dit boekje graag aan, want niet alleen leest het als een reportage over de gedachtewereld van Jonker, je steekt ook meteen iets op over de vreemde manier waarop Facebook werkt.
Van Fake kocht ik een klein bundeltje met door hem verzamelde zelfmoordcartoons.
Er waren ook nog twee vrienden van Moker Ontwerp op beurs om wat rond te neuzen. Terwijl ik met Eric Huysen van Moker een biertje dronk zag ik aan een tafel Gummbah nog druk aan het signeren, schuin achter hem zat Willem Vleeschouwer. Er waren dus ook wat stripmakers aanwezig. Er was zelfs een man met een gebreide Batman-trui:
Met de nieuwe horrorwestern-reeks Claire DeWitt blazen Willem Ritstier en Fred de Heij het genre nieuw leven in. Ritstier: ‘Ik bedenk graag heldinnen die zichzelf kunnen redden.’
Van de nieuwe westernhorror-stripreeks Claire DeWittis zojuist het eerste deel verschenen. Vlak na de Amerikaanse burgeroorlog maken premiejagers Claire DeWitt en haar partner Gerd jacht op outlaw Jonah Falk. DeWitt wil wraak voor wat Falk haar in het verleden heeft aangedaan. Het Zuiden van Amerika is gevaarlijk werkterrein, want monsters maken op gewelddadige wijze jacht op de mens. Deze monsters kunnen menselijke gedaanten aannemen en een ervan lijkt als twee druppels water op Claires overleden zus.
Willem Ritstier (1959) is al bijna veertig jaar een veelzijdig scenarist, tekenaar en cartoonist. Hij heeft in allerlei genres voor diverse doelgroepen gewerkt met veel verschillend tekentalent. Van vrolijke parodieën als Soeperman tot en met de avonturenreeks Ward waarin een familie tijdens een zeiltocht strandt op een eiland vol vijandelijke bewoners. Met Minck Oosterveermaakte hij jarenlang krantenstrips als Zodiak en Nicky Saxx. Samen creëerden zeRonson Inc., een western over twee rivaliserende detectivebureaus. En nu is er dus Claire DeWitt, een westernhorrorstrip waarvan in ieder geval drie delen gepland zijn.
Varkens
Hoewel hier wel buitenlandse westernstrips vertaald worden uitgegeven, hebben zich in het verleden slechts enkele Nederlandse stripmakers gewaagd aan een western- of horrorstrip. Wat fascineert Ritstier aan deze genres? ‘Eigenlijk heb ik niet zo veel met de western en van horror hou ik niet,’ bekent Ritstier. ‘Toen het stripblad Eppo in 2009 startte wilden Oosterveer en ik een gangsterstrip voor ze maken, want daar lag ons hart. Dat zag de redactie niet zitten, een western wel. Toen heb ik me ingelezen en vond ik het al snel grappig en leuk wat er in die tijd allemaal gebeurd is. Ik liet me in het bijzonder inspireren door Deadwood, een tv-serie die me aangreep vanwege de sterke personages en de sfeer: alles was verschrikkelijk vies en smerig! Je krijgt een goed idee van hoe het er toentertijd aan toe ging. Opvallend genoeg worden in Deadwood weinig mensen doodgeschoten, maar vermoord met een mes. De lijken laten ze verdwijnen door ze bij varkens te gooien, want die beesten eten alles. Dat gegeven heb ik ook in Ronson gebruikt.’
Aan Ronson Inc. kwam na twee delen een einde omdat tekenaar Oosterveer bij een motorongeluk om het leven kwam. Samen met Fred de Heij wilde Ritstier de reeks voortzetten, maar dat was na Oosterveers dood voor de uitgever een gesloten boek. Toen zijn ze op de bonnefooi met Claire DeWitt begonnen. ‘Ik werk dan wel in een bepaald genre, maar ik zie een strip vooral als een verhaal met een groep personages die op elkaar reageert. Het gaat mij om het uitdiepen van de personages. Of ze nu in een western rondlopen, het Victoriaanse tijdperk of een Spaanse burgeroorlog, dat maakt mij eigenlijk niet uit.’ Sterke vrouwen
In de verhalen van Ritstier zijn avontuur en actie de belangrijkste factoren, ze lezen als een wild ritje in een achtbaan. Bijna iedere pagina eindigt met een cliffhanger. Hij wil vooral entertainen: ‘De lezer stapt in een verhaal en moet vanaf dat moment door de vertelling worden heen getrokken, vind ik. Er mogen geen rustmomenten in zitten. De personages ontwikkelen zich in de loop van het verhaal, maar die ontwikkeling moet je tussen de regels door lezen. Kijken hoe ze op elkaar reageren, wat ze doen.’
Pretentieloos vermaak? Ritstier heeft een opvallende voorkeur voor sterke vrouwpersonages. Toch wil hij geen geëmancipeerde boodschap uitdragen: ‘Uit mijn strips kun je afleiden dat ik best van clichés hou en van verhalen met een hoog pulpgehalte. Vrouwen werden in pulpverhalen vroeger vooral neergezet als iemand die gered moest worden. Ik vind het leuk om heldinnen te bedenken die zichzelf kunnen redden. Daarbij vind ik vrouwen sowieso altijd sterk, naar mijn gevoel zijn ze in alle opzichten vaak een rots in de branding. Ook Claire is een standvastige vrouw. Waar ze niet op wil antwoorden, geeft ze ook geen antwoord. Ze is een loner. Ik schrijf mijn verhalen intuïtief en het grappige daaraan is dat de personages met je meegroeien. Gaandeweg leren we elkaar kennen. Ze spreken zich ook duidelijk uit. Soms moet ik een geplande scène laten schieten omdat Claire er niet op in gaat.’
Kernwoorden
Ritstier begint meestal met het opschrijven van een paar kernwoorden. ‘Hierna groeit het verhaal als vanzelf. Deze strip begon met de woorden “western”, “horror” en “Fred de Heij”. Ook vond ik het belangrijk dat het een negroïde hoofdpersoon werd die de naam Claire DeWitt zou hebben. Dat leek me een leuke combinatie. Waarom ik daarvoor kies, kan ik moeilijk uitleggen. Vaak kan ik het waarom van wat ik wil niet onder woorden brengen maar uiteindelijk krijgt het toch zijn beslag in het verhaal. Dat in Claire DeWitt monsters rondlopen in het wilde westen heb ik bedacht om eens iets anders te maken en om de strip niet te veel op Ronson Inc. te laten lijken. De essentie van een verhaal wil ik niet uitleggen, maar het heeft wel een betekenis dat alle personages die vermoord worden, Zuiderlingen zijn.’
Zelfcensuur
In de avonturenverhalen van Ritstier gaat het er soms hard aan toe. Fred de Heij tekent Claire DeWitt in zijn bekende realistische handschrift waardoor horrorelementen extra hard aankomen. ‘Vroeger liet ik in een scène waarin mensen werden neergeschoten alleen hun verkrampte blik zien en geen bloedspatten. Maar dit is een horrorstrip, dus geweld mag expliciet zijn,’ vindt Ritstier. ‘Ik heb wel zelfcensuur. Ik voel aan wat naar mijn maatstaf wel of niet kan en wat ik zelf aankan. Met scènes waar beesten of kinderen wat wordt aangedaan, ben ik voorzichtig. In het tweede deel van Ronson Inc. wordt weliswaar een joch gewurgd, maar niet getoond. Sommige dingen gebeuren omdat het verhaal dat nodig heeft, maar ik laat het niet allemaal zien. In datzelfde verhaal wordt in beeld een prostituee op brute wijze om het leven wordt gebracht. Sommige Eppo-lezers waren hier niet van gecharmeerd. Dat heeft wel wat abonnees gekost.’
Willem Ritstier en Fred de Heij. Claire DeWitt #1: Tot in de dood. (Uitgeverij Xtra)