Zaterdag 31 maart vindt de vierde editie van de KunstStripbeurs plaats in de Janskerk in Utrecht. Ongeveer zeventig (strip)tekenaars en illustratoren verkopen hun prints, originelen, boeken, T-shirts en buttons. Op de beurs mag alleen eigen werk verkocht worden. De beurs wordt georganiseerd in samenwerking met het Holland Animation Film Festival dat deze week plaastvindt in de binnenstad van Utrecht.
De Janskerk is gratis toegankelijk voor publiek van 10 tot 17 uur.
Tijdens de KunstStripbeurs wordt ook het omstreden boek Filmfanfare gepresenteerd. Een bundeling waarvoor 51 striptekenaars een klassieker uit de Nederlandse filmgeschiedenis verstripten. De tekenaars, jonge talenten als Jolein Kirpestein en Tim Enthoven en gelauwerde veteranen als Hanco Kolk en Paul Bodoni, hadden ook nu slechts één pagina om de film samen te vatten. (Net als het boek Mooi is dat!waarin literaire klassiekers werden verstript. Precies: niet een erg origineel idee dat Filmfanfare.) Naast hun strippagina maakten de stripmakers ook een affiche van hun film. Dana Linssen, filmcriticus en hoofdredacteur van De Filmkrant, schreef de teksten waarin de films geintroduceerd en geduid worden.
De Kunststripbeurs is ook de locatie voor jurering en uitreiking van de StripGrafiekPrijs.
Maar goed, het gaat natuurlijk om de stripmakers en hun waar. Ik kan me van de vorige editie in Utrecht herinneren dat het een zeer geslaagde beurs was.
Tijdens de tweede editie ging het er ongeveer zo aan toe:
Over het Holland Animation Film Festival bericht ik later deze week meer.
Dit eeuwenoude verhaal is in de kunstgeschiedenis al vaak verbeeld. Peeters creëert een hedendaagse stripvariant van het drama dat zich tussen de eerste twee zonen van Adam en Eva afspeelt – van offers, jaloezie en moord tot verraad en verbanning. Wat dat betreft is die Bijbel een heel ouderwetse soap.
De muur vullende strip van Peeters is van buitenaf te zien in de etalage langs de hellingbaan van de Kunsthal. Vanaf 22 maart is Peeters voor iedereen zichtbaar aan het werk. Van 30 maart t/m 10 juni 2012 is de muurstrip te zien.
Eerder maakte Peeters solo al indruk met de stripromanIn de schaduw van mijn lul. In deze absurdistische vertelling brengt Peeters in duidelijke platen zonder tekst het leven in beeld van een stadje dat in de schaduw van zijn geslacht ligt. In deze estafette-achtige vertelling, maken God en ander buitenaards volk hun opwachting, maar blijkt de stripmaker zelf een goddelijke schepper. Ook een werk met een soort van Bijbelse invalshoek. Moet Sam toch maar eens vragen hoe dat zit en wat hem daar zo aan fascineert.
Kunsthal Rotterdam
Museumpark, Westzeedijk 341
3015 AA Rotterdam
Striptekenaar en illustrator Erik Kriek bewerkte vijf verhalen van de klassieke horrorschrijver H.P. Lovecraft in stripvorm. ‘Er valt ook wat te lachen, het is wel Lovecraft-light.’
‘De verhalen van Lovecraft raken slechts aan het topje van de ijsberg. Ik houd ervan als een auteur doet alsof hij op een berg van kennis zit, maar voor jou alleen maar een klein raampje opendoet. Dat doen andere fantasy-auteurs als Tolkien ook. Lovecraft vertelt over wezens die miljoenen jaren geleden op aarde leefden. Over oude culturen en rare, kosmische beschavingen,’ zegt Erik Kriek. De stripmaker vertelt enthousiast over het werk van H.P. Lovecraft, waarvan hij vijf verhalen in stripvorm heeft bewerkt. Zijn striproman Het onzienbare en andere verhalen van H.P. Lovecraft ligt vanaf half maart in de winkels.
‘Wat mij ook aanspreekt is dat er geen moraal in zijn verhalen zit. Lovecraft ziet geen goed of kwaad. Hij ziet alleen maar de ontoereikendheid van het menselijk verstand. De grote horror van Lovecraft is het besef dat je als mens niet de geestelijke vermogens bezit om te bevatten wat de kosmos inhoudt. Dat raakt aan de fundamentele vraag waarom we hier überhaupt op aarde zijn. Het idee dat we op kosmisch niveau minder zijn dan een molecuul vind ik heel louterend.’
Kriek is een veelgevraagd illustrator in binnen- en buitenland. Geregeld tekent hij ook de cover van de VPRO Gids. Zijn bekendste strip is Gutsman: een op het eerste gezicht tekstloze parodie op het superheldengenre, maar eigenlijk een strip die vooral over Kriek zelf gaat. ‘Het begon als parodie, maar superheldenverhalen zijn van zichzelf al heel erg camp, dus dat is snel niet meer interessant. Gutsman werd steeds meer een poëtische soap en ging over mezelf, over hoe ik toen in het leven stond. Nu ben ik een burgerman met een hypotheek en een auto, toen was ik een alleenstaande striptekenaar met een rock-‘n-roll-leven die altijd in de kroeg zat,’ zegt Kriek luid lachend.
God-monsters
Gutsman is verleden tijd, nu zijn er de vijf Lovecraft-verhalen die een Kriek-bewerking hebben gekregen. De stripmaker koos deze vertellingen uit om zo in grote lijnen de verschillende soorten verhalen uit het oeuvre te representeren. Zo selecteerde hij het pure sciencefiction verhaal ‘De kleur uit de ruimte’, waarin een meteoriet een boerengezin en het land vergiftigd en bijzondere eigenschappen geeft. In ‘Het onzienbare’ (Engelse titel ‘From beyond’) speelt angst voor techniek en wetenschap een grote rol: een wetenschapper bouwt een machine waardoor monsterlijke wezens die ons constant omringen zichtbaar worden voor het blote oog. De verhalen ‘Dagon’ en ‘Schaduwen boven Innsmouth’ zijn onderdeel van de Cthulhu-cyclus, een serie losjes samenhangende vertellingen rondom het idee dat de wereld vroeger bevolkt werd door god-monsters. Deze voormalige heersers van het heelal zitten nu gevangen in andere dimensies of houden zich schuil op de diepste plekken van de oceaan, wachtend op het moment dat ze los kunnen breken om de boel weer over te nemen. En tot slot ‘De buitenstaander’, een pastiche op de verhalen van Edgar Allen Poe, een auteur die Lovecraft inspireerde.
Angst
‘Ik denk dat Lovecrafts wereldbeeld expliciet dystopisch is. Er is geen humor, er is geen hoop en er is geen uitzicht,’ vertelt Kriek. ‘Zijn belangrijkste thema is het verlies van controle. Volgens mij was het een ontzettend bange man, een fobisch iemand. Hij durfde de deur niet uit. Ook was hij een xenofoob, op het racistische af. Tijdens zijn huwelijk, dat maar vier jaar duurde, heeft hij in New York gewoond. Ze waren arm en moesten daarom in Brooklyn wonen, tussen allemaal buitenlanders. Lovecraft beschrijft in een verhaal dat hij daar over straat loopt en allemaal enge mensen ziet. Met grote neuzen en grote oren. Volgens mij was Lovecraft ook absoluut fobisch voor de vrouw en voor seksualiteit. Er komt geen seks in zijn verhalen voor en als vrouwen er al een rol in spelen, zijn het behekste oude gekken. De vrouw heb ik in mijn verhalen wat meer airtime gegeven.’
Volgens de stripmaker is Lovecrafts werk nog steeds relevant: ‘Er is veel rumoer in de wereld. We leven in onzekere, bange tijden. Ik denk dat Lovecraft juist dan soelaas biedt, want zijn werk verergerd die angstige gevoelens. Daardoor werkt het als een soort catharsis. Horror zet iets uit fase, maakt dingen absurd en daardoor kun je ermee omgaan.’
Ironie
Door het spelen van roleplaying games kwam de stripmaker als adolescent in aanraking met het werk van Lovecraft. ‘Op het regelboek van het spel The Call of Cthulhu stond dat het gebaseerd was op het werk van ene H.P. Lovecraft. Daar had ik nog nooit van gehoord, maar ik vond het een geweldig spel, dus toen heb ik de hele rits boeken uit de bibliotheek meegenomen en ben me daar doorheen gaan worstelen. Ik was meteen verkocht.’ Het onzienbare is voor Kriek een labour of love: ‘Ik wilde er al heel lang iets mee doen omdat ik het al zo lang dicht bij me draag. Verhalen en goede boeken draag ik altijd dicht bij mijn hart. Daar mag eigenlijk niemand aankomen, dat is van jou. Maar als verhalend striptekenaar is het toch leuk om daar een strip van te maken. Om te kijken wat je ermee kunt doen.’
Toch stuitte de stripmaker wel op een aantal vertalingsproblemen bij het bewerken van Lovecrafts werk. Zijn teksten zijn vaak slecht gestructureerd en de langere vertellingen ontberen een echte spanningsboog. We leren nooit zijn personages of hun achtergrond kennen. Ook zijn Lovecrafts beschrijvingen erg abstract. Maar dat is volgens Kriek juist een voordeel: ‘Het leuke en makkelijke aan Lovecraft is juist dat hij dingen niet goed beschrijft. Dan heb je de vrijheid om je eigen nachtmerries erop los te laten. Zijn taal werkt bij mij altijd heel visueel, ik krijg er meteen beelden bij. Aanvankelijk mocht ik van mezelf niet aan de tekst komen, het zijn immers zijn teksten. Maar gaandeweg stopte ik er steeds meer van mezelf in en herschreef ik meer. Ik legde de oorspronkelijke verhalen ook weg en hield me aan mijn eigen interpretatie. Ik wilde ook dat het een Kriek-boek werd en niet een slaafse adaptatie. Het is echt een bewerking.’
Wat verstaat de stripmaker eigenlijk onder een Kriek-boek? ‘Dat er ook wat te lachen valt. Op de een of andere manier weet ik altijd een ironische toon te vinden, hoe serieus een onderwerp ook is. Ook in mijn illustratiewerk, trouwens. Het is mijn algemene visie op het leven. Je kunt toch niet alles serieus nemen? Dat is onmogelijk. Zo zou ik niet kunnen leven. Door er humor in te stoppen is het boek wel Lovecraft-light geworden. Ik denk ook dat heel veel hardcore fans het niet zullen accepteren. Die vinden het te licht, denk ik.’
Verstrippingen
Sinds Dick Matena een paar jaar geleden literaire klassiekers van Gerard Reeve en Jan Wolkers verstripte, zijn dergelijke stripadaptaties een trend geworden waar Krieks Lovecraft-project perfect in past. Los van zijn passie voor de Amerikaanse pulpauteur was de keuze voor Lovecraft ook ingegeven door commerciële motieven: ‘Ik had ook een obscure Slowaakse auteur kunnen kiezen. Of Ambrose Bierce, maar die kent helemaal niemand. Lovecraft heeft een grote cult following, dat maakt het voor een uitgever interessant. En ja, literatuurverstrippingen liggen goed in de markt. Ik zal toch verdomme niet twintig jaar lopen sappelen met mijn strips en dan nu niet op die wagen springen? Ik wil ook zo’n kloek, mooi boek. Ik wil ook wel eens iets maken wat goed verkoopt en goede recensies krijgt. Overigens vind ik verstripping een rotwoord. Dat klinkt altijd alsof je iets verscheurt, ik heb het altijd liever over bewerking tot strip.’
Het grote verschil tussen Krieks aanpak en die van Matena is wel, dat de laatste de tekst van de roman integraal in zijn werk opnam. Hierdoor vertellen beeld en tekst precies hetzelfde en worden de visuele aspecten van het medium genegeerd. ‘Voor Matena is de tekst heilig, maar waarom zou je er dan een strip van maken? Die bewerking van De avonden, daar is niet doorheen te komen. Eigenlijk heeft Matena het voor ons allemaal verpest, want hij heeft met zijn stripadaptaties een soort standaard gezet waar je aan moet voldoen om strips salonfähig te maken.’
Erik Kriek: Het onzienbare en andere verhalenH.P. Lovecraft Oog & Blik/De Bezige Bij
Howard Phillips Lovecraft De Amerikaanse schrijver Howard Phillips Lovecraft (1890 – 1937) leefde bijna zijn hele leven in Providence, Rhode Island. Een zonderlinge figuur en amateur-astroloog, die in zijn korte leven meer dan honderd macabere verhalen en enkele novelles schreef. Ook was hij een verwoed briefschrijver. Zijn werk verscheen in eerste instantie in pulp- en sciencefictiontijdschriften zoals Weird Tales, en kreeg vooral postuum bekendheid. Auteurs als Stephen King en Neil Gaiman lieten zich door Lovecraft inspireren. Ook liggen zijn verhalen aan de basis van veel strip- en filmbewerkingen. Toen Lovecraft twee jaar oud was, verloor zijn vader tijdens een acute paniekaanval zijn verstand en bracht de rest van zijn leven in een gesticht door. Lovecraft was atheïst en geloofde in de wetenschap. Misschien dat zijn verhalen daarom vooral lezen als wetenschappelijke verslagen vol bizarre voorvallen: wetenschappers zijn getuige van monsterlijkheden waardoor ze beseffen dat de wereld heel anders in elkaar steekt dan dat ze tot nu toe hadden gedacht.
Dit artikel is gepubliceerd in VPRO Gids #12 (2012).
Zaterdag 24 maart signeert Erik in Lambiek vanaf 15.00 uur.
Van stripmaker/illustrator Erik Kriek komt half maart een striproman uit waarin vijf bewerkingen van H.P. Lovecraft verhalen staan. Het onzienbare, en andere verhalen van H.P. Lovecraft heet het boek dat bij Oog & Blik/De Bezige Bij zal verschijnen. Ik interviewde Kriek recent voor de VPRO Gids hierover. Ook nam ik deze video op waarin Kriek vertelt hoe hij een strippagina maakt en waarom strips maken significant moeilijker is dan illustreren.
Daily Webhead
Dit gesprek met Kriek is de eerste aflevering van een nieuwe reeks Daily Webhead-video’s. Een serie korte webvideo’s over verschillende onderwerpen: interviews met stripmakers, bloggers en andere creatieven. Maar ook episodes met meer persoonlijke verhalen. Zo was ik recent in Edinburgh samen met Paul, dus daar komt nog een videoverslag van vergelijkbaar met Lekker nerden in Londen.
De planning is nu dat de video’s om de week op zondag online komen, dus verwacht de volgende op 18 maart. De muziek is wederom gecomponeerd door blogwonder Marco Raaphorst.
Kriek
Het gesprek met Erik Kriek verliep heel informeel. Nadat ‘het echte werk’ er op zat, het interview voor de VPRO Gids, pakte ik mijn camera en stelde Erik voor de vuist weg enkele vragen. Ik vind het zelf altijd erg boeiend om te horen hoe creatievelingen hun dingen maken en stripmakers in het bijzonder.
Vorige week was er wat ophef in de media over Filmfanfare, het nieuwe verstrippingsproject van Gert Jan Pos. De initiatiefnemers van dit project hadden verzaakt om de rechthebbende van de films op de hoogte te stellen dat deze verstript zouden worden. Maandag reageerde de BNS, de Beroepsvereniging Nederlandse Stripmakers, op de filmmakers die een verstripping van hun werk niet zien zitten.
Stripmakers schaden geen auteursrechten bij Filmfanfare
Binnen de BNS, Beroepsvereniging Nederlandse Stripmakers, hebben zich een honderdtal Nederlandse schrijvers en tekenaars van beeldverhalen aaneengesloten.
De Beroepsvereniging heeft met verbazing kennis genomen van de in haar ogen merkwaardige reactie van filmregisseurs naar aanleiding van het geplande boek Filmfanfare. In dit boek zullen in stripvorm een groot aantal Nederlandse films worden geëerd. Het boek is een samenwerkingsproject van het Filmfonds, uitgeverij de Bezige Bij, EYE en het Fonds BKVB.
Eerst en vooral: Het is onhandig van Eye en het Filmfonds dat ze geen contact met de filmmakers hebben opgenomen voordat de organisatie werd ingezet. Het zou beleefder zijn geweest om de filmmakers op de hoogte te stellen van het project.
Tegelijkertijd hebben wij de overtuiging dat het stripmakers vrij staat een op films, personen of boeken gebaseerde strip te maken, zolang deze bewerking zich maar verre houdt van plagiaat.
We kunnen ons het standpunt van de regisseurs voorstellen indien het ging om een complete verstripping van hun film in de vorm van een boek per film, waarin scène voor scène het verhaal wordt naverteld. Dit is echter niet het geval bij Filmfanfare: Iedere film krijgt een stripbewerking van één pagina lang. Door deze lengte moet de stripmaker de inhoud dusdanig comprimeren en abstraheren, dat er een autonoom kunstwerk ontstaat, weliswaar gebaseerd op een film maar volledig autonoom.
Zolang andermans auteursrecht niet wordt geschaad zijn stripmakers vrij om over welk onderwerp dan ook een strip te maken.
Namens de BNS,
Hanco Kolk en Maaike Hartjes (duo-voorzitters)
Ik heb begrepen dat de BNS de kwestie heeft laten bekijken door een auteursrechtspecialist. Ik ben zelf niet helemaal 100% thuis in het auteursrecht, maar ik weet niet zeker of bovenstaande helemaal hout snijdt. Je gebruikt ook bij een verstripping van één pagina nog steeds andermans ideeën en personages. Mag je zomaar het personage van iemand anders gebruiken voor een eigen strip? In het geval van een parodie wel, maar dat gaan de verstrippingen in Filmfanfare niet worden.
Als je bijvoorbeeld als filmproducent een film wilt maken over beschermde personages als James Bond zul je toch echt de rechten eerst moeten regelen. Dat zal ook voor figuren uit Flodder gelden als je daar een strip over maakt. En hoe in hoeverre is het portretrecht eigenlijk van toepassing als stripmakers bijvoorbeeld acteurs herkenbaar afbeelden in hun strip?
Zo’n boek als Filmfanfare bevindt zich ongetwijfeld in een schemergebied van het auteursrecht en roept allerlei vragen op. Daarom juist hadden de initiatiefnemers van tevoren zaken moeten regelen, dan had de mediafanfare van vorige week vast voorkomen kunnen worden.
Het nieuwe verstripproject van Gert Jan Pos, voormalig stripintendant van het Fonds BKVB, en Willem Thijssen, intendant animatie bij het Filmfonds, heeft voor nogal wat beroering gezorgd in de Nederlandse filmwereld deze week. Filmfanfare moet een boek worden waarin vijftig Nederlandse films worden verstript in één pagina. Mooi is dat! met film dus. Maar niet iedere filmregisseur is er blij mee dat zijn film ongevraagd bewerkt wordt.
Er werd al eerder over bericht in verschillende kranten en dinsdag gingen de Jackhalzen uit DWDD op onderzoek uit. Ze interviewden Pos en regisseurs Dick Maas en Alex van Warmerdam. Ook actrice Nelly Frijda (Ma Flodder) kwam aan het woord. Allen spraken ze tegen het plan van Gert Jan. ‘Ik ben er verbolgen over,’ aldus Van Warmerdam. Maas was eventueel wel voor een leuk geldbedrag over te halen.
Het was natuurlijk ook wat naïef van de stipintendant en de mensen van het Eye Filminstituut om te denken dat ze zomaar gebruik mogen maken van andermans intellectuele eigendom. Een telefoontje met een vriendelijk verzoek had ongetwijfeld een hoop gezeur bespaard. Volgens een artikel in de Volkskrant heeft Pos wel de filmproducenten van tevoren op de hoogte gebracht: ‘En iedereen reageerde enthousiast.’ Kennelijk niet iedereen. Wellicht hebben de producenten niet met de regisseurs overlegd.
Hoe zit dat eigenlijk met Mooi is dat!vraag ik me af. In dat boek worden 57 literaire klassiekers in één pagina verstript. Zijn daar de auteurs van tevoren van op de hoogte gesteld? Het dikke koffietafelboek kwam vorig jaar uit. Er werden meer dan drieduizend exemplaren van verkocht.
Filmfanfare is natuurlijk niets meer dan hetzelfde idee maar dan met film. De filmlijst is samengesteld door 25 filmdeskundigen. Er kwamen honderd titels op een lijst te staan, waaruit de vijftig striptekenaars zelf een film mochten kiezen. De nieuwste filmtitel die op de lijst staat, is de komedie New Kids Turbo uit 2010. De oudste film die wordt bewerkt tot strip is Een Carmen van het Noorden uit 1919. Filmklassiekers als Flodder, Karakter, De Lift, Soldaat van Oranje en Turks Fruit zijn ook geselecteerd.
Weer een verstripboek Ik gun de deelnemende stripmakers van Filmfanfare natuurlijk een extra betaalde opdracht en de lol die het maken van zo’n verstripping met zich meebrengt. Ongetwijfeld zitten er een paar grafische pareltjes tussen. Iedereen moet kunnen uitgeven wat hij wil, maar persoonlijk zit ik niet op nóg een bundel éénpaginaverstrippingen te wachten.
Mooi is dat! is een interessant boek met mooie illustraties. In een aantal gevallen moet je het betreffende boek kennen om de verstripping te kunnen plaatsen. De teksten van Pieter Steinz bieden in dat opzicht ook niet altijd uitkomst. Als uittrekselboek is Mooi is dat! dus wat mij betreft niet geslaagd. Als staalkaart evenmin. De selectie van stripmakers is arbitrair. Er missen veel namen om een compleet beeld te geven van het striptalent in Nederland en Vlaanderen. Maar goed, het boek heeft publiciteit voor het beeldverhaal opgeleverd en dat is een verdienste. Ook hadden de geselecteerde stripmakers er weer een opdracht bij dat jaar.
Stripessays
Maar waarom het trucje van verstrippingen herhalen? Zit de lezer op een boek met 50 filmverstrippingen van één pagina te wachten? Wat voegt dit precies toe? Had Pos niet veel beter nu een ander soort stripproject opgepakt, eentje waarbij iets nieuws over het Nederlandse beeldverhaal aan het grote publiek wordt getoond? Zoals bijvoorbeeld de Jan Hanlo Media-essayprijs eerder dit jaar. Daarin zijn tien stripessays gebundeld rond het thema zintuigen. Een essay in stripvorm, dat is een interessant experiment waarin de mogelijkheden van het medium verkend worden.
Die verstrippingen en stripadaptaties kennen we nu wel. Ik lees liever originele verhalen van Nederlandse stripmakers dan een filmverhaal in een veel te strak stripjasje van één pagina. Ik had veel liever een mooie bundeling van originele korte verhalen gezien dan Filmfanfare.
Nou ja, met alle negatieve media-aandacht die het Filmfanfare project nu krijgt, heeft Pos wel weer de aandacht op het beeldverhaal weten te richten. Dat was immers ook een van de speerpunten van de intendant.
Je wordt tegenwoordig met verstrippingen om je oren geslagen. Maar het zijn lang niet altijd literatuurverstrippingen. Nu zijn ook Volendamse popliedjes verstript.
De palingsound in stripvorm, het is alsof Jantje Smit zich opeens een echt model of presentator waant. In onderstaande reportage van RTV Noord-Holland gaat over Het Volendam Song- & Stripboek waarin Volendaamse hits van Jantje Smit, Piet Veerman en BZN zijn verstript door Charles Van Den Broek. Frans van der Beek schreef het werkje.
Het boek is deze week gepresenteerd.
(De embedcode laat niet toe dat ik een specifiek startpunt opgeef, dus je krijgt het hele journaal. Het Volendamse avontuur begint op ongeveer het laatste kwart van de aflevering. Maar je kunt ook gewoon hier de video bekijken, dan begint hij wel op het goede punt.)
Het wachten is nu nog op de biografische strip over het leven van Pierre Kartner, voorgelezen door Grote Smurf.
Het Nationaal Historisch Museum ligt onder vuur. Toch is er een nieuw project: X was hier. Op 45 historische locaties komt de geschiedenis tot leven met behulp van video’s en stripverhalen.
‘Geschiedenis is overal. Ver weg, dichtbij, maar altijd op een plek,’ zegt historicus en literatuurcriticus Hans Goedkoop in de introductievideo van X was hier. In dit nieuwe project wil het Nationaal Historisch Museum (NHM) jaarlijks maximaal vijftig historische locaties toegankelijk maken aan de hand van een thema van de Maand van de geschiedenis. Oktober vorig jaar was het thema land en water.
Begin dit jaar selecteerde de redactie van X was hier rond dit thema 45 locaties waar een bijzonder verhaal aan verbonden is.
‘Het doel van het NHM is om zoveel mogelijk mensen te bereiken, historisch besef bij te brengen en geschiedenis onder de aandacht te brengen. Met X was hier willen we duidelijk maken dat geschiedenis overal om ons heen is en dat je er niet perse voor naar een instelling hoeft,’ aldus Elisabeth Wiessner, communitymanager bij het NHM.
Elke locatie heeft een uniek symbool dat als marker in het landschap staat. Dit symbool kan met de iPhone gescand worden om toegang te krijgen tot een video waarin Hans Goedkoop uitlegt welke belangrijke historische gebeurtenis er op die plek heeft plaatsgevonden.
Van nul tot nu 2.0
Naast de video is er extra informatie beschikbaar: teksten, foto’s én een strip. ‘We willen met de strip een nieuwe doelgroep aanspreken, namelijk mensen tussen de twintig en veertig, die doorgaans te druk met gezin en carrière zijn om aan museumbezoek toe te komen. De strip zal als beeldtaal meer mensen aanspreken dan oude foto’s of filmpjes. De doelgroep is bekend met strips, iedereen kent de geschiedenisserie van Nul tot nu.’
Gert Jan Pos, stripintendant van het Fonds voor Beeldende Kunsten, vormgeving en bouwkunst, benaderde de stripmakers. Hij selecteerde oudgedienden als Eric Schreurs en Hanco Kolk afgewisseld met jong talent als Merel Barends en Martijn van Santen. De makers kregen de basisinformatie van het museum, daarbij zochten ze vaak zelf naar aanvullende informatie en bezochten sommigen ook de historische locaties.
Potje schaak
Hoewel het eindresultaat wel enige aansluiting moest hebben met het basisverhaal, waren de stripmakers verder vrij om hun eigen interpretatie hierop los te laten. Dit leidde tot 45 heel diverse één-pagina-strips over grote gebeurtenissen en persoonlijke verhalen in uiteenlopende tekenstijlen. Sommige beeldverhalen blijven dicht bij de historische gebeurtenis, zoals Hanco Kolks geschiedenisles over de stichting van Nieuw Amsterdam dat later New York werd. Anderzijds laat Jeroen Funke zijn vaste dierfiguur Victor de rol van Hugo de Groot spelen. In Funkes eigentijdse versie ontsnapt De Groot niet uit Slot Loevestein, maar gebruikt hij zijn boekenkist om beste vriend Vishnu naar binnen te smokkelen zodat ze samen kunnen schaken.
‘In de praktijk zie je dat veel stripmakers een stukje uit het script hebben gehaald en dat hebben benadrukt. Soms is het een aanvulling op wat wij vertellen,’ zegt Wiessner. Peter Pontiac verwerkte bijvoorbeeld krantenartikelen die hij vond tijdens zijn onderzoek in de Koninklijke Bibliotheek. Pontiac tekende het verhaal van Klaas Bording en zonen voor wie een dagje ijsvissen bij Vollenhove in Overijssel in 1849 uitliep op een drama: het ijs brak, waardoor de vissers 14 dagen op een ijsschots ronddreven voor ze werden gered.
Eigen verhaal
Gisteren zijn alle symbolen op de locaties aangebracht en is X was hier echt begonnen. Momenteel is de App alleen op de iPhone beschikbaar, volgend jaar hoopt het NHM dit uit te breiden naar andere smartphones. De geschiedschrijving staat ook op de site Xwashier.nl, waar bezoekers hun eigen verhaal kunnen toevoegen of op dat van een ander kunnen reageren. ‘Wij nemen het grote verhaal van de geschiedenis voor ons rekening, maar je kunt het ook heel persoonlijk maken. Wij willen laten zien dat er over geschiedenis verschillende verhalen kunt vertellen.’ Het is de bedoeling dat er volgend jaar weer maximaal 50 locaties worden gekozen.
Dit artikel is in Het Parool van donderdag 9 juni gepubliceerd.
Jacques Tardi maakte van de roman van Jean-Patrick Manchette en zeer onderhoudende strip.
Martin Terrier, de sluipschutter waar de titel naar verwijst, is een onsympathiek personage met een behoorlijk bord voor zijn kop. Op achttienjarige leeftijd wordt hij verliefd op de beeldschone Alice, een meisje met rijke ouders. Martin besluit huurmoordenaar te worden om zo genoeg geld te kunnen verdienen om ooit haar hand te kunnen vragen. Dat hij verwacht dat ze braaf tien jaar op zijn terugkomst wacht, verraadt zijn naïviteit. Hetzelfde geldt voor zijn hoop dat hij de onderwereld en opdrachtgever zonder kleerscheuren de rug toe kan keren. De huurmoordenaar die na een laatste klus zijn pistool aan de wilgen hangt, maar teruggezogen wordt in het misdaadmilieu is een beproefd cliché binnen het thrillergenre.
Thrillerschrijver Jean-Patrick Manchette blijft keurig binnen de kaders van het genre en levert een onderhoudende, zij het inktzwarte thriller af. Hij schetst een wereld zonder hoop of humor, volgepropt met gewelddadige uitbarstingen. In een scène rukt Terrier zelfs bij iemand een oor af om aan informatie te komen.
De stripbewerking van Manchettes roman krijgt wat mij betreft vooral een meerwaarde door de pakkende tekenhand van Jacques Tardi. Dit is een van de betere boekverstrippingen die ik heb gelezen. In tegenstelling tot de slaafse stripversies die Dick Matena maakte van Nederlandse literaire klassiekers als De Avonden en Kort Amerikaans, waarbij de tekenaar letterlijk verbeeldt wat we ook in de integraal opgenomen tekst kunnen lezen, laat Tardi beeld en tekst een symbiotische relatie aangaan. Hij kiest zorgvuldig wat hij wel en niet uitbeeldt, waardoor de platen en proza elkaar in veel gevallen aanvullen. Al overheersen de grote lappen tekst soms wel het beeld.
Stripmaker Jacques Tardi is met name bekend van zijn verhalen over de Eerste Wereldoorlog, zoals de stripromans Loopgravenoorlog en Isabelle Avondrood. Eerder maakte hij verstrippingen van het werk van Louis-Ferdinand Céline en Kleine West Coast blues van Manchette.
In De Sluipschutter zet Tardi het Parijs van de jaren zeventig gedetailleerd en sfeervol op het papier. Het is een genot om zijn realistische decors te bestuderen.
Tardi, Jacques en Manchette, Jean Patrick – De sluipschutter Oog&Blik/De Bezige Bij, € 17,90 ISBN: 9789054923121
Stripmaker/illustrator Erik Kriek – misschien wel het beste bekend van zijn strip Gutsman – is al een tijdje bezig met het verstrippen met verhalen van horror en sf-schrijver HP Lovecraft. Later dit jaar komt daar een graphic novel van uit bij Oog&Blik/De Bezige Bij: Het onzienbare & andere verhalen.
Door De Buitenstaander moedigde uitgever Hansje Joustra Kriek aan om meer Lovecraft te verstippen. In Zone 5300#92 stond een voorpublicatie van de korte strip Het Onzienbare. Hierin activeert uitvinder Crawford Tillenghast een machine waarin afzichtelijke wezens zichtbaar worden die zich tussen ons begeven maar die we niet met het blote oog kunnen zien. Een dergelijke openbaring kan natuurlijk niet zonder ernstige gevolgen blijven.
De paar pagina’s waarop Kriek de lezer tot nu toe trakteerde smaakten zeker naar meer en ik ben dan ook erg benieuwd als Kriek aanstaande vrijdag wat van zijn werk presenteert op het Imagine Amsterdam Fantastic Film Festival.
Kriek wordt dan samen met regisseur Sean Branney geïnterviewd door festivaldirecteur Phil van Tongeren. Branney maakte de Lovecraft-verfilming The Whisperer in Darkness, die natuurlijk ook tijdens het festival is te zien.
De Amerikaanse regisseur is een van de sleutelfiguren in de H.P. Lovecraft Historical Society, in 1984 opgericht door een groepje RPG-spelers, en inmiddels verantwoordelijk voor films, boeken, cd’s en hoorspelen naar het werk van de schrijver.
Kortom, wees er vrijdag 22 april bij om 12.30 in Kriterion 2. Toegang is gratis.
Check ondertussen het blog van Kriek waarin hij meer voorproefjes geeft van dit project.
Toen ik Gert Jan Pos vorig jaar sprak over Mooi is dat!, het boek vol met verstrippingen van Nederlandse en Vlaamse literatuur, zei hij al dat hij zat te denken aan een vervolg, maar dit keer met verstrippingen van films. Dat vervolg gaat er komen.
De titel Wat zien ik? verwijst naar de film van Paul Verhoeven uit 1971. Het boek zal éénpagina-verstrippingen bevatten van Nederlandse speelfilms. Net als bij Mooi is dat! mogen de stripmakers kiezen uit een lijst met honderd titels. Deze lijst is samengesteld uit de favorietenlijstjes van vijfentwintig filmkenners. Verschil met de vorige keer: dit keer doen er geen Vlaamse stripmakers mee.
Pos, stripintendant bij het Fonds BKVB, werkt voor dit project samen met de animatie-intendant van het Filmfonds, het Nederlands Filmfestival en Eye Film Instituut.
Aan Jos van der Burg in de Filmkrant laat Pos weten dat we het boek niet voor het Nederlands Film Festival in september mogen verwachten. Zelf zwaait hij in oktober af als intendant.
De vijf nummers van Eisner staan gebroederlijk naast elkaar in mijn boekenkast. De familie zal echter niet meer worden uitgebreid, want er komt geen zesde editie. Uitgeverij Podium heeft besloten om met het tijdschrift met literaire beeldverhalen te stoppen. Dat is jammer, want daarmee verschraalt de markt van striptijdschriften.
Toen ik in oktober 2008 Jean-Marc van Tol en uitgever Joost Nijsen interviewde over de komst van Eisner zei Van Tol het volgende: ‘Het uitgeven van strips en graphic novels is in Nederland een hels karwei. Dat moet je als je een normale uitgever bent natuurlijk niet doen. Je weet van tevoren dat het een verliesgevende zaak is, want strips zie je bijna niet meer in boekwinkels.’
Je kunt wel stellen dat Van Tols woorden profetisch waren. Uitgever Joost Nijsen geeft ruimhartig toe dat Eisner zakelijk gezien geen succes was. ‘Zelfs met de subsidie die we ervoor kregen was Eisner niet kostendekkend. We kregen voor de eerste drie nummers 10.000 euro per deeltje, maar de verkoop was te laag.’ Volgens Nijsen had het blad ongeveer 250 abonnees. Hetzelfde aantal exemplaren kon Podium kwijt in de boekhandels, verder nog enkele honderden aan stripwinkels en verkooppunten in België. In totaal werden er 1000 exemplaren in de markt gezet, maar lang niet alles werd verkocht. ‘De boekhandels bleven er veel mee zitten,’ zegt Nijsen. ‘Ze begonnen er ook steeds minder in te geloven. Boekhandels hebben tegenwoordig sowieso moeite met de niet- fast moving products en dan vooral literaire tijdschriften.’
‘De markt voor graphic novels is ook overschat,’ vindt Nijsen. ‘Die markt is onvoorstelbaar lastig. Neem bijvoorbeeld Van Istanbul naar Bagdad: zelfs als er Grunberg en Kolk op het omslag staat, toch twee bekende merken, dan loopt zo’n boek matig. We hebben daar de hulp van de boekhandel bij nodig en die weet er geen raad mee.’
Wisseling van de wacht
Ward Wijndelts was de eerste hoofdredacteur van Eisner. Hij werd bijgestaan door ondere Jean-Marc van Tol. Na twee nummers nam Erik Noomen het over. In december stopte Noomen echter als redacteur bij Podium om als samensteller bij de Madiwodovrijdagshow aan de slag te gaan. Nu zat Eisner zonder redactie. Nijsen: ‘Toen Erik vertrok, stond ik voor de keuze wie nu Eisner moest gaan leiden. Toen ben ik eens goed gaan nadenken of het blad wel voldeed aan de verwachtingen.’
Het grootste probleem van Eisner was misschien wel dat de doelgroep voor de uitgever nooit concreet is geworden. ‘Het was onduidelijk voor ons bij wie het tijdschrift nu eigenlijk aansloeg. Als er nu een duidelijk publiek was geweest dat gemotiveerd was, dan zou ik als uitgever denken dat je tenminste iets heel zinvols doet.’ Nijsen geeft toe dat ze voortdurend zaten te aarzelen tussen de stripliefhebber als doelgroep of de literatuurminnende lezer.
Zonder een specifieke lezer voor ogen te hebben is het ook lastig om een blad te promoten. ‘Behalve de geijkte promotiemiddelen als de literaire pers, kranten- en tv-redacties aan te spreken, gaf Erik ook acte de presence op stripbeurzen. Toch is het ons niet gelukt om flink publiciteit voor Eisner te krijgen.’
Het probleem met korte verhalen
Daarbij kun je je afvragen of van korte literaire verhalen wel een goede strip te maken is van pakweg tien pagina’s. ‘Dat is eigenlijk een heel ingewikkelde opgave. Ik dacht daar in het begin wat lichtzinnig over,’ bekent Nijsen. ‘Vanuit artistiek oogpunt twijfelden we ook over wat er logisch was. Klopte de vorm van ongeveer zes verhalen in een blad van 80 pagina’s wel? Stripliefhebbers willen ook een ander soort blad volgens mij. Met rubrieken, tips en artikelen. Maar met die elementen zou Eisner veelzijdiger en actueler geweest, maar dan was het blad weer te veel gericht zijn op de stripliefhebber terwijl wij meer lonkten naar de literaire lezer.’
Toch is de uitgever wel trots op de vijf nummers: ‘Het was een mooi laboratorium waarin het aangenaam toeven was.’ Het verdwijnen van Eisner betekent ook dat Podium zich minder met strips gaat bezighouden. ‘Het is het einde van een periode waarin ik het beeldverhaal echt naar voren trok,’ zegt Nijsen. ‘Maar,’ vervolgd de uitgever, ‘ik heb geleerd dat je nooit heel stellig moet zijn. Je zult zien dat er over een halfjaar iemand langskomt met zo’n fantastische graphic novel, dat alle aarzelingen die we bij het genre hebben, opslag vervallen en we dat het met groot enthousiasme uitgeven.’
Ook gloort er nog enige hoop aan de horizon: ‘Het heeft iets heel frustrerends om zoiets moois te stoppen. We brengen het blad niet meer uit, maar ik heb het merk Eisner nog niet opgeheven. Het is denkbaar dat ik op een gegeven moment met een nieuwe vorm terugkom. Misschien dat ik over anderhalf jaar denk dat we als App terug moeten komen.’
Wat vind jij van het verdwijnen van de Eisner? Is het jammer of missen we er niet veel aan?
Bonus-video: In 2008 begonnen Joost Nijsen en Jean-Marc van Tol hoopvol aan het Eisner-avontuur: