Hoewel op waarheid berust is het wel eens zo dat ik een bepaald gevoel vermeng met een oudere gebeurtenis en kneed dit tot een blog. Het kan ook zijn dat ik ergens over tob en het koppel aan een oude herinnering of gedachte en daar een blog van pruts. ‘Je moet wel aangeven wanneer iets gebeurd is hoor’ riep iemand gisteren. Ze was anders bezorgd. Toen ik even later naar huis fietste bedacht ik me dat dit dus alleen geldt voor zwaardere blogs. Als het namelijk helemaal goed met je gaat in een blog vraagt niemand ernaar.
Deze zin bleef bij me hangen: ‘ Je moet wel aangeven wanneer iets gebeurd is hoor…’
Hoewel ik snap dat naaste vriendinnen zich zorgen kunnen maken als je een heftig stuk op je site plaatst, lijkt het me toch behoorlijk saai, zo’n disclaimer. Het is toch veel spannender als je niet zeker weet wat echt is en wat niet? Het spel tussen fictie en werkelijkheid vind ik al jaren fascinerend.
Niet alles hoeft waargebeurd te zijn om echt te zijn:
Esther Gerritsen, columnist in de VPRO Gids, had het er laatst nog over in een van haar columns. Ene Gerrit had namelijk een brief naar de redactie gestuurd waarin hij vroeg of Esther eens kon ophouden met over zichzelf te praten:
‘Ik schrok. Zou ik alles wat ik schreef zelf hebben meegemaakt? Gerrit, zeg me alsjeblieft dat dat niet waar is. Hoe leg ik Gerrit uit dat deze columns niet over mij gaan maar over hem? Hoe komt het dat hij mijn woorden serieuzer neemt dan ik? Dat hij meer in mijn werkelijkheid gelooft dan ikzelf?’
Geloof jij alles wat iemand blogt of op Facebook zet? Maakt het je wat uit?
Journalistiek
Nu sta ik deze week op dinsdag en donderdag weer voor een klas journalisten in opleiding aan de Hogeschool Utrecht. Meestal krijg ik dan de vraag of ik mijn blog als journalistiek beschouw. Ja, is het antwoord. Ik ben freelance journalist en veel van de blogposts heb ik oorspronkelijk geschreven voor publicatie in kranten of tijdschriften. Bij het maken van die stukken hanteer ik journalistieke methoden. Ook reguliere blogposts moeten feitelijk kloppen. Een journalist hoort nu eenmaal de waarheid te verkondigen. Je mag dus aannemen dat wat ik op mijn blog zet, naar mijn weten de waarheid is. En als er ergens een feitelijke onjuistheid in sluipt, dan hoor ik dat graag.
Mocht ik ooit fictieverhalen gaan schrijven, waar ik wel eens over dagdroom, dan zal ik dat duidelijk aangeven op mijn blog, want anders schaad ik het vertrouwen van mijn lezers.
Dichterlijke vrijheid
Maar dat betekent niet dat dit altijd voor bloggen geldt. Waarom zou een blogger zich geen dichterlijke vrijheid mogen veroorloven? Waarom zou een blogger niet gebeurtenissen van vroeger mogen opschrijven alsof ze nu gebeuren? Of gebeurtenissen mogen bedenken die mooi weergeven hoe de blogger zich voelt? Met andere woorden: waarom zou een blogger geen literaire technieken mogen toepassen?
Dat mag dus gewoon, al hangt het een beetje van de aard van het blog af. Aangezien Karin geen journalist is, maar een blog bijhoudt dat niet onder een noemer valt, kan ze zich allerlei vrijheden veroorloven.
Gaza
Maakt het dus uit of iemand honderd procent de waarheid blogt? Dat hangt van de context af en van wat er beoogd wordt. Berichten op live-blogs die het Israëlische leger en Hamas plaatsen en de mededelingen die ze via Twitter doen, zie ik vooral als een middel om propaganda te verspreiden en de publieke opinie te beïnvloeden. Sociale media worden daar ingezet om een conflict uit te vechten. Het waarheidsgehalte van die berichten moet door onafhankelijke journalisten gecontroleerd worden.
Even voor de duidelijkheid: over dit soort blogs heb ik het dus niet. En voor de studenten journalistiek geldt hetzelfde: hun journalistieke blogs moeten naar eer en geweten de waarheid bevatten. Tenzij ze naast nieuwsberichten ook columns schrijven. Dan geldt voor die posts wat ik nu maar even de Wet van Gerritsen noem.
Laatst interviewde ik cartoonist Stefan Verwey over zijn bundel Beschaving zoekt sponsor die in september bij De Harmonie verscheen. Dat interview staat in VPRO Gids#45 (die tot en met vandaag loopt) en zet ik binnenkort online. Voor één vraag was geen ruimte meer in het stuk, maar ik vond het toch belangrijk om deze te stellen. Ik vind het namelijk altijd interessant om van stripmakers te horen hoe ze te werk gaan. Daarom deze speciale Daily Webhead waarin Verwey vertelt over zijn werkwijze.
Interviews neem ik altijd op met een digitale recorder. De audio daarvan heb ik als basis gebruikt en daar heb ik beelden van Verweys cartoons bij gezet, wat de podcast wat mij betreft toch tot een video maakt. De cartoons zijn afkomstig uit Beschaving zoekt sponsor en eerdere bundels van Verwey.
De video is de lezers van de VPRO Gids ook aangeboden via de Layar-app.
Tijdens het KLIK! Amsterdam Animation Festival staat het thema ‘Geweld en animatie’ centraal. In het kader van de internationale competitie wordt Junkyard van Hisko Hulsing vertoond.
Junkyard, de derde korte film van animator Hisko Hulsing (Amsterdam, 1971), past goed bij het thema geweld en animatie. In Junkyard wordt een man tijdens een beroving neergestoken door een junk. In de laatste seconden voor hij sterft flitst een jeugdvriendschap aan zijn ogen voorbij. We zien hoe de man en zijn boezemvriend langzaam uit elkaar groeien, met name doordat de laatste steeds meer het pad van criminaliteit en drugs bewandelt.
Junkyard is een grimmig verhaal vertelt middels verfijnde, levensechte animatie: ‘De film is deels op jeugdervaringen gebaseerd. Er waren vriendjes van mij die onder slechte omstandigheden opgroeiden en door hun ouders aan hun lot werden overgelaten. Langzamerhand werden die vriendjes steeds crimineler. Op een gegeven moment had ik daar geen zin meer in,’ vertelt Hulsing in zijn studio in Amsterdam. Hulsings eigen tienerervaringen met blowen verwerkte hij in de psychedelische trips aan het einde van de film.
‘Junkyard gaat over noodlot en toeval. Er wordt vaak gezegd dat misdadigers zelf verantwoordelijk zijn voor hun daden en dat ze nu eenmaal slechte beslissingen nemen. Daar ben ik het mee eens, maar als je de achtergrond kent van criminelen is het vaak voorspelbaar dat ze de verkeerde kant op gaan of drugsverslaafden worden. Ik zag dat als kind al bij sommige vriendjes gebeuren. Toch is er een hele wereld van volwassenen die dat niet ziet, niet interesseert of die niet kan ingrijpen en dat is droevig.’
Spiegelbeeld
Het hoofdpersonage lijkt wel wat op Hulsing zelf, maar dit heeft niets met het autobiografische karakter van de film te maken: ‘Dat overkomt alle animatoren. Zelfs Baloe de beer (uit Jungle Book, MM) lijkt op zijn animator. Voordat je iets tekent acteer je het als het ware uit, meestal doe je dat met een mentaal beeld. Daarom gaan onbewust de figuren op je lijken.’
Ruim zeseneenhalf jaar werkte Hulsing aan de film. ‘Ik heb tussendoor ook voor meer dan honderd reclamebureaus storyboards gemaakt en ik heb strips getekend,’ haast hij zich erbij te zeggen. Toch was Junkyard een hele onderneming: Hulsing nam het scenario, de regie, de compositie van de soundtrack en een groot deel van het animeren voor zijn rekening. ‘Het mooie aan animatie vind ik dat er verschillende disciplines in samenkomen, ik kan mijn talenten combineren en allemaal in één vorm gieten. Er is heel veel mogelijk in animatie, het voelt eigenlijk nog steeds als onontgonnen terrein.’
Voor 18 minuten film maakten Hulsing en zijn team 25.000 tekeningen. Ook schilderde hij 130 olieverfschilderijen die als achtergrond dienen in Junkyard. Als referentie werden alle shots eerst met echte acteurs opgenomen en gekleide hoofden van de personages gebruikt. ‘Je kunt dit allemaal uit je hoofd animeren, maar dan ben je dertig jaar bezig. De uitdrukkingen van de personages zijn wel allemaal gewoon getekend, die komen uit mijn hoofd en zijn verder nergens op gebaseerd.’
Premièremomentje
Eerst was er een zeer gedetailleerd storyboard om buitenlandse geldschieters te laten zien dat Hulsing precies wist wat hij wilde maken. Van dit storyboard werd een videoversie gemaakt, een levende strip als het ware. Telkens wanneer een scène helemaal af was, werd die scène uit het storyboard vervangen voor de geanimeerde versie. ‘Eigenlijk is het een puzzel waar je telkens een stukje van afmaakt. De film bevat 270 shots, dus 270 keer heb je een premièremomentje waarin je het afgewerkte stukje film kunt bekijken en tevreden bent met wat je hebt gemaakt. Dat is een kick! Er zijn gaandeweg wel wat dingen veranderd, maar veel is ook een-op-een overgenomen. De camerastandpunten zijn nagenoeg hetzelfde gebleven. Dat is ook het gestoorde eraan: zeseneenhalf jaar geleden had ik al de blauwdruk voor mijn film en daarna was ik vooral bezig met uitvoeren. Da’s best zwaar.’
Vlak voor de helft had Hulsing het gevoel dat er nooit een einde aan de film zou komen. ‘Hoe je daar doorheen komt? Door gewoon iedere morgen om negen uur in je studio te gaan zitten en te gaan werken. Daarbij vind ik het heerlijk om te tekenen en weet ik dat ik met iets waardevols bezig ben.’
Erkenning Junkyardging afgelopen juni in première op Annecy, het grootste animatiefestival van de wereld, maar won echter niets. Hulsing: ‘Ik was erg teleurgesteld, want ik had hoge verwachtingen. “Misschien hoor ik helemaal niet in de animatiewereld thuis”, dacht ik toen. De film die de juryprijs had gewonnen bevatte zulke clichématige animatie, dat ik echt dacht: “Als dat wint, wat doe ik hier nog!?”‘
Het vergaat de film nu veel beter. Hoewel Junkyard tijdens de laatste editie van het Nederlands Film Festival misgreep bij de Gouden Kalveren, won hij de Grand Prize op het Ottawa International Animation Festival én is de Nederlandse inzending voor de Oscar in de categorie Beste Korte Animatiefilm. ‘Ik dacht eerst dat de film geen Oscarmateriaal zou zijn omdat hij zo duister is, maar ik krijg buitengewoon veel enthousiaste reacties van Amerikanen waardoor ik er meer vertrouwen in heb dat Junkyard ook daadwerkelijk genomineerd gaat worden.’
Om Junkyard onder de aandacht te brengen van de leden van de Academy Awards, moet er wel actief campagne gevoerd worden. Hulsing is uitgenodigd om lezingen te geven bij animatiereuzen Disney, Blue Sky Studios en Dreamworks, daarnaast geeft hij interviews en maakt hij een toer langs filmstudio’s. ‘Ik moet zorgen dat de leden van de Academy mijn film zien. Er zijn wel screenings van de Academy maar daar komen lang niet alle leden op af.’ Op dinsdag 15 januari 2013 wordt pas bekendgemaakt of Junkyard ook daadwerkelijk genomineerd is voor een Oscar.
KLIK! Het KLIK! Amsterdam Animation Festival toont een breed scala aan kwalitatieve en uitdagende animatie uit binnen- en buitenland. In de vijfde editie staat het thema ‘Geweld en animatie’ centraal in vier verschillende themaprogramma’s uiteenlopend van vermakelijke cartoon violence tot animaties vol nare, verontrustende geweldsuitbarstingen. Er is een symposium en een lezing van de Amerikaanse mediawetenschapper Brian Dunphy over de rol die de tv-serie South Park speelt in het Amerikaanse publieke debat. KLIK! vindt van 7 tot en met 11 november plaats in EYE, het filminstituut te Amsterdam. www.klikamsterdam.nl.
Dit interview is gepubliceerd in VPRO Gids#45 (2012).
Storyboards genieten bij het grote publiek weinig bekendheid. Toch is deze kunstvorm in de schaduw een belangrijk onderdeel van het filmproces. Tekenaar Jim Cornish licht zijn vak toe.
‘Het mooie aan mijn werk is dat ik de hele dag mag tekenen. Neem mijn vader bijvoorbeeld, die werkte zonder plezier in een bandenfabriek, omdat het brood op de plank bracht. Ik krijg betaald om mijn hobby uit te voeren. Ik ga naar de studio, pak een potlood en ga aan de slag. Soms teken ik mijn ideeën of ideeën van anderen, maar ik ben aan het tekenen. Fantastisch!’ zegt Jim Cornish (1967), de storyboardtekenaar die op een goede dag dertig tot veertig platen tekent.
Erkenning
De Brit maakte voor de laatste vier delen van de Harry Potter-reeks duizenden tekeningen. Ook tekende hij storyboards voor onder meer de nieuwste Bond-film Skyfall, Event Horizon, Snow White and the Huntsman en Phantom of the Opera van Joel Schumacher. Toch zal zijn naam bij de gemiddelde filmliefhebber geen belletje doen rinkelen, want storyboarden is een onzichtbare kunst waar over het algemeen weinig waardering voor is. Op dvd’s en in making of-boeken treft men ze zelden aan, in tegenstelling tot de glossy ontwerpen en sfeertekeningen van het art department. ‘In het boek The Art of Harry Potter: From Page to Screen staan in totaal slechts drie storyboard-tekeningen in een boek van vierhonderd pagina’s!’ zegt Cornish, al beklaagt hij zich er verder niet over: ‘Vroeger vond ik het vervelend omdat ik erkenning wilde voor al het werk dat ik gedaan heb. Tegenwoordig vind ik het leven daar tekort voor en ga ik gewoon verder met een volgende klus. Bovendien zullen sommige mensen zeggen: “Hey, je hebt vijftien maanden betaald gekregen, is dat niet genoeg erkenning?” Eigenlijk is dat wel zo.’
Voldemort
Het storyboard is een belangrijk onderdeel van het filmproces. Meestal getekend met een snelle hand in zwart-wit potlood, zijn de plaatjes een visuele weergave van wat de regisseur voor ogen heeft. Het storyboard is er om praktische informatie te verstrekken aan de verschillende departementen. In één oogopslag ziet men welke shots er gedraaid zullen worden en of er special effects of praktische effecten aan te pas komen, of er stunts in de sequentie zitten en welke andere bijzonderheden er nog uitgedokterd moeten worden. ‘Het gaat er niet om dat de personages goed op de acteurs lijken, zolang ze maar herkenbaar zijn. De crewleden zijn meer geïnteresseerd in wat Voldemort doet dan of hij de laatste mode draagt of dat zijn make-up correct getekend is,’ grapt Cornish.
Vaak wordt niet de hele film getekend; met scènes waarin acteurs tegen elkaar praten, bemoeit Cornish zich niet. ‘Neem ons gesprek bijvoorbeeld, dat is niet meer dan twee mannen die in een ruimte aan een tafel zitten te praten. De regisseur zal dat op zijn eigen manier gaan draaien. Pas wanneer er een T-Rex door het raam komt kijken, word ik ingeschakeld.’
Geen haastklus
Ondanks de hoge tijdsdruk waaronder hij werkt, zijn de tekeningen van Cornish opvallend gedetailleerd. ‘Sommige mensen vinden ze zelfs te gedetailleerd en tot op zekere hoogte hebben ze gelijk. Die details kosten tijd en ik ben niet de snelste tekenaar, maar juist aan de detaillering herkent men mijn handschrift. Het zou niet slim zijn om de reputatie die ik in de laatste 20 jaar heb opgebouwd teniet te doen door anders te gaan tekenen.’
Ondanks zijn ervaring blijft Cornish bescheiden: ‘Tekenen is een van de weinige dingen die ik relatief goed kan, al blijf ik wat onzeker over mijn tekeningen. Ik heb nooit het gevoel dat ze zo goed zijn als dat ze zouden moeten zijn. Ik wil ook het idee hebben dat er altijd ruimte voor verbetering is, dat ik mezelf blijf ontwikkelen. Zodra dat niet meer het geval is, dan val ik waarschijnlijk dood neer of stop ik er gewoon mee.’
Batman
Ik spreek Cornish eind april, na zijn publieke interview op het Imagine filmfestival. Omdat dit jaar het thema superhelden centraal staat, draagt de tekenaar een Batman T-shirt. Maar Cornish heeft ook een persoonlijke band met deze stripheld: met plezier denkt hij terug aan zijn tijd bij Batman Begins en The Dark Knight van Christopher Nolan. ‘Het is altijd goed voor je cv om aan zo’n grote film mee te werken, maar daarnaast is Batman tekenen verschrikkelijk fijn: we hebben het immers over een bijna psychotische man die in lycra gekleed misdadigers in elkaar timmert. Vooral de Batmobile, de Tumbler, vond ik fantastisch om te tekenen. Door zijn typische vorm lijkt hij niet eens op een auto, hij kan op en neer springen en rijdt door alles heen, dus kon ik veel actie tekenen.’
Daarbij bood Batman Begins Cornish de kans om samen te werken met zijn held en collega storyboardtekenaar Martin Asbury, met wie hij inmiddels goed bevriend is. ‘Martin heeft aan veel James Bond-films gewerkt en van hem heb ik kleine trucjes geleerd, bijvoorbeeld door de Tumbler zo te tekenen dat het lijkt alsof hij door de snelheid loskomt van de grond. Simpele trucjes eigenlijk, zoals snelheidslijntjes en zo, maar je moet er maar opkomen.’
Strips ontbraken volledig in mijn opvoeding. Dat spijt me, want door striplezen was ik waarschijnlijk een betere tekenaar geworden.
Stripmaker
Naast de twee Batmans tekende Cornish de storyboards voor X-Men: First Class. Toch kiest hij niet bewust stripverfilmingen uit, maar werkt Cornish aan het genre dat op dit moment populair is, wat nu sprookjesfilms zijn. ‘Storyboards worden over het algemeen meer voor de fantastische film gebruikt. Overigens vind ik het heerlijk om aan sciencefiction- en fantasyfilms te werken, want daarvoor moet je meer ontwerpen. Bij films die zich in het heden afspelen, is het vooral een kwestie van gevonden voorwerpen en bestaande locaties tekenen. Kijk, uiteindelijk gaat het erom iets te creëren dat de moeite waard is. Daarom is het leuk om een aandeel te hebben in hoe de Batmans, Bond-films en de Potters gaan worden, hoe klein dat aandeel ook mag zijn.’
Er is een opvallende gelijkenis tussen strips en storyboards, je zou storyboards als een stripversie van de te maken film kunnen zien. Toch is de tekenaar geen stripliefhebber: ‘Dat is waarschijnlijk vloeken in de kerk, maar strips ontbraken volledig in mijn opvoeding. Dat spijt me, want door striplezen was ik waarschijnlijk een betere tekenaar geworden. Natuurlijk zijn er veel overeenkomsten tussen wat ik doe en wat een stripmaker doet. We vertellen allebei op een visuele manier een verhaal. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat zoveel stripmakers storyboardtekenaar geworden zijn.’
Opmerkelijk genoeg begeeft Cornish zich voorzichtig op het pad van de stripmaker. Samen met een vriend ontwikkelt hij een Angelsaksisch verhaal dat zich 6-700 jaar na Christus afspeelt en onderzoekt waar mythes vandaan komen. ‘Er was toen een strijd gaande tussen verschillende culturen, zoals het heidendom en christendom. Daarover bestaan allerlei vragen: waar komt bijvoorbeeld het iconografische beeld van het zwaard in de steen vandaan? Het lijkt me interessant om rond die kwesties een verhaal te weven.’
Dit artikel is gepubliceerd in VPRO Gids #28 (2012)
Typisch Engels zijn de stripverhalen van Posy Simmonds, doorspekt als ze zijn met literaire zinspelingen, klassenconflicten en onderdrukte verlangens. Vanaf mei tot en met november is in het Belgisch Stripcentrum een retrospectief van het werk van Simmonds te zien, getiteld Typisch Engels.
Met plezier kijk ik terug op dit gesprek met deze charmante stripmaakster op leeftijd de met zeer trafzekere maar verfijde lijnen tekent.
‘Het tekenen vind ik het leukste gedeelte van mijn werk. Je kunt dan lekker zingen of muziek luisteren. Als ik aan het arceren ben is het fijn om Bach te draaien. Dan kan ik in het ritme van de muziek de lijnen trekken. Als ik iets dramatisch moet tekenen, draai ik iets verdrietigs. Bijvoorbeeld ‘Dido’s Lament’, een prachtige aria van componist Henry Purcell. Goed, ik moet er niet te hoogdravend over doen, want uiteindelijk hebben we het over het schrijven over stripfiguren, maar het helpt wel bij het werk om in de juiste gemoedstoestand te komen,’ zei Simmonds tegen me tijdens het ontspannen gesprek over haar carrière, stripbewerkingen en Brits overspel.
Stripkenner Paul Gravett is de curator van de expositie die mede tot stand kwam met de steun van de Belgische Ambassade in het Verenigd Koninkrijk, de British Council en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
De opening is dinsdag 12 juni om 18.30 en Simmonds zal dan natuurlijk aanwezig zijn.
Chase 3D van de Nederlandse animator Adriaan Lokman is een bijzondere achtervolgingsfilm waarin alle figuren uit driehoeken zijn opgebouwd. ‘Ik wilde weten of ik met driehoekjes een wereld kon creëren die net zo spannend is als in een live-action film.’
Adriaan Lokmans (Haarlem, 1960) eerste onafhankelijke film Barcode (2001) werd goed ontvangen en dat smaakte naar meer. In 2004 besloot hij na twintig jaar zijn commerciële animatiestudio in Rotterdam te sluiten en met zijn vrouw naar Frankrijk te verhuizen. Ze verhuren samen zigeunerwoonwagens, terwijl Lokman zijn eigenzinnige en abstracte animatiefilms maakt. ‘Ik heb Barcode gemaakt omdat ik gefascineerd was door de vele manieren waarop je met de computer licht kunt manipuleren. Veel meer dan met live-action,’ vertelt Lokman. ‘De computer biedt je de mogelijkheid om dingen te maken die je daarvoor nog niet zag, maar tot nu toe wordt de techniek vooral gebruikt om werelden te creëren die zo realistisch mogelijk zijn en erg lijken op de onze. Ik wil nieuwe dingen proberen, dan kom je snel in de abstracte hoek terecht.’
James Bond
Op het Holland Animation Film Festival beleeft de 3D-versie van Lokmans Chase zijn wereldpremière: een duizelingwekkende achtervolgingsfilm in een wereld die volledig bestaat uit driehoeken. Lokman: ‘Bij dit project heb ik mezelf de vraag gesteld of het mogelijk is om met driehoekjes een wereld te creëren die net zo spannend is als de echte wereld. Hoe ver kun je in die abstractie gaan wat betreft het opwekken van emoties? Hoewel ik op zich gefascineerd ben door het genre, heb ik vooral voor de achtervolgingsfilm gekozen omdat dit het beste paste bij dit uitgangspunt. Dialoog en narratieve elementen zijn in dit genre immers onbelangrijk, je roept emotie op door de actie.’
Lokman bestudeerde filmtechnieken in scènes uit klassieke films als Bullitt, waarin de auto’s stuiteren door de straten van San Francisco, The French Connection, Mission Impossible en een aantal James Bond-films. Vooral de soundtrack, gecomponeerd door Erik Stok, doet sterk aan een 007-film denken. ‘Het is natuurlijk al erg lastig om met driehoekjes een verhaal neer te zetten, daarom hebben we het zo simpel mogelijk gehouden. Persoon X heeft een voorwerp dat persoon Y graag wil afpakken. Die houdt dat tot het einde toe vol, en uiteindelijk leidt dat voorwerp tot de ontdekking van een vorm die ze nog niet kenden. De kunst was voor mij om de film zo te maken dat het niet uitmaakt of je het verhaal kunt volgen of niet. Je moet meegaan in de achtervolging tussen de rode en blauwe driehoekjes, ook als je op een gegeven moment de draad kwijt raakt. Het gaat erom dat je je laat overweldigen door de wereld waar je in zit en dat de muziek en de dunne verhaallijn helpen om de spanningsboog vast te houden.’
Stereoscoop
Door van Chase een 3D-versie te maken, werkte de animator voor het eerst met deze extra dimensie. Het was soms lastig om de eerdere ‘vlakke’ versie om te zetten. ‘Je moet voorkomen dat de toeschouwer hoofdpijn krijgt. Je mag bijvoorbeeld acties niet te veel uit het scherm laten komen. Daarom moeten er harde keuzes worden gemaakt, wat betreft waar je de focus op legt. In 3D ervaar je de ruimte veel meer, waardoor de abstractie eigenlijk vervaagt. Een bijkomend nadeel is volgens sommigen dan ook dat je te veel op de driehoeken gaat letten, en het geheel niet meer ervaart als een wereld waarin de echte wereld wordt afgespiegeld.’ Voorlopig is Lokman nog niet klaar met abstracte vormen. Hij wil in zijn volgende project humor abstraheren. ‘Ik wil kijken of je abstracte vormen zo kunt maken dat het humoristisch wordt, ik wil ze een soort van Tom & Jerry-kwaliteit geven.’
Dit artikel is gepubliceerd in VPRO Gids #13 (2012)
Het Holland Animation Film Festival (HAFF) trekt jaarlijks zo’n 20.000 bezoekers. Het festival maakt zich sterk voor animatiefilm gericht op een breed publiek. Naast filmvertoning zijn er activiteiten als talkshows, forums, workshops en masterclasses. In de vijftiende editie ligt de focus onder andere op eigenzinnige animaties uit China, is er speciale aandacht voor games en gaan er een aantal bijzondere animaties uit binnen- en buitenland in première.
Dit jaar is er met het programma Independent China speciale aandacht voor eigenzinnige animatoren. Een nieuwe, jonge generatie Chinese filmmakers timmert sinds twee decennia flink aan de weg. Enkelen van hen zijn ook op het festival aanwezig.
‘De door de Chinese overheid gecontroleerde Chinese animatie-industrie probeert te concurreren met die in Japan. Toch zijn die mainstream animatiefilms eigenlijk niet mooi genoeg voor de externe markt,’ vertelt Gerben Schermer, sinds jaar en dag directeur van het HAFF. Het is Schermer ook niet te doen om de grote animatie-industrie. In het programma Independent China worden films vertoond van kleine, onafhankelijke filmmakers en beeldend kunstenaars. ‘Er is een kleine groep filmmakers, van zo’n twintig, dertig man, die mooie kunstfilms maken. Ze krijgen geen overheidssubsidie, soms worden ze gefinancierd door galeries. Wat ik erg interessant vind aan deze generatie is dat ze met hun werk een boodschap willen overbrengen op een eigenzinnige manier. Wat hen bindt is dat ze zich over dezelfde zaken zorgen maken, zoals de vervlakking van de Chinese cultuur en hoe de maatschappij haar culturele achtergrond aan het verwaarlozen is. Ze zijn ook kritisch over het kapitalisme en wat dat voortbrengt.’
Geschiedenis
De filmmakers leveren hun commentaar door in het verleden van China te duiken. Zoals bijvoorbeeld Chen Xi en An Xu die ook het affiche voor het festival ontwierpen. Sinds 2008 maken ze samen producties, waarbij Chen Xi vooral de tekenaar is van de twee. Hij ontwerpt de personages en tekent de animaties, terwijl An Xu achtergronden ontwerpt. Samen schrijven ze de verhalen die zich vaak in het verleden afspelen.
De titel van hun filmGrain Coupon verwijst naar de voedselbon waarmee graan gekocht kon worden tussen 1950 en de jaren negentig, het tijdperk van centrale planeconomie. ‘Die film gaat over corruptie en over hoe in een corrupte maatschappij te overleven. Niet alleen in die periode, want dat zijn dingen van alle tijden,’ zegt Schermer. ‘De filmmakers zoeken naar metaforen om dingen aan de kaak te stellen. Misschien is de historie wel een makkelijkere en vooral veiligere manier om dat te doen. Er is in China natuurlijk wel sprake van censuur. Als je een lange speelfilm wilt maken, dan heb je meestal toestemming nodig van de sensors. Wie zich in de beeldende kunstwereld begeeft, heeft minder last van censuur. De overheid wil namelijk ook laten zien dat ze openstaat voor kritiek. Tenzij je natuurlijk openlijk heel kritisch bent.’
Houtsneden
De Chinese mediakunstenaar Sun Xun (1980) die internationale bekendheid geniet, maakt ook maatschappelijk geëngageerd en politiek getint werk. Hij was tijdens de editie van 2010 artist-in-residence. Dit jaar zijn er vier films van hem te zien, zoals zijn laatste: het 12 minuten durende Some Actions Which Haven’t Been Defined Yet in the Revolution. ‘Sun Xun koppelt in deze film verschillende gebeurtenissen uit de Chinese geschiedenis aan elkaar, maar je moet het verhaal zelf afmaken. Hij legt zijn werk nooit uit.’
Sun Xun, die graag verschillende media mengt, maakte zijn film middels houtsneden. Dat maakt de film grafisch heel anders dan eerder werk: ‘Sun Xun vindt dat zijn nieuwe film nooit hetzelfde mag zijn als de vorige. Wat betreft techniek wil hij continu iets anders proberen,’ aldus Schermer.
Schuurpapier
Beeldend kunstenaar Haiyang Wang (China, 1982) gebruikt daarentegen weer schuurpapier van één bij één meter om zijn tekeningen op te maken. Zijn non-narratieve korte film Double Fikret gaat in wereldpremière op het festival. Net als Freud, Fish and Butterfly, de winnaar op de vorige editie van het HAFF, is de film een bewegend schilderij. Het verhaal is moeilijk te duiden, maar het ziet er allemaal fantastisch uit.
De zes filmprogramma’s rondom China bevatten een breed arsenaal aan films van deze jonge makers. Het meeste daarvan is sociaal geëngageerd, maar er zitten ook een paar zeer experimentele films bij die gewoon erg mooi zijn om te zien. Schermer: ‘Ik denk dat we op die manier een heel andere vorm van grafische films laten zien, met een ander soort boodschap dan wat het publiek gewend is. Het zijn geen standaard entertainmentfilms maar het zijn wel dromen van films. Ze laten zien dat animatie heel mooi kan zijn.’
Sun Xun en Haiyang Wang zijn gasten op het festival en aanwezig bij de voorstellingen om hun films te introduceren en vragen te beantwoorden.
Games en animatie In samenwerking met Control besteedt het HAFF dit jaar voor het eerst uitgebreid aandacht aan games en het snijvlak tussen de wereld van de animatie en de game-industrie. Gedurende het festival zijn er verschillende programa’s rondom games en vrijdag 30 maart is er de HAFFgames DAY. Deze themadag is gericht op gameliefhebbers en –ontwikkelaars, maar is ook voor animatieliefhebbers interessant. Zo is er aandacht voor animatietechniek in games: hoe zorg je er als gamedesigner voor dat realtime animatie zo mooi mogelijk verloopt. Daarnaast is er aandacht voor interactieve storytelling in games die de speler in staat stelt zijn eigen verhaal te maken. Ook kijkt een panel kritisch naar tien scènes uit populaire games: hoe goed of slecht zijn die eigenlijk?
Holland Animation Film Festival: 28 maart t/m 1 april 2012 in Utrecht. Zie voor meer informatie en programma: www.haff.nl.
Dit artikel is gepubliceerd in VPRO Gids #13 (2012)
In het televisieprogramma De Canvasconnectie vertelt grafisch kunstenaar Tim Enthoven over werk van hemzelf en anderen.
De Nederlandse illustrator Tim Enthoven (Den Haag, 1985) studeerde in 2009 cum laude af aan de Design Academy Eindhoven met Binnenskamers, een striproman waarin hij speelt met de narratieve conventies. In het semi-autobiografische verhaal leeft de licht autistische student Tim als kluizenaar in zijn kamer waar hij zich onderwerpt aan een streng leef- en werkpatroon. Totdat de buitenwereld zich opdringt en hij op een feestje een meisje ontmoet: gebeurtenissen waardoor Tim in de war raakt.
Enthoven: ‘Die periode heb ik zeker zo gekend. Bepaalde eigenschappen deel ik ook met het personage, ik ga er nu alleen beter mee om. Die strikte werkethiek heb ik nog steeds, ook heb ik een voorkeur voor orde, maar het is allemaal niet zo extreem als in het boek.’
Slagveld
In De Canvasconnectie, waar iedere aflevering een kunstenaar of vormgever centraal staat die nieuw werk aan het voorbereiden is, toont Enthoven een serie etsen die tijdens de grafische kunstbeurs Pick me up in het Londense Somerset House te zien zijn (tot 1 april, red.) Deze etsen maakte Enthoven als tiener, waaronder een reeks van legerformaties uit het begin van de Gouden Eeuw gecombineerd met thema feest. ‘Ik heb indertijd een vertaling gemaakt van alle elementen die volgens mij op een discovloer aanwezig zijn en alle elementen die je op een slagveld vindt. Voor mij was dat toen strategisch gereedschap om inzicht te krijgen in zaken als feestjes en uitgaan, wat ik eigenlijk nooit deed.’
De prints zullen ook te zien zijn op de solotentoonstelling in MU te Eindhoven die eind mei opent, waar verschillende projecten die Enthoven als jongere maakte worden vertoond in nagebouwde ruimtes uit zijn verleden. ‘Ik ben de afgelopen maanden vooral bezig als curator van mijn jeugd,’ zegt de nog jonge illustrator. Toch is het thema van zijn verleden en het genre autobiografie, dat duidelijk in zijn beeldverhalen en de exposities naar voren komt, geen leidraad in zijn werk, vindt hij zelf. ‘Het onderwerp interesseert me wel, maar er zit geen uitgestippeld plan achter. Ook in werk van anderen vind ik het verhaalelement dat niet verteld wordt maar dat wordt gesuggereerd door de schijn van autobiografie, fascinerend. Ik speel met verhaalvormen en de vrijheden die je je daarbinnen kunt permitteren. Dat doe ik ook in mijn illustratiewerk, waarin ik bijvoorbeeld graag een mening verkondig die haaks staat op die van het artikel waar de afbeelding bij hoort.’
Enthovens illustraties staan onder andere in New York Times Magazine, Vice en de VPRO Gids.
De Canvasconnectie,
Canvas, zondag 25 maart 20.15 – 20.45
Dit artikel is gepubliceerd in VPRO Gids #12 (2012).
Striptekenaar en illustrator Erik Kriek bewerkte vijf verhalen van de klassieke horrorschrijver H.P. Lovecraft in stripvorm. ‘Er valt ook wat te lachen, het is wel Lovecraft-light.’
‘De verhalen van Lovecraft raken slechts aan het topje van de ijsberg. Ik houd ervan als een auteur doet alsof hij op een berg van kennis zit, maar voor jou alleen maar een klein raampje opendoet. Dat doen andere fantasy-auteurs als Tolkien ook. Lovecraft vertelt over wezens die miljoenen jaren geleden op aarde leefden. Over oude culturen en rare, kosmische beschavingen,’ zegt Erik Kriek. De stripmaker vertelt enthousiast over het werk van H.P. Lovecraft, waarvan hij vijf verhalen in stripvorm heeft bewerkt. Zijn striproman Het onzienbare en andere verhalen van H.P. Lovecraft ligt vanaf half maart in de winkels.
‘Wat mij ook aanspreekt is dat er geen moraal in zijn verhalen zit. Lovecraft ziet geen goed of kwaad. Hij ziet alleen maar de ontoereikendheid van het menselijk verstand. De grote horror van Lovecraft is het besef dat je als mens niet de geestelijke vermogens bezit om te bevatten wat de kosmos inhoudt. Dat raakt aan de fundamentele vraag waarom we hier überhaupt op aarde zijn. Het idee dat we op kosmisch niveau minder zijn dan een molecuul vind ik heel louterend.’
Kriek is een veelgevraagd illustrator in binnen- en buitenland. Geregeld tekent hij ook de cover van de VPRO Gids. Zijn bekendste strip is Gutsman: een op het eerste gezicht tekstloze parodie op het superheldengenre, maar eigenlijk een strip die vooral over Kriek zelf gaat. ‘Het begon als parodie, maar superheldenverhalen zijn van zichzelf al heel erg camp, dus dat is snel niet meer interessant. Gutsman werd steeds meer een poëtische soap en ging over mezelf, over hoe ik toen in het leven stond. Nu ben ik een burgerman met een hypotheek en een auto, toen was ik een alleenstaande striptekenaar met een rock-‘n-roll-leven die altijd in de kroeg zat,’ zegt Kriek luid lachend.
God-monsters
Gutsman is verleden tijd, nu zijn er de vijf Lovecraft-verhalen die een Kriek-bewerking hebben gekregen. De stripmaker koos deze vertellingen uit om zo in grote lijnen de verschillende soorten verhalen uit het oeuvre te representeren. Zo selecteerde hij het pure sciencefiction verhaal ‘De kleur uit de ruimte’, waarin een meteoriet een boerengezin en het land vergiftigd en bijzondere eigenschappen geeft. In ‘Het onzienbare’ (Engelse titel ‘From beyond’) speelt angst voor techniek en wetenschap een grote rol: een wetenschapper bouwt een machine waardoor monsterlijke wezens die ons constant omringen zichtbaar worden voor het blote oog. De verhalen ‘Dagon’ en ‘Schaduwen boven Innsmouth’ zijn onderdeel van de Cthulhu-cyclus, een serie losjes samenhangende vertellingen rondom het idee dat de wereld vroeger bevolkt werd door god-monsters. Deze voormalige heersers van het heelal zitten nu gevangen in andere dimensies of houden zich schuil op de diepste plekken van de oceaan, wachtend op het moment dat ze los kunnen breken om de boel weer over te nemen. En tot slot ‘De buitenstaander’, een pastiche op de verhalen van Edgar Allen Poe, een auteur die Lovecraft inspireerde.
Angst
‘Ik denk dat Lovecrafts wereldbeeld expliciet dystopisch is. Er is geen humor, er is geen hoop en er is geen uitzicht,’ vertelt Kriek. ‘Zijn belangrijkste thema is het verlies van controle. Volgens mij was het een ontzettend bange man, een fobisch iemand. Hij durfde de deur niet uit. Ook was hij een xenofoob, op het racistische af. Tijdens zijn huwelijk, dat maar vier jaar duurde, heeft hij in New York gewoond. Ze waren arm en moesten daarom in Brooklyn wonen, tussen allemaal buitenlanders. Lovecraft beschrijft in een verhaal dat hij daar over straat loopt en allemaal enge mensen ziet. Met grote neuzen en grote oren. Volgens mij was Lovecraft ook absoluut fobisch voor de vrouw en voor seksualiteit. Er komt geen seks in zijn verhalen voor en als vrouwen er al een rol in spelen, zijn het behekste oude gekken. De vrouw heb ik in mijn verhalen wat meer airtime gegeven.’
Volgens de stripmaker is Lovecrafts werk nog steeds relevant: ‘Er is veel rumoer in de wereld. We leven in onzekere, bange tijden. Ik denk dat Lovecraft juist dan soelaas biedt, want zijn werk verergerd die angstige gevoelens. Daardoor werkt het als een soort catharsis. Horror zet iets uit fase, maakt dingen absurd en daardoor kun je ermee omgaan.’
Ironie
Door het spelen van roleplaying games kwam de stripmaker als adolescent in aanraking met het werk van Lovecraft. ‘Op het regelboek van het spel The Call of Cthulhu stond dat het gebaseerd was op het werk van ene H.P. Lovecraft. Daar had ik nog nooit van gehoord, maar ik vond het een geweldig spel, dus toen heb ik de hele rits boeken uit de bibliotheek meegenomen en ben me daar doorheen gaan worstelen. Ik was meteen verkocht.’ Het onzienbare is voor Kriek een labour of love: ‘Ik wilde er al heel lang iets mee doen omdat ik het al zo lang dicht bij me draag. Verhalen en goede boeken draag ik altijd dicht bij mijn hart. Daar mag eigenlijk niemand aankomen, dat is van jou. Maar als verhalend striptekenaar is het toch leuk om daar een strip van te maken. Om te kijken wat je ermee kunt doen.’
Toch stuitte de stripmaker wel op een aantal vertalingsproblemen bij het bewerken van Lovecrafts werk. Zijn teksten zijn vaak slecht gestructureerd en de langere vertellingen ontberen een echte spanningsboog. We leren nooit zijn personages of hun achtergrond kennen. Ook zijn Lovecrafts beschrijvingen erg abstract. Maar dat is volgens Kriek juist een voordeel: ‘Het leuke en makkelijke aan Lovecraft is juist dat hij dingen niet goed beschrijft. Dan heb je de vrijheid om je eigen nachtmerries erop los te laten. Zijn taal werkt bij mij altijd heel visueel, ik krijg er meteen beelden bij. Aanvankelijk mocht ik van mezelf niet aan de tekst komen, het zijn immers zijn teksten. Maar gaandeweg stopte ik er steeds meer van mezelf in en herschreef ik meer. Ik legde de oorspronkelijke verhalen ook weg en hield me aan mijn eigen interpretatie. Ik wilde ook dat het een Kriek-boek werd en niet een slaafse adaptatie. Het is echt een bewerking.’
Wat verstaat de stripmaker eigenlijk onder een Kriek-boek? ‘Dat er ook wat te lachen valt. Op de een of andere manier weet ik altijd een ironische toon te vinden, hoe serieus een onderwerp ook is. Ook in mijn illustratiewerk, trouwens. Het is mijn algemene visie op het leven. Je kunt toch niet alles serieus nemen? Dat is onmogelijk. Zo zou ik niet kunnen leven. Door er humor in te stoppen is het boek wel Lovecraft-light geworden. Ik denk ook dat heel veel hardcore fans het niet zullen accepteren. Die vinden het te licht, denk ik.’
Verstrippingen
Sinds Dick Matena een paar jaar geleden literaire klassiekers van Gerard Reeve en Jan Wolkers verstripte, zijn dergelijke stripadaptaties een trend geworden waar Krieks Lovecraft-project perfect in past. Los van zijn passie voor de Amerikaanse pulpauteur was de keuze voor Lovecraft ook ingegeven door commerciële motieven: ‘Ik had ook een obscure Slowaakse auteur kunnen kiezen. Of Ambrose Bierce, maar die kent helemaal niemand. Lovecraft heeft een grote cult following, dat maakt het voor een uitgever interessant. En ja, literatuurverstrippingen liggen goed in de markt. Ik zal toch verdomme niet twintig jaar lopen sappelen met mijn strips en dan nu niet op die wagen springen? Ik wil ook zo’n kloek, mooi boek. Ik wil ook wel eens iets maken wat goed verkoopt en goede recensies krijgt. Overigens vind ik verstripping een rotwoord. Dat klinkt altijd alsof je iets verscheurt, ik heb het altijd liever over bewerking tot strip.’
Het grote verschil tussen Krieks aanpak en die van Matena is wel, dat de laatste de tekst van de roman integraal in zijn werk opnam. Hierdoor vertellen beeld en tekst precies hetzelfde en worden de visuele aspecten van het medium genegeerd. ‘Voor Matena is de tekst heilig, maar waarom zou je er dan een strip van maken? Die bewerking van De avonden, daar is niet doorheen te komen. Eigenlijk heeft Matena het voor ons allemaal verpest, want hij heeft met zijn stripadaptaties een soort standaard gezet waar je aan moet voldoen om strips salonfähig te maken.’
Erik Kriek: Het onzienbare en andere verhalenH.P. Lovecraft Oog & Blik/De Bezige Bij
Howard Phillips Lovecraft De Amerikaanse schrijver Howard Phillips Lovecraft (1890 – 1937) leefde bijna zijn hele leven in Providence, Rhode Island. Een zonderlinge figuur en amateur-astroloog, die in zijn korte leven meer dan honderd macabere verhalen en enkele novelles schreef. Ook was hij een verwoed briefschrijver. Zijn werk verscheen in eerste instantie in pulp- en sciencefictiontijdschriften zoals Weird Tales, en kreeg vooral postuum bekendheid. Auteurs als Stephen King en Neil Gaiman lieten zich door Lovecraft inspireren. Ook liggen zijn verhalen aan de basis van veel strip- en filmbewerkingen. Toen Lovecraft twee jaar oud was, verloor zijn vader tijdens een acute paniekaanval zijn verstand en bracht de rest van zijn leven in een gesticht door. Lovecraft was atheïst en geloofde in de wetenschap. Misschien dat zijn verhalen daarom vooral lezen als wetenschappelijke verslagen vol bizarre voorvallen: wetenschappers zijn getuige van monsterlijkheden waardoor ze beseffen dat de wereld heel anders in elkaar steekt dan dat ze tot nu toe hadden gedacht.
Dit artikel is gepubliceerd in VPRO Gids #12 (2012).
Zaterdag 24 maart signeert Erik in Lambiek vanaf 15.00 uur.
Van stripmaker/illustrator Erik Kriek komt half maart een striproman uit waarin vijf bewerkingen van H.P. Lovecraft verhalen staan. Het onzienbare, en andere verhalen van H.P. Lovecraft heet het boek dat bij Oog & Blik/De Bezige Bij zal verschijnen. Ik interviewde Kriek recent voor de VPRO Gids hierover. Ook nam ik deze video op waarin Kriek vertelt hoe hij een strippagina maakt en waarom strips maken significant moeilijker is dan illustreren.
Daily Webhead
Dit gesprek met Kriek is de eerste aflevering van een nieuwe reeks Daily Webhead-video’s. Een serie korte webvideo’s over verschillende onderwerpen: interviews met stripmakers, bloggers en andere creatieven. Maar ook episodes met meer persoonlijke verhalen. Zo was ik recent in Edinburgh samen met Paul, dus daar komt nog een videoverslag van vergelijkbaar met Lekker nerden in Londen.
De planning is nu dat de video’s om de week op zondag online komen, dus verwacht de volgende op 18 maart. De muziek is wederom gecomponeerd door blogwonder Marco Raaphorst.
Kriek
Het gesprek met Erik Kriek verliep heel informeel. Nadat ‘het echte werk’ er op zat, het interview voor de VPRO Gids, pakte ik mijn camera en stelde Erik voor de vuist weg enkele vragen. Ik vind het zelf altijd erg boeiend om te horen hoe creatievelingen hun dingen maken en stripmakers in het bijzonder.
De Amerikaanse stripmaker Charles Burns werkt al jaren aan een somber, nachtmerrieachtig universum. Zijn werk schittert in een retrospectief in Leuven. ‘Ik probeer eerlijk te zijn en weer te geven wat ik zie, denk en voel.’
In de meesterlijke striproman Black Hole van Charles Burns (Washington, 1955) raken tieners besmet met een seksueel overdraagbare ziekte die lichamelijke afwijkingen veroorzaakt, zoals een mond in de nek, vergroeiingen in de rug of een staart. De meeste besmette tieners leven als verschoppelingen in het bos en proberen er het beste van te maken. Volgens Burns is de puberteit als een ziekte: de één groeit erover heen, de ander blijft er eeuwig in hangen. In de wereld van Burns kent deze periode daarom veel horrorachtige elementen, het is alsof je in de Twilight Zone pubert.
‘Misschien heb ik die tijd ook wel zo beleefd. Vrienden van mij hebben hetzelfde ondergaan als ik. Ze verkopen nu vastgoed en zijn gelukkig, dus misschien ligt het aan mij,’ zegt de stripmaker lachend. ‘Ik vind de puberteit een belangrijke periode. Ik word aangetrokken door de intensiteit van je emoties en van de transformaties die je fysiek en mentaal doormaakt.’
Opgroeien
Burns’ jeugd blijkt een eindeloze bron van inspiratie voor hem te zijn. De stripmaker groeit in zijn werk langzaam op, men zou bijna kunnen spreken van surrealistische memoires. ‘In de loop der jaren heb ik verschillende leeftijden behandeld in mijn strips. De verhalen over Big Baby, de bijnaam van het jongetje Tony wiens hoofd veel lijkt op dat van een ruimtewezen, gaan over opgroeien in de vroege jaren zestig. Black Hole neemt me de middelbare school in. Ik wilde de personages in de wereld plaatsen die ik kende van mijn jeugd in de vroege jaren zeventig, toen ik opgroeide in Seattle. De drie boeken waar ik nu aan werk beginnen in de late jaren zeventig en het punktijdperk. Ik maak altijd de grap dat ik tegen de tijd van mijn sterfbed aan het schrijven over mijn midlifecrisis toe ben.’
Sombere visie
Naast strips maakt Burns ook commercieel werk: al jaren tekent hij de omslagen voor het literaire tijdschrift The Believer, maakt hij illustraties, advertenties en platenhoezen. Hij brak begin jaren tachtig door met strips in het avant-gardistische striptijdschrift RAW. In Museum M te Leuven is nu een retrospectief van zijn tekeningen en illustraties te zien. ‘Veel mensen die de expositie zien realiseren zich dat mijn obsessies en visie, wat die ook mogen zijn, vanaf het begin al aanwezig waren. Er zitten geen radicale veranderingen in mijn werk, alleen subtiele. Over het algemeen is het allemaal heel herkenbaar.’
Het universum van Burns kenmerkt zich door een sombere visie op de mensheid. ‘Dat is deel van mijn DNA, deel van wie ik ben,’ bekent de stripmaker. ‘Ik probeer eerlijk te zijn en weer te geven wat ik zie, denk en voel. ‘Het is niet een compleet zwart beeld van de wereld, ik ervaar niet overal walging of afkeer bij, maar sommige van die dingen komen wel aan de oppervlakte als ik aan het werk ben.’
Body horror
De strips van Burns zijn vaak gecompliceerde vertellingen vol symboliek, vertelt vanuit meerdere perspectieven. Ze kennen een ingewikkelde narratieve structuur met flashbacks en flashforwards. De verhalen roepen associaties op met het surrealisme in de films van David Lynch en de body horror van regisseur David Cronenberg: ‘Met hen word ik het vaakst vergeleken. Er zijn ook zeker overeenkomsten tussen hun werk en het mijne. Toch zijn ze geen inspiratiebronnen voor me, want Lynch en Cronenberg kende ik niet toen ik jong was. Invloeden zijn voor mij dingen waar ik als kind aandachtig naar keek, stripmakers wiens werk ik natekende en die ik probeerde te evenaren. Zoals Saul Steinberg die in complexe en fantastische lijnen cartoons voor The New Yorker tekende. Een directere invloed in verband met wat ik nu maak is Harvey Kurtzman. Toen ik nog erg jong was keek ik naar Kurtzmans Mad Comics, niet te verwarren met het latere magazine zoals dat nog steeds wordt uitgeven. Mad Comics kwamen oorspronkelijk uit als een comic in de jaren vijftig, mijn vader had er zwart-witte heruitgaven van.’
Zelfportret Om de vooroordelen omtrent zijn inspiratiebronnen tegen te spreken, staat in de expositie een muur volgehangen met honderd boekomslagen. ‘Het zijn boeken uit mijn boekenkast. Op een bepaalde manier is het een soort van zelfportret. De algemene aanname is namelijk dat ik alleen maar Amerikaanse horrorcomics uit de jaren vijftig en zestig ken, en ik wilde laten zien dat de reikwijdte van waar ik mee ben opgegroeid veel groter is dan dat.’
Burns nieuwste project wordt een trilogie, waarvan het eerste deel in 2010 verscheen: X’ed Out. De titel refereert volgens Burns naar twee zaken in het verhaal. De tiener Doug, die gewond en ziek het bed houdt, probeert de inname van zijn medicijnen te minderen. Hij heeft een schema gemaakt van het aantal dagen dat hij nog moet slikken en streept deze door, als een gevangene die de dagen tot zijn vrijlating bijhoudt. De andere verwijzing is naar de punkcultuur: de punks sloten zichzelf buiten de maatschappij en zetten als het ware een kruis door hun participatie daaraan.
Kuifje
Een belangrijke inspiratiebron zijn de strips van Hergé, geestelijk vader van Kuifje en uitvinder van de ‘klare lijn’-stijl. ‘Een groot deel van mijn kindertijd moest ik mezelf vermaken en dat deed ik door te tekenen en strips te lezen. Nog voordat ik kon lezen kreeg ik Kuifje-albums van mijn vader en werd verliefd op ze. Ze maakten grote indruk op mij.’ In X’ed Out zijn de invloeden van Hergé duidelijk terug te zien in de tekeningen: hoofdpersoon Doug lijkt in zijn dromen op een popartversie van Hergés held maar dan met een zwart kuifje haar. ‘Uiteindelijk hebben het verhaal, de personages en wat ik wil vertellen niets te maken met de wereld van Kuifje of die van Hergé, maar de beeldtaal en misschien ook de sfeer die ik als kind tot me genomen heb, komen er nu op deze manier uit.’
Charles Burns: Zwart gat (oorspr. Black Hole en X (oorspr. X’ed Out) Oog & Blik/De Bezige Bij
Charles Burns in Museum M in Leuven te zien tot en met 11 maart.