Categorieën
Strips

Tekenles van meestervervalser Gerben Valkema

Van het bijdehante stripfiguurtje Elsje is het achtste album uit. Stripmaker Gerben Valkema is echter ook een zeer verdienstelijke ghosttekenaar. ‘Bommel moet als Bommel voelen.’

cover_elsje-8‘Het leuke aan Elsje is dat ze geen restricties heeft die wij wel hebben. Veel mensen vinden haar bot, maar dat valt wel mee. Ik heb een dochter van drie, nou dat is ook een bot ding soms. Zo zijn kinderen,’ aldus tekenaar Gerben Valkema (1980) die samen met scenarist Eric Hercules de humorstrip Elsje maakt die draait om het gelijknamige, bijdehante basisschoolmeisje. De strip verschijnt in 15 regionale dagbladen en Eppo stripblad; het nieuwste album is net uit.

Als Valkema even genoeg heeft van Elsje tekenen, maakt hij voor de lol en de oefening een tekening van bijvoorbeeld Robbedoes of Johan en Pirrewiet. Of hij mengt Elsje in andere stripwerelden. Zo tekende hij haar in een cover van het fictieve album Asterix niet bij de Batavieren toen er op Facebook gegrapt werd wanneer het Gallische duo eens naar Nederland zou komen.

Elsje en Asterix
Valkema is goed in staat om op overtuigende wijze stripfiguren van anderen te tekenen en zich hun stijl eigen te maken. ‘Als kind oefende ik al met bestaande stripfiguren en dat ben ik blijven doen omdat het leuk en leerzaam is. Eigenlijk ben ik altijd al een soort ghosttekenaar geweest. Misschien heb ik een natuurlijke aanleg om mezelf te verplaatsen in andermans lijnvoering.’

Basisvorm
Op zijn achttiende werd Valkema uit de stripwinkel waar hij werkte geplukt door Jan Kruis die nieuw talent zocht voor zijn studio. Valkema begon zijn carrière dus als ghosttekenaar van onder meer Jan, Jans en de kinderen. ‘Ik dacht, binnen een maand of twee heb ik mijn eerste pagina wel gemaakt, want dat krasserige lijntje van Kruis kan ik wel tekenen. Maar hoe je die lijn zet en waar die moet staan, dàt is tekenen. Kruis kwam in het begin langs op de studio. Hij legde mijn tekening op de lichtbak en gaf tips. Heel leerzaam. Het was voor mij een openbaring om te ontdekken dat Jan, ondanks al zijn ervaring, nog steeds eerst een basisvorm van rondjes en stangetjes neerzette als hij zijn figuurtjes tekende. Veel tekenaars die ik hoog heb zitten werken zo. Er zit veel aandacht in de constructie van de figuren.’

Bij de redactie van Donald Duck die in hetzelfde pand zat, kopieerde Valkema de modelsheets van Disney-figuren om die thuis te leren tekenen. Handig, want later werkte hij voor Disney en maakte covers en parodieën van cd-hoezen voor de Donald Duck.

heerbommel_i-padden_cover

Heer Bommel
Omdat Valkema een soort meestervervalser is, wordt hij wel eens gevraagd voor speciale projecten. In 2012 tekende hij prachtige pastiches van Heer Bommel en Tom Poes in het verhaal Heer Bommel en de i-Padden, geschreven door Patty Klein voor het honderdjarige bestaan van de Vereniging van Bibliothecarissen. Was het moeilijk voor Valkema om zich de Toonder-stijl eigen te maken? ‘Dat was heel frustrerend. Ik kijk altijd goed naar de basisvormen van de figuurtjes en bij Bommel krijg je op de een of andere manier niet je vinger erachter hoe die in elkaar steken. Ik heb een meter Bommelboeken en die nam ik door. Dan valt je opeens op dat stripfiguren niet consequent getekend worden. Het ene moment is het hoofd groot, dan weer klein. Dan heeft ie dikke handen, dan kleine. Op een gegeven moment ben ik gewoon aan de slag gegaan om te zien waar het schip zou stranden. Ik heb mezelf constant gecorrigeerd door bijvoorbeeld de tekening te spiegelen, dan zie je de fouten sneller. Wil Raymakers, ook Bommel-tekenaar en codirecteur van de Toonder Compagnie, heeft me aanwijzingen gegeven, zoals: “Je oortjes staan teveel naar achteren.” Uiteindelijk is het wel Bommel geworden, al zien mijn collega’s wel dat ik het getekend heb.’

De wording van een plaatje uit Gerbens Bommelstrip
De wording van een plaatje uit Gerbens Bommelstrip

Grote borsten

Agent 327 en Olga Lawina, misschien wel de bekendste vrouw uit de reeks. Illustratie: Martin Lodewijk
Agent 327 en Olga Lawina, misschien wel de bekendste vrouw uit de reeks. Illustratie: Martin Lodewijk

Omdat Martin Lodewijk dit jaar 75 werd, werkte Valkema mee aan een speciale strip voor Eppo waarvoor hij de personages uit de strip Agent 327 voor zijn rekening nam. ‘Ook voor Lodewijk geldt dat hij niet twee keer hetzelfde figuur tekent. Als je in de stijl van een ander tekent, wil je iets op voorbeeldmodel kunnen tekenen, maar dat model bestaat eigenlijk niet. Wat het uiterlijk van die poppetjes betreft is er een soort centrum waar binnen ze zich bewegen. Daar binnen zit aardig wat rek. Het is niet zoals bij Disney dat alles precies uit te meten is. De oren van Mickey Mouse zijn altijd even groot bijvoorbeeld. Om Agent 327 te tekenen heb ik goed op details gelet: ik teken bijvoorbeeld de oren van 327 veel kleiner dan Lodewijk dat doet. Ik moest mezelf constant corrigeren om die oren naar mijn gevoel onnatuurlijk groot te tekenen. Hetzelfde geldt voor de borsten van Olga Lawina. Ik heb ze al een paar keer gecorrigeerd en nog steeds zijn ze niet zo groot als dat Martin ze zou maken. Dat durf ik niet. Ik denk niet dat ik weg kan komen met die borsten.’

Zwendel-Elsje-K2

Welke tips heeft Valkema voor potentiële stripvervalsers? ‘Teken vooral veel van goed verkopende tekenaars na en stop ze allemaal op veilingsite Catawiki. Dan word je slapend rijk,’ zegt hij lachend. ‘Maar zonder gekheid: je moet je heel goed in de oorspronkelijke stijl verdiepen. Bij Studio Jan Kruis pakte ik een tekening van Daan Jippes, daar legde ik een velletje overheen om de basisvormen en de actielijn van hem over te nemen. Daarna legde ik Daans illustratie weg om mijn eigen tekening af te maken. Deze vergeleek ik dan met de zijne om te zien wat ik gemist had. In het begin tekende ik nog wel figuurtjes na of trok ze over om te zien hoe ze in elkaar zitten. Nu niet meer. Na 15 jaar moet ik gewoon naar een plaatje kunnen kijken en deze als het ware projecteren. Als je Bommel tekent dan moet hij als Bommel voelen. Als alle details op hun plek vallen dan hoef je niet precies de Bommel te tekenen zoals je hem uit een bepaald plaatje kent, maar dan voelt hij alsof je hem kent.’

Eric Hercules & Gerben Valkema. Elsje #8
Don Lawrence Collection

Dit interview is geschreven voor en gepubliceerd in VPRO Gids #1 (2015).

Categorieën
Striprecensie Strips

Striprecensie: Suikerschedel van Charles Burns

Met Suikerschedel heeft Charles Burns eindelijk zijn trilogie afgerond. De puzzelstukjes zijn compleet maar het plaatje blijft deels gehuld in mysterie. Het levert een boeiende leeservaring op.

SUGAR-SKULL_charles_burns

charlesburns_zelfportret
Charles Burns. Zelfportret.

In de albums X, De Korf en Suikerschedel mengt Burns de beeldtaal van Hergés Kuifje met elementen van het werk van Willam Burroughs en met een flinke scheut David Lynch. Het resultaat is verbluffend en, vooral de finale, ontroerend.

Toen ik begin 2012 Burns interviewde voor de VPRO Gids en Kuifje ter sprake bracht, zei de tekenaar daar het volgende over: ‘Een groot deel van mijn kindertijd moest ik mezelf vermaken en dat deed ik door te tekenen en strips te lezen. Nog voordat ik kon lezen kreeg ik Kuifje-albums van mijn vader en werd verliefd op ze. Ze maakten grote indruk op mij. Uiteindelijk hebben het verhaal, de personages en wat ik wil vertellen niets te maken met de wereld van Kuifje of die van Hergé, maar de beeldtaal en misschien ook de sfeer die ik als kind tot me genomen heb, komen er nu op deze manier uit.’

charles_burns_xIn X (of X’ed Out als je de Engelse versie leest) maakten we kennis met Doug, een getormenteerde jongen wiens alter ego Nitnit (juist, Tintin omgedraaid) gevangen zit in een surrealistische, alternatieve realiteit, opgeroepen door de verdovende middelen die Doug slikt en de dramatische gebeurtenissen die vooraf gingen. Doug krijgt een relatie met Sarah, een kunststudente met een gewelddadig en stalkend ex-vriendje. De relatie tussen Sarah en Doug verloopt dramatisch en dan is er ook nog… Maar wacht, laat ik niet meer over de plot prijsgeven.

Met een beschrijving van wat er gebeurt en wie wat doet, doe je het werk van Burns eigenlijk te kort. De verhalen van Burns moet je ondergaan, je moet ze ervaren. Het zijn vaak gecompliceerde vertellingen vol symboliek, soms vertelt vanuit meerdere perspectieven. Ze kennen een ingewikkelde narratieve structuur met flashbacks en flashforwards.

Het werk van Burns fascineert omdat hij net als bovengenoemde Lynch nachtmerrieachtige taferelen toont in een realistische omgeving. De ‘echte’ wereld vervormd tot een surrealistische droom, weergegeven in een strakke, bijna klare lijn. En de personages in die nachtmerrie zijn gelaagd, intrigerend en feilbaar.

“I guess I struggle through those ideas of what those characters are and why they’re out there. I think all the characters are pretty fallible. And I think, in the trilogy, you’re focusing on Doug – that’s the primary focus. Then you’re definitely seeing that Sarah has got her shortcomings and she’s struggling with a lot of things. It’s less specific but you can see that she’s not a perfect person either,’ verklaarde Burns in een recent interview met Patrick Lohier van BoingBoing.net.

Sommige gebeurtenissen in het verhaal raakten een gevoelige snaar bij mij omdat ik dingen in mezelf herkende. Ik vermoed dat dit voor iedere lezer anders zal zijn, wat de strip alleen maar rijker maakt.

Fragment uit 'X'
Fragment uit ‘X’

suikerschedelNiet alle elementen in het verhaal zullen bij eerste lezing duidelijk worden. Sterker nog: pas bij het lezen van Suikerschedel is grotendeels duidelijk waar het verhaal precies om draait. Burns maakt intrigerende, gelaagde verhalen die enige studie vergen, maar zeer de moeite van het lezen waard zijn.

Doe jezelf daarom een lol en schaf meteen alle drie de boeken aan om deze achter elkaar te kunnen lezen. Een bijzondere leeservaring staat je te wachten.

Charles Burns. Suikerschedel
Oog & Blik / De Bezige Bij, € 21,95 (hardcover)

Categorieën
Daily Webhead Strips Video

DW Video: Ondertussen in het Belgisch Stripmuseum

Een impressie van het Stripmuseum in Brussel, inclusief een stukje Smurfenles van stripkenner en gids Kurt Morissens en een uitvoerige blik op de expositie De kunst van het Stripverhaal.

Tijdens reportages maak ik natuurlijk een hoop aantekeningen, maar ik schiet ook vaak videomateriaal om bij het schrijven van mijn stukken te raadplegen. Zoals tijdens mijn bezoek aan het Belgisch Stripmuseum in oktober. Dat beeldmateriaal heb ik gemonteerd tot een video en geeft mijns inziens een aardige impressie van het Stripmuseum dat ik iedere stripliefhebber van harte aanbeveel.

Categorieën
Film Mike's notities

Sinterklaas en Zwarte Piet

In mijn schoen vond ik een Playmobildoosje met daarin Sinterklaas en Zwarte Piet. Dankjewel, Linda… euh Sinterklaas!

playmobil_zwarte_piet_02

Al vanaf het moment dat ik in Het Parool een foto zag staan van een Zwarte Piet-figuurtje van Playmobil, wilde ik deze al hebben. Ik verzamel doorgaans geen speelgoed, maar ik vermoed dat deze vorm van Zwarte Piet binnenkort tot het verleden behoort. Ik denk niet dat de Playmobil Zwarte Piet nog lang in het assortiment heeft zitten, gezien hoe fel dit jaar de discussie omtrent de assistent van de goedheiligman is opgelaaid.

Het setje wordt voor mij dan symbool voor hoe we vroeger Sinterklaas vierden. Tradities veranderen. Als Piet inderdaad alle kleuren van de regenboog gaat hebben in de toekomst, en er rode, groene en blauwe Pieten met Sinterklaas op pad gaan, dan heb ik, voor de komende generaties toch nog een traditionele Piet in bewaring thuis.

Vorig jaar vond ik het een nogal onzinnige discussie, want ik had zelf als kind Zwarte Piet nooit als racistisch ervaren. De laatste tijd besef ik dat ik niet voor anderen kan uitmaken wat ze als racistisch ervaren, ook als hetgeen wat ze als racistisch ervaren niet als zodanig bedoeld is.

In mei schreef ik over mijn Nederlanderschap en de vraag wat mij eigenlijk een Nederlander maakt. Het Sinterklaasfeest is een klein deel van het antwoord, want daar ben ik mee opgegroeid. (Al wordt Sinterklaas overigens niet exclusief in Nederland gevierd.)

Zo zwart als roet
Uiteraard heb ik ook naar de documentaire Zwart als roet van Sunny Bergman gekeken. En zoals bij haar eerdere werk, heb ik daar gemengde gevoelens bij. Ik vind het goed dat er films over maatschappelijke discussies gemaakt worden die tot nadenken stemmen. En Bergmans film doet dat. Maar tegelijkertijd laat Bergman vooral de weg zien die zij aflegt, haar film blijft vooral steken in particuliere ervaringen, waarvan die van de filmmaakster als leidraad dienen. Hoewel ze tijdens haar reis ook zaken aanstipt die voor ons allemaal interessant zijn, zoals de onbewuste vooroordelen die we hebben ten opzichte van anderen. Ook verbaasde het me dat in 1987 Sesamstraat al aandacht had voor de racistische aspecten van Zwarte Piet. Ik wist niet dat de discussie al zo lang speelt.

Ik vond het interessant om de mensen van de Anti-Piet-organisatie aan het woord te zien, maar vond dat er weinig ruimte was voor het andere geluid. Van de pro-Pieten werden vooral de mensen geciteerd die zich racistisch via sociale media hebben uitgelaten. De heren van de pietitie kwamen weliswaar aan het woord, maar een erg duidelijk verhaal hadden ze niet. Dat kan natuurlijk ook aan de montage van de film liggen, want de regisseur bepaalt wat we wel en niet zien van een interview en kan de beeldvorming van dat gesprek dus op een heel simpele manier manipuleren.

Ik denk dat Sunny Bergman wel teveel in een film wilde stoppen, iets wat ze in een interview met de VPRO Gids ook toegeeft. Om ook nog eens de representatie van minderheden in Hilversum erbij te halen en daar enkele NPO-bobo’s op aan te spreken, vond ik wat te veel van het goede. Vooral omdat niet verder wordt uitgelegd wie die mensen uit het groepje zijn.

Wat ik dus vooral miste in Zwart als roet, was duiding door onafhankelijke stemmen. Dat had de film mijns inziens meer waarde en gewicht gegeven.

Categorieën
Strips

Joris Vermassen: ‘Soms moeten verhalen lang rijpen’

Stripmaker en ex-cabaretier Joris Vermassen maakte een prachtige, tragikomische striproman over afscheid nemen en midlifecrisis. ‘In het echte leven gaat iemand dood terwijl je er niet bij bent.’

zotte_geweld_coverHet zotte geweld van Joris Vermassen is een ontroerende striproman waarin de stripmaker een goede balans weet te vinden tussen tragikomische elementen en waarachtige, emotionele scènes. Stand-upcomedian Tom Steurs verkeert in een levenscrisis. Met zijn carrière wil het niet echt vlotten, zijn relatie verloopt stroef en zijn geliefde zus Elke ligt doodziek in het ziekenhuis.

Vermassen, die les geeft aan de School of Arts in Gent en onderzoek doet naar de dialoog tussen tekst en beeld in het gebied tussen beeldende kunst en literatuur, was tot 2007 zelf stand-upcomedian onder de naam Fritz Van den Heuvel. Hetzelfde pseudoniem waaronder hij dagelijks een cartoon maakt voor De Standaard Avond en scenario’s schrijft voor de humoristische jeugdstrip De Bamburgers. Voor Het zotte geweld putte hij deels uit eigen ervaringen; net als in de strip is zijn zus overleden aan een kapotte alvleesklier. Toch wil de stripmaker het daar liever niet over hebben: ‘Dat dingen waargebeurd zijn, speelt eigenlijk geen rol, vind ik, en daar gaat mijn onderzoek ook over. Tegenwoordig staat de auteur te veel tussen zijn werk en de lezer. Ik wil daar niet tussen staan. Ik denk dat je moeilijk over dingen kunt schrijven als je er geen enkele band mee hebt. De vakman in mij zag een goed verhaal in het feit dat iemand ’s avonds op het podium staat om mensen te laten lachen en ’s morgens in het ziekenhuis afscheid neemt van iemand die doodgaat. Die heftige emotie en tweestrijd in het personage was mijn uitgangspunt. In de strip zitten veel emoties die ikzelf heb gehad en dingen die ik heb meegemaakt, maar ik heb ook veel verzonnen. Ik ben niet het personage.’

Woody Allen
Door het uiterlijk en het beroep van het personage Tom en de tragikomische toon in het verhaal, doet de strip aan het vroege werk van filmmaker Woody Allen denken. Dat is geen toeval: ‘Allens werk lardeert voortdurend tussen serieus en karikatuur. Dat boeide mij ook aan het maken van deze strip, om op een bepaald moment toch een lach op het gezicht van de lezer te voorschijn te toveren en op een ander moment hem naar de keel te grijpen. Dat is veel rijker dan wanneer iets puur een komedie is.’

Foto: Rony Heirman

Het zotte geweld begon als filmscenario, maar de verfilming ervan laat tot op heden op zich wachten. Het was voor Vermassen niet simpel een kwestie van het script decouperen en opdelen in strippagina’s. Zo moesten dialogen worden ingekort om in de tekstballons te passen. Ook voegde Vermassen een voice-over toe. ‘Film ligt dicht bij strips, maar is directer. Ik wilde een film maken omdat ik dacht dat emoties beter tot uiting gebracht kunnen worden in filmtaal en dat het moeilijk zou zijn om met strips hetzelfde te bereiken. Strips werken vooral op symbolisch vlak, het blijven krabbeltjes op papier met tekst. Er is geen muziek en de lezer moet veel inspanningen doen. Inmiddels ben ik op die mening teruggekomen, want volgens mij is het gelukt om met Het zotte geweld de emoties die ik in het verhaal legde, over te brengen aan de lezer. Ik denk dat dit deels komt omdat er veel aan het verhaal is gewerkt. Soms moeten verhalen lang rijpen. Toen ik in 2011 aan de strip begon, had ik net de zevende versie van het filmscenario geschreven. Ik was bang dat de strip als een sentimenteel niemendalletje afgeserveerd zou worden, dus heb ik heel bewust nagedacht over hoeveel emoties ik er letterlijk in zou stoppen via de tekst en hoeveel ik aan de lezer zou overlaten. Er is ook hard gewerkt genuanceerde personages te maken en geen bordkartonnen figuren.’

Titanic
De stripmaker werkt naar een knap geconstrueerd einde toe waarin alle elementen mooi samenvallen. ‘Net als bij het verhaal van de Titanic weet je waar het naartoe gaat. Iedereen weet dat die zus gaat sterven. Tot versie zeven van het filmscenario liet ik Elke euthanasie plegen. In de strip wil Elke juist niet doodgaan. Nogal een verschil. Ik kón haar geen euthanasie laten plegen. Eigenlijk is euthanasie een heel dankbaar einde voor een verhaal, want je brengt alle belangrijke personages gezellig samen rond dat bed. Degene die doodgaat, vertelt dan iets leuks, en iedereen lacht dan weer eens met de tranen in de ogen. Zoals bij Komt een vrouw bij de dokter. In het echte leven gaat iemand dood terwijl je er niet bij bent. Al tekenend merkte ik dat dit het thema werd. Tom heeft constant het gevoel dat hij niet genoeg bij zijn zus kan zijn en niet genoeg voor haar doet. Aan het einde van de strip zit hij een beetje hulpeloos op een terrasje een pint te drinken en krijgt hij een lullig telefoontje dat Elke is overleden terwijl hij eigenlijk van plan was om haar straks te bezoeken. Zo gaat dat.’

Het-Zotte-Geweld-beeld

Standbeeld
Hoewel het beeld Het zotte geweld van de jong gestorven kunstenaar Rik Wouters een centrale rol in de strip heeft, was het een gelukkig toeval dat in 2011 een biografie over hem uitkwam. ‘Het beeld staat symbool voor de uitbarsting van leven en vrolijkheid. Dat danst voortdurend door het verhaal heen. Het werkt ook als een soort spiegel,’ legt Vermassen uit. Hij vermengt passages over de ontstaansgeschiedenis van het beeld en het levenseinde van Wouters met scènes in de strip waardoor deze symbool staan voor wat Elke doormaakt. De biografie was het laatste puzzelstuk dat Vermassen nodig had om zijn verhaal tot een mooi einde te brengen. Deze wending verraste de stripmaker zelf ook: ‘Toen dat gebeurde dacht ik: “Wauw! Dat past perfect in de plooi.” De schoonheid van de techniek van het vertellen ontroert mij dan.’

Het-Zotte-Geweld-absurdVermassen heeft de strip twee keer getekend. Toen de tekenstijl met eenvoudige lijnen en vrolijke kleurtjes gemengde reacties opriep, hertekende hij het hele verhaal in een schetsmatigere stijl. ‘Ik koos voor een beperkt kleurenpalet met de nadruk op licht en sfeer in plaats van vormen en lijnen. Niet alleen het verhaal maar ook de stijl had dus een lang rijpingsproces nodig.’

Joris Vermassen. Het zotte geweld.
Uitgeverij Vrijdag, €16,90
ISBN 978 94 6001 251 8

Dit interview is geschreven voor en gepubliceerd in VPRO Gids #47 (2014).

Categorieën
Strips

25 jaar Belgisch Stripmuseum: Waken over striperfgoed

Het Belgisch Stripmuseum bestaat 25 jaar. Het succesvolle museum waakt over het striperfgoed van België, maar heeft hiervoor eigenlijk te weinig middelen.

Willem De Graeve. Foto: Daniel Fouss
Willem De Graeve. Foto: Daniel Fouss

‘Zoals Obelix in de ketel met toverdrank viel, ben ik als kind in de ketel van het stripverhaal gevallen. Zoals veel Belgen zat ik als kleuter al met mijn neus in de stripcollectie van mijn ouders, dat waren vooral albums van Suske & Wiske. Toen ik eindelijk had leren lezen waren zij erg opgelucht, want ik vroeg altijd wat er in de tekstballonnetjes stond,’ vertelt Willem De Graeve, codirecteur en hoofd communicatie van het Belgisch stripmuseum in de Brasserie van het instituut. Begin oktober zit hij er kwiek bij op de ochtend na de door internationale pers bezochte persconferentie en het grote feest van de 25ste verjaardag van het Stripmuseum.

Wie het art nouveau-gebouw binnenstapt, krijgt ook het gevoel in de ketel van het beeldverhaal te vallen. In de centrale hal begroeten beelden van Asterix, Robbedoes en andere stripfiguren de bezoekers. Naast de marmeren trap staat de bekende raket uit Kuifje en aan de andere kant een Deux Cheveaux met daarop de Marsupilami van Franquin op de motorkap getekend. Vanaf de eerste verdieping kan men uiteenlopende tentoonstellingen met originele pagina’s en tekeningen bekijken. Het museum gaat met zijn tijd mee, want sinds kort is het deels virtueel via Google Street View te bezichtigen.

Foto: Daniel Fouss.
Foto: Daniel Fouss.

Bij de oprichting in 1989 kreeg het museum een tweeledige taak: allereerst het promoten van het stripverhaal in de breedste zin des woords. Bij deze missie hoort ook het bewaren en conserveren van het striperfgoed. ‘We willen laten zien dat stripverhalen bij de cultuur horen en dat België daar een belangrijke rol in speelt. We hebben ons doel bereikt als een familie die weinig opheeft met de strip, na een bezoek naar buiten gaat met het idee dat het toch knap is wat er gemaakt wordt en besluit eens een album open te slaan.’ Ten tweede moet het gebouw, het enige overgebleven textielwarenhuis ontworpen door architect Victor Horta, in ere gehouden worden. De taken van het museum zijn hetzelfde gebleven, maar de stripwereld is in een kwart eeuw wel veranderd. Vroeger kwamen er 500 albums per jaar uit, nu 5000. De Graeve: ‘Toen waren de Franse strips vooral een voortzetting van wat er vroeger gebeurde, Nederlandstalige strips waren voornamelijk familiestrips. Tegenwoordig is de strip als film, alle genres en stijlen zijn vertegenwoordigd.’

Stripmuren
Met per jaar vier tijdelijke en vijf vaste tentoonstellingen, plus zeven exposities rondom een nieuw album, trok het museum in 2013 zo’n 200.000 bezoekers. Hiervan komt 80% uit het buitenland, uit Nederland komt slechts 3,8%. ‘Ik denk niet dat de Nederlanders gebrek aan stripliefde hebben, want Suske & Wiske zijn populairder in Nederland dan hier en jullie hebben grote stripauteurs. Veel Nederlanders denken bij Brussel aan het Europees parlement, dat het een saaie kantoorstad is waar alleen Frans wordt gesproken.’ In Brussel leefden en werkten de grote spelers van het Franco-Belgische beeldverhaal. De stad toont deze stripgeschiedenis met onder meer het Stripmuseum, het Marc Sleen Museum, vijftig stripmuren en beelden van personages in het straatbeeld.

De nieuwste stripmuur in Brussel is van Robbedoes.
De nieuwste stripmuur in Brussel is van Robbedoes.

Het museum probeert de twee typen bezoekers, toeristen en stripkenners, zo goed mogelijk te bedienen. De nieuwe permanente expositie De kunst van het stripverhaal geeft middels originele pagina’s, schetsen en fragmenten uit scenario’s een mooi overzicht van iedere fase van het maakproces. Dat verhaal zal voor de kenners geen nieuws zijn, maar die kunnen weer genieten van een originele tekening van Willy Vandersteen of van jong talent Kristof Spaey. Videobeelden van stripmakers aan het werk verlevendigen de expositie die een goed voorbeeld is van hoe je striperfgoed voor het publiek toegankelijk kunt maken.

Striperfgoed bedreigd
Waar in Turnhout het Vlaams documentatiecentrum van de strip fungeert als studiecentrum met een grote collectie secundaire literatuur, is in België het Stripmuseum de belangrijkste speler wat het bewaren en conserven van striperfgoed betreft. Het museum bewaart zo’n 8.000 platen en illustraties, scenario’s en verwante zaken. De conservatieruimtes worden op een constante temperatuur gehouden, zijn beveiligd en slechts voor enkelen toegankelijk. De meeste stukken zijn in bruikleen. ‘Voor ons is al het materiaal waardevol, maar we zijn genoodzaakt aan de auteurs of erfgenamen een selectie te vragen. De auteur laten we zelf kiezen want die kent zijn eigen werk het beste. Het voordeel van bruikleen is dat een auteur na vijf jaar een nieuwe reeks of striproman heeft, en het oudere werk voor nieuw materiaal kan ruilen. Zo hebben we altijd topstukken.’

Het museum wil van iedere grote auteur een representatieve selectie hebben zodat deze voor de volgende generaties bewaard blijft, maar het bewaren van het erfgoed wordt door verschillende factoren bemoeilijkt. Door gebrek aan financiële middelen zette de organisatie de werving van nieuwe stukken op een laag pitje. Jammer, want veel belangrijke stripauteurs zijn op dit moment oud of net overleden. Dus nu is het moment om te verzamelen. Het museum haalt zijn inkomsten vooral binnen via kaartverkoop en speciale evenementen. De overheid is goed voor slechts acht procent: ‘Bij ons in België is alles gesplitst in Vlaams en Franstalig. Als we ervoor zouden kiezen om alleen Vlaamse strips te tonen, dan zouden we van de Vlaamse regering veel geld kunnen krijgen. Maar omdat wij Franstalige, Vlaamse en buitenlandse strips willen tonen, is dat lastig, want nu zou de Franstalige regering kunnen zeggen: “Als we jullie geld geven, gaan jullie daar ook de Vlaamse strip mee promoten. Dat kan toch niet!”

Inmiddels is door alle tekeningen de klimaatkluis bijna vol. Ook moeten er nieuwe lokalen gehuurd worden om de groeiende stripcollectie en verwante boeken in op te slaan. Daarvoor ontbreekt ook het geld. Alle stukken die tijdelijk worden tentoongesteld, worden in gescand. Daar heeft het kleine team de handen al aan vol.

Belasting

Foto: Daniel Fouss
Foto: Daniel Fouss

Recent kreeg het museum het gehele oeuvre van strippionier George van Raemdonck (28 augustus 1888 – 28 januari 1966) in bruikleen van de nabestaanden. Van Raemdonck was de tekenaar van de klassieke en destijds populaire strip De wereldreis van Bulletje en Bonestaak. Met 8.000 stuks verdubbelt dit oeuvre de totale collectie van het museum, dat deze grote hoeveelheid nu eigenlijk niet aankan.
Daarnaast is de markt een bedreiging voor het striperfgoed: tegenwoordig kunnen originelen veel geld waard zijn. Stripmakers verkopen ze aan particuliere verzamelaars en galeries, vaak om dalende omzetcijfers te compenseren. Het werk raakt daardoor verspreid. Dit bemoeilijkt het maken van overzichtstentoonstellingen.

De belastingdienst is een andere potentiële bedreiging van het striperfgoed want die ziet in het waardevolle oeuvre van overleden stripmakers een mooie inkomstenbron middels erfrecht. Om te voorkomen dat zijn nabestaande een hoge belasting moeten betalen, besloot de bekende stripmaker François Schuiten er recent voor om zijn oeuvre te schenken aan onder andere de Koning Boudewijnstichting en de Bibliothèque Nationale de France. Hij passeerde het Stripmuseum. Een stap die De Graeve ook verbaast: ‘Dat was een vreemde beslissing, want de Koning Boudewijnstichting heeft geen kennis op het vlak van conservatie. Ik hoop dus voor Schuiten dat zijn originele platen niet ergens in een kartonnen doos staan opgeslagen.’ Aan het informatietijdschrift Stripgids vertelde Schuiten dat het Stripmuseum niet de middelen heeft om haar ambities van een nationaal centrum waar te maken: ‘Je hoeft maar binnen te stappen om te weten wat ik bedoel: het gebouw is stilaan aan het afbrokkelen, de collectie wordt niet uitgebreid en is al die tijd hetzelfde gebleven, en dan spreek ik me nog niet uit over de kwaliteit van hetgeen je er ziet!’

De Greave beantwoordt deze kritiek: ‘Schuiten was erg betrokken bij de stichting van het Stripmuseum en zijn beeld ervan is gebaseerd op de beginjaren. Er waren veel minder bezoekers, financiële problemen en kennis van het conserveren ontbrak. We hebben geprobeerd hem de huidige situatie duidelijk te maken, maar hij bleef erbij dat hij geen vertrouwen in ons had.’

Enorm archief

Minneboo in gesprek met Hec Leemans (rechts). Foto copyright Daniel Fouss.
Minneboo in gesprek met Hec Leemans (rechts). Foto copyright Daniel Fouss.

Hec Leemans (1950), stripmaker van onder andere de reeks Bakelandt en FC de Kampioenen en aanwezig tijdens de persconferentie, maakt zich niet zo druk over erfrechten: ‘Wat is de waarde van een archief of van een originele pagina? Als je een keer een plaat verkoopt voor 5000 euro dan is dat prima, maar als de belastingdienst op basis daarvan de waarde van je archief gaat bepalen, klopt dat niet.’ Samen met zijn vrouw houdt hij zijn aanzienlijke archief bij. ‘Ik heb gelukkig een groot atelier, met grote kasten waar ik dat allemaal kwijt kan. Het is niet uitgesloten dat ik dat over een aantal jaar een deel van afsta aan het Stripmuseum.’

Zijn jongere collega Pieter de Poortere (1976) is naar eigen zeggen nogal slordig wat zijn originelen betreft: ‘Ik bewaar alles in grote dozen. Af en toe moet ik daar dan een tekening uit zien terug te vinden en dan gooi ik het materiaal eruit. Die tekeningen zijn dus opgerold of gekreukt. Overigens verkoop ik originele platen niet graag, want voor de volledigheid wil ik alles zelf houden.’ Die volledigheid wordt bedreigd door het feit dat De Poortere veel digitaal werkt. Die bestanden blijken vaak maar tijdelijk houdbaar.

Het auditorium van het Stripmuseum werd recent vernoemd naar de stripmaker en ingericht als woonkamer van zijn personage Boerke dat dit jaar 15 jaar is geworden. ‘Een hele eer. Ik vrees dat ik stilaan striperfgoed aan het worden ben,’ zegt hij met een glimlach.

Pieter De Poortere in zijn auditorium. Foto: Daniel Fouss.
Pieter De Poortere in zijn auditorium. Foto: Daniel Fouss.

Akkoord
Op de vraag of dat striperfgoed over honderd jaar nog bestaat is De Graeve licht positief gestemd. Het Stripmuseum is klaar om deze taak uit te voeren, mits er geld komt. ‘Dat kan de overheid zijn of een mecenas. De nieuwe Vlaamse minister van Cultuur bezocht ons recent en die viel bijna achterover van de beperkte middelen waarmee wij ons werk doen. Wij hopen op het cultureel akkoord tussen het Vlaamse en Franstalige gemeenschap. Er zijn immers dingen die Belgisch zijn en daarvoor moet er samengewerkt worden. Het Stripmuseum is daar eigenlijk de perfecte illustratie van, want wij tonen beide.’

www.stripmuseum.be
Zandstraat 20, Brussel
Alle dagen geopend (behalve op maandag) van 10 tot 18 uur.

Dit artikel is geschreven voor en gepubliceerd in VPRO Gids #46 (2014). De making of kun je hier lezen.

Categorieën
Strips

Weird Wild West: Willem Ritstier over Claire DeWitt

Met de nieuwe horrorwestern-reeks Claire DeWitt blazen Willem Ritstier en Fred de Heij het genre nieuw leven in. Ritstier: ‘Ik bedenk graag heldinnen die zichzelf kunnen redden.’

cover-clairedewittVan de nieuwe westernhorror-stripreeks Claire DeWitt is zojuist het eerste deel verschenen. Vlak na de Amerikaanse burgeroorlog maken premiejagers Claire DeWitt en haar partner Gerd jacht op outlaw Jonah Falk. DeWitt wil wraak voor wat Falk haar in het verleden heeft aangedaan. Het Zuiden van Amerika is gevaarlijk werkterrein, want monsters maken op gewelddadige wijze jacht op de mens. Deze monsters kunnen menselijke gedaanten aannemen en een ervan lijkt als twee druppels water op Claires overleden zus.

Willem Ritstier (1959) is al bijna veertig jaar een veelzijdig scenarist, tekenaar en cartoonist. Hij heeft in allerlei genres voor diverse doelgroepen gewerkt met veel verschillend tekentalent. Van vrolijke parodieën als Soeperman tot en met de avonturenreeks Ward waarin een familie tijdens een zeiltocht strandt op een eiland vol vijandelijke bewoners. Met Minck Oosterveer maakte hij jarenlang krantenstrips als Zodiak en Nicky Saxx. Samen creëerden ze Ronson Inc., een western over twee rivaliserende detectivebureaus. En nu is er dus Claire DeWitt, een westernhorrorstrip waarvan in ieder geval drie delen gepland zijn.

ronsonschets
Schets voor Ronson Inc. van Minck Oosterveer.

Varkens
Hoewel hier wel buitenlandse westernstrips vertaald worden uitgegeven, hebben zich in het verleden slechts enkele Nederlandse stripmakers gewaagd aan een western- of horrorstrip. Wat fascineert Ritstier aan deze genres? ‘Eigenlijk heb ik niet zo veel met de western en van horror hou ik niet,’ bekent Ritstier. ‘Toen het stripblad Eppo in 2009 startte wilden Oosterveer en ik een gangsterstrip voor ze maken, want daar lag ons hart. Dat zag de redactie niet zitten, een western wel. Toen heb ik me ingelezen en vond ik het al snel grappig en leuk wat er in die tijd allemaal gebeurd is. Ik liet me in het bijzonder inspireren door Deadwood, een tv-serie die me aangreep vanwege de sterke personages en de sfeer: alles was verschrikkelijk vies en smerig! Je krijgt een goed idee van hoe het er toentertijd aan toe ging. Opvallend genoeg worden in Deadwood weinig mensen doodgeschoten, maar vermoord met een mes. De lijken laten ze verdwijnen door ze bij varkens te gooien, want die beesten eten alles. Dat gegeven heb ik ook in Ronson gebruikt.’

Aan Ronson Inc. kwam na twee delen een einde omdat tekenaar Oosterveer bij een motorongeluk om het leven kwam. Samen met Fred de Heij wilde Ritstier de reeks voortzetten, maar dat was na Oosterveers dood voor de uitgever een gesloten boek. Toen zijn ze op de bonnefooi met Claire DeWitt begonnen. ‘Ik werk dan wel in een bepaald genre, maar ik zie een strip vooral als een verhaal met een groep personages die op elkaar reageert. Het gaat mij om het uitdiepen van de personages. Of ze nu in een western rondlopen, het Victoriaanse tijdperk of een Spaanse burgeroorlog, dat maakt mij eigenlijk niet uit.’
Claire_DeWitt_De_Heij
Sterke vrouwen
In de verhalen van Ritstier zijn avontuur en actie de belangrijkste factoren, ze lezen als een wild ritje in een achtbaan. Bijna iedere pagina eindigt met een cliffhanger. Hij wil vooral entertainen: ‘De lezer stapt in een verhaal en moet vanaf dat moment door de vertelling worden heen getrokken, vind ik. Er mogen geen rustmomenten in zitten. De personages ontwikkelen zich in de loop van het verhaal, maar die ontwikkeling moet je tussen de regels door lezen. Kijken hoe ze op elkaar reageren, wat ze doen.’

Willem Ritstier getekend door Fred de Heij.
Willem Ritstier getekend door Fred de Heij.

Pretentieloos vermaak? Ritstier heeft een opvallende voorkeur voor sterke vrouwpersonages. Toch wil hij geen geëmancipeerde boodschap uitdragen: ‘Uit mijn strips kun je afleiden dat ik best van clichés hou en van verhalen met een hoog pulpgehalte. Vrouwen werden in pulpverhalen vroeger vooral neergezet als iemand die gered moest worden. Ik vind het leuk om heldinnen te bedenken die zichzelf kunnen redden. Daarbij vind ik vrouwen sowieso altijd sterk, naar mijn gevoel zijn ze in alle opzichten vaak een rots in de branding. Ook Claire is een standvastige vrouw. Waar ze niet op wil antwoorden, geeft ze ook geen antwoord. Ze is een loner. Ik schrijf mijn verhalen intuïtief en het grappige daaraan is dat de personages met je meegroeien. Gaandeweg leren we elkaar kennen. Ze spreken zich ook duidelijk uit. Soms moet ik een geplande scène laten schieten omdat Claire er niet op in gaat.’

Kernwoorden
Ritstier begint meestal met het opschrijven van een paar kernwoorden. ‘Hierna groeit het verhaal als vanzelf. Deze strip begon met de woorden “western”, “horror” en “Fred de Heij”. Ook vond ik het belangrijk dat het een negroïde hoofdpersoon werd die de naam Claire DeWitt zou hebben. Dat leek me een leuke combinatie. Waarom ik daarvoor kies, kan ik moeilijk uitleggen. Vaak kan ik het waarom van wat ik wil niet onder woorden brengen maar uiteindelijk krijgt het toch zijn beslag in het verhaal. Dat in Claire DeWitt monsters rondlopen in het wilde westen heb ik bedacht om eens iets anders te maken en om de strip niet te veel op Ronson Inc. te laten lijken. De essentie van een verhaal wil ik niet uitleggen, maar het heeft wel een betekenis dat alle personages die vermoord worden, Zuiderlingen zijn.’

Claire_DeWitt_paginaZelfcensuur
In de avonturenverhalen van Ritstier gaat het er soms hard aan toe. Fred de Heij tekent Claire DeWitt in zijn bekende realistische handschrift waardoor horrorelementen extra hard aankomen. ‘Vroeger liet ik in een scène waarin mensen werden neergeschoten alleen hun verkrampte blik zien en geen bloedspatten. Maar dit is een horrorstrip, dus geweld mag expliciet zijn,’ vindt Ritstier. ‘Ik heb wel zelfcensuur. Ik voel aan wat naar mijn maatstaf wel of niet kan en wat ik zelf aankan. Met scènes waar beesten of kinderen wat wordt aangedaan, ben ik voorzichtig. In het tweede deel van Ronson Inc. wordt weliswaar een joch gewurgd, maar niet getoond. Sommige dingen gebeuren omdat het verhaal dat nodig heeft, maar ik laat het niet allemaal zien. In datzelfde verhaal wordt in beeld een prostituee op brute wijze om het leven wordt gebracht. Sommige Eppo-lezers waren hier niet van gecharmeerd. Dat heeft wel wat abonnees gekost.’

Willem Ritstier en Fred de Heij. Claire DeWitt #1: Tot in de dood.
(Uitgeverij Xtra)

Dit artikel is verschenen in VPRO Gids #44 (2014)

Categorieën
Film

KLIK! 2014: Rare jongens, die hooligans

In het filmprogramma ‘It’s a Gender Thing’ op het KLIK! Amsterdam Animation Festival draait de animatiedocumentaire I Love Hooligans van Jan-Dirk Bouw, over een homoseksuele hooligan die zijn geaardheid angstvallig voor het wereldje verborgen houdt.

‘Al enige tijd deed ik research naar het thema homoseksualiteit en voetbal. Een onbespreekbaar onderwerp in de voetbalwereld,’ vertelt regisseur Jan-Dirk Bouw. ‘Omdat ik met profvoetballers niet veel verder kwam, zocht ik contact met homoseksuele amateur-voetballers. Eentje vertelde me dat hij een homoseksuele hooligan kende. De combinatie van die twee werelden leek me erg interessant.’ Bouw zocht contact met de hooligan via een datingsite voor gays en maakte na enkele chats een afspraak. ‘Bij het eerste contact heb ik meteen open kaart gespeeld over de documentaire en verteld wat ik wilde. De hooligan gaf snel aan dat hij een bijdrage wilde leveren, want hij voelde ook de urgentie van dit onderwerp. Voorwaarde was wel dat de hooligan en zijn club absoluut anoniem moesten blijven. Een interessant probleem. Mijn liefde voor strips en animatie deed me al snel besluiten dat een animatie de oplossing bood.’

i_love_hooligansTijdens zijn research had Bouw foto- en videomateriaal gedraaid in het voetbalstadion. De live-action beelden zijn eerst gemonteerd, daarna werden deze overgetrokken door de animators, wat rotoscopen wordt genoemd. ‘Het animatieteam heeft natuurlijk wel het een en ander aangevuld omdat we niet alles precies konden opnemen zoals je dat in de film ziet. Daarnaast hebben we bijvoorbeeld gebruik gemaakt van internetvideo’s die hooligans zelf maken van hun vechtpartijen. We zijn dicht op de realiteit gebleven.’ De tekenstijl die Bouw en art-director Joost Jansen uitkozen zit tegen realisme aan, met hier en daar een expressieve uitspatting om de boodschap duidelijk over te brengen. ‘Jansen wilde de vrijheid om dingen soms dikker aan te zetten. Als je de hooligan tijdens de wedstrijd ziet schreeuwen heeft dat iets onmenselijks, waardoor de emotie wordt uitvergroot. Ook benadrukt dit de paradox: terwijl de hooligan zijn seksuele geaardheid verborgen houdt, scheldt hij spelers uit voor homo.’

Geweld
I Love Hooligans geeft een boeiende inkijk in wereld van de voetbalhooligan. ‘Op het veld moeten de spelers het doen. Die wedstrijd kan je verliezen maar dan kan je die wedstrijd altijd buiten het stadion nog winnen,’ vertelt de hoofdpersoon in de documentaire. Vervolgens zijn we getuige van hoe zijn ploeg een supporter van de andere club aftuigt. Bouw: ‘Ik had hem leren kennen als een heel aardige, relaxte man. De eerste keer dat ik mee naar het voetbal ging zag ik opeens een totaal anders personage. Er was plotseling zoveel agressie! Waarschijnlijk had hij ook wat gebruikt. Ik ben blij dat we die agressie hebben laten zien, want in mijn beleving is dat toch een essentieel onderdeel van die wereld.’

Feedback
Reacties op de film zijn positief, ook uit de voetbalwereld. Op het Berlijnse 11-mm Voetbalfilmfestival won hij de eerste prijs. ‘Daaraan merk je toch dat men het binnen de voetbalwereld belangrijk vindt dat dit onderwerp besproken wordt. Graag zou ik de film laten zien in de pauze van een wedstrijd, maar dat is onmogelijk met het geweld en drugsgebruik dat we tonen.’
En hoe reageerde de hoofdrolspeler? ‘De eerste keer dat hij de film zag was hij helemaal geobsedeerd door het geweld en had het gevoel weer in de wedstrijd te zitten. De tweede keer was tijdens de première. Na de voorstelling zag ik hem eenzaam wat biertjes drinken en toen ik vroeg of het ging, zei hij dat hij toch erg geraakt was door zijn eigen verhaal. Misschien had hij dat in eerste instantie onderdrukt en voelde de hooligan het deze keer wel. Dat was een heel emotioneel moment.’

I love hooligans (trailer) from Joost Jansen on Vimeo.

KLIK! 4 t/m 9 november in Eye te Amsterdam. www.klimamsterdam.nl

VPROTV vertoont vanaf 3 november een aantal animaties, zie vpro.nl. Op NPO Cultura op 9 november een special over KLIK!, zie npocultura.nl/klik

Dit artikel is gepubliceerd in VPRO Gids #44 (2014).

Categorieën
Film

KLIK! Amsterdam Animation Festival 2014: De seksen voorbij?

Het is weer tijd voor KLIK! Amsterdam Animation Festival. Enkele hoogtepunten uit het programma op een rij.

In de cultfilm Donnie Darko bespreken Donnie (Jake Gyllenhaal) en zijn vrienden de geslachtsorganen van de Smurfen, of eigenlijk het gebrek daaraan, want volgens tienerfilosoof Darko zijn de kleine blauwe wezentjes geslachtsloos: ‘Dat heb ik altijd zo onlogisch aan de Smurfen gevonden, want wat heeft het leven voor zin als je geen pik hebt?’
De Smurfendiscussie zou ook zomaar gevoerd kunnen worden op het KLIK! Amsterdam Animation Festival, dat sinds 2007 in een speelse, enigszins anarchistische sfeer de beste internationale animatiefilms van dit moment toont.

The Dog Who Was a Cat Inside
The Dog Who Was a Cat Inside

Deze zevende editie is het hoofdthema gender en seksualiteit. Met animatie is het onvoorstelbare toonbaar en dus bij uitstek geschikt om grenzen te verkennen en te overschrijden. In het rijke themaprogramma Boys, Girls & Beyond, dat voorstellingen, debatten en lezingen bevat, is er aandacht voor overdreven stereotypen én voor illustere personages als Queer Duck en zijn maatje Bi-Polar Bear, een hond die zich eigenlijk een kat voelt en een homoseksuele voetbalhooligan.

Ladies Night: Like, You, See
Ladies Night: Like, You, See

In het Ladies Night filmprogramma exploreren animaties vrouwenseksualiteit, gevolgd door een Q&A met de makers. Marije Janssen, programmamaker op het gebied van gender en seksualiteit, stelt de vragen. Waarom in televisieanimatie de grenzen tussen de seksen steeds meer vervagen, legt sociaal wetenschapper Linda Duits uit in haar lezing ‘Boy Princesses & Girl Warriors’.

Verder is er een retrospectief van de Tsjechische filmmaker Michaela Pavlatova die controversiële onderwerpen en relaties behandelt met een flinke dosis zwarte humor en ironie. Pavlatova is te gast op KLIK!.

In de documentaire I Know That Voice (Lawrence Shapiro, 2013) zien we eindelijk welke gezichten er schuilgaan achter stemmen van tekenfilmfiguren als Futurama’s Bender, Bubbles van de Powerpuff Girls en Batman. Disney’s nieuwe korte animatie Feast beleeft haar Nederlandse première op het festival.

Kortom, 4 t/m 9 november is er KLIK!: een orgie van animatie in EYE. www.klikamsterdam.nl

KLIK! 2014 LEADER from klikamsterdam on Vimeo.

Dit artikel is gepubliceerd in VPRO Gids #44 (2014).

Categorieën
Strips

Aimée de Jongh: ‘De dood boeit mij’

Aimée de Jongh maakt al een decennium strips. Nu is eindelijk haar eerste graphic novel uit: De terugkeer van de wespendief. ‘Ik ben het autobiografische beu. Dat kennen we nu wel.’

Aimée de Jongh. Zelfportret.
Aimée de Jongh. Zelfportret.

‘Mijn sterkste punt is dat ik een soort kameleon ben. Ik wil alles proberen. Als iemand mij morgen vraagt om Suske en Wiske te illustreren, dan ga ik daar heel hard aan werken tot ik in die stijl kan tekenen,’ vertelt Aimée de Jongh (1988). De gagstrip Snippers die dagelijks in forenzenkrant Metro staat, tekent ze in een expressieve cartooneske stijl terwijl haar striproman De terugkeer van de wespendief semi-realistisch is getekend. Als grafisch kameleon bouwde De Jongh in de afgelopen tien jaar een indrukwekkend cv op met animaties, stripverhalen en kinderboekillustraties.
Recent animeerde De Jongh de videoclip ‘Last resistance’ van Wende Snijders, werkte ze als in-betweener aan de animatiefilm Trippel Trappel en exposeerde ze samen met de Amerikaans-Filipijnse kunstenaar Miljohn Ruperto in het 18th Street Art Center in Santa Monica. ‘We hebben acht verschillende animaties van rotsen gemaakt die op de één of andere manier zijn aangetast door de natuur. Sommige stenen doen denken aan menselijke organen of rottend vlees. Miljohn wilde onderzoeken of stenen ook lelijk kunnen zijn, net als mensen.’
Manga
De Jongh is een visueel verteller, haar verhalen lezen vloeiend. Trefzeker en met schijnbaar weinig moeite zet ze haar personages op papier en laat ze overtuigend acteren. Hoewel de stripmaker in de loop der jaren haar eigen handschrift heeft ontwikkeld, is in haar tekenstijl een sterke invloed van manga (Japanse strips) terug te zien, het soort strips waarmee ze als tiener begon. Manga’s hebben een andere beeldtaal dan bijvoorbeeld Europese en Amerikaanse strips. ‘Manga is een dynamische en filmische manier van vertellen. Er zit veel actie in, je vliegt door de pagina’s heen. Vaak heb je pagina’s lang geen tekst. Dan loopt er bijvoorbeeld iemand in gedachten verzonken een paadje af. Grote platen worden dikwijls afgewisseld met close-ups van handen en ogen. En in manga hebben de personages vaak van die grote ogen. Maar dat vind ik lelijk.’

snippers_avondtheeSitcom
De Jongh maakte als tiener naam in de stripwereld door wekelijks online een dagboekstrip te publiceren. ‘Ik zag het als promotiemiddel. Stripmaker Floor de Goede was toen al twee jaar bezig met zijn dagboekstrip en trok veel bezoekers. Dat wilde ik ook. Al snel had mijn site veel lezers.’ De aandacht leidde in 2006 tot de publicatie van haar eerste boekje en meerdere publicaties in mangabundels. Inmiddels is Aimée afgestapt van autobiografisch werk: ‘Ik ben het autobiografische beu. Dat kennen we nu wel. Waarom zou ik mijn leven met iedereen moeten delen? Zodra je zegt dat je een graphic novel maakt, denkt men dat je een roman gaat verstrippen of dat het verhaal over jezelf of je zieke moeder gaat. Met de jaren begon het idee dat graphic novels autobiografisch of journalistiek moeten zijn, me tegen te staan. Waarom hebben we Nederland niet een goede graphic novel over een detective of een echt horrorverhaal? In Japan heb je alleen maar fictie en genrestrips. Er komt bijna geen autobiografie voor.’

Sinds 2012 staat in de Metro haar gagstrip Snippers, een sitcom rondom de dagelijkse avonturen van Aimée en haar al even nerdy huisgenoot Stef. ‘Zelf heb ik nooit een huisgenoot gehad, maar je hebt in een strip minimaal twee hoofdpersonen nodig om een gesprek te laten plaatsvinden. Deze strip draait om het scenariootje, de grap is belangrijker dan of het mooi getekend is.’ Snippers is duidelijk geen autobiografie, maar De Jongh gebruikt wel voorvallen uit haar leven om iedere week weer vijf strookjes te kunnen bedenken. ‘Neem die grap dat mijn personage bij de opticien zit en de tekst die ze moet voorlezen bestaat uit: “Doe mij die dure uit de etalage maar”. Dat heb ik niet letterlijk zo meegemaakt, maar ik heb wel sinds kort een bril en dat vind ik helemaal niet leuk. Die frustratie verwerk ik dan in een stripje. Vaak zit ik te brainstormen met een schetsboekje maar soms ontstaat er een strip als ik me afvraag of je avondthee ook ’s ochtends mag drinken.’

snippers_opticienZware thema’s
Begin oktober kwam De Jongs eerste striproman De terugkeer van de wespendief uit. ‘Ik wilde al jaren een graphic novel maken, maar tot nu toe had ik er simpelweg geen tijd voor.’ In Wespendief staat boekhandelaar Simon Antonisse voor de keuze om de familiezaak te verkopen aan een keten of de deur te sluiten. Als hij getuige is van een zelfmoord op het spoor ontsluit dit onverwerkte herinneringen aan de ongelukkige dood van een jeugdvriend. Regina, een jong meisje dat hij per toeval tegenkomt, weet Simon de rust en liefde te geven waar hij naar verlangt. Zelfmoord, pesten en het verdwijnen van de boekwinkels. Veel zware thema’s in één verhaal. ‘Dat klopt,’ zegt De Jongh, ‘maar als ik een van de drie had gekozen was het teveel een thematisch boek geworden. Als verteller heb je een bepaalde motivatie nodig om gebeurtenissen uit te lokken of op gang te brengen. De jeugdvriend van Simon moest een verandering ondergaan. Hij was een puber dus kwam ik al snel op pesten. Hierdoor kunnen kinderen namelijk echt veranderen en snel volwassen worden. Ik vond dit een cool gegeven en kon dit mooi koppelen aan wat er nu met Simon gebeurt. Hij had die gebeurtenissen aan zijn jeugdvriend weggestopt en vergeten, maar door die zelfmoord op het spoor komt het allemaal weer terug.’

Simon en Regina. Uit: 'De terugkeer van de wespendief'
Simon en Regina. Uit: ‘De terugkeer van de wespendief’

Metafoor
Net als eerdere verhalen bevat Wespendief onverwachte wendingen, een bovennatuurlijk tintje en een melancholische toon. Ook speelt de dood een prominente rol in het werk van De Jongh. In de korte animatiefilm One Past Two waar ze in 2011 mee afstudeerde aan de Willem de Kooning Academie, ontmoet Tim medestudente Eva bij een afgelegen bushalte. Terwijl ze wachten in de ijskou praten ze met elkaar en ontstaat er een band tussen hen. Als de bus eindelijk arriveert is er nog maar voor één persoon plaats. Galant laat Tim het meisje voorgaan en ziet hij de bus wegrijden. Dan blijkt de hele situatie een metafoor te zijn voor de dood: beide studenten zijn geraakt in een schietpartij op school. Terwijl Tim op de intensive care ontwaakt, blijkt het meisje naast hem, Eva dus, zojuist overleden te zijn aan haar verwondingen.

De Jongh: ‘Als Tim haar niet had laten voorgaan, had ze dan overleefd en was hij dan gestorven? Dat vind ik een boeiende vraag. Net als de zelfmoord in Wespendief: als iemand ervoor kiest om te sterven, is dat dan goed of slecht? Ik ben er zelf ook nog niet uit, dus die verhalen zijn voor mezelf een zoektocht om te ontdekken wat ik er van vind. De dood boeit mij. Mijn vader overleed aan kanker toen ik 19 was. Vijf jaar lang was hij ziek, dus eigenlijk mijn hele pubertijd. Al die tijd leef je met het idee dat je vader een keer gaat sterven. Vlak voordat hij overleed, stierf de moeder van mijn toenmalige vriendje aan kanker na een ziekbed van drie maanden. Het klinkt wellicht wat cru, maar toen vroeg ik me toch af wat eigenlijk beter is. Die drie maanden waren net zo heftig, maar wel een stuk korter. Toen ben ik verhalen over de dood gaan maken. Misschien om dat thema te onderzoeken of het te verwerken. Maar ook om mensen over dit thema na te laten denken. Bij One Past Two vertelden mensen me dat ze zich bij de aftiteling echt aan het bezinnen waren. Dat is wat ik wil en vooral door het maken van strips. Men denkt nog steeds dat strips voor kinderen zijn, maar met zo’n verhaal als Wespendief maak ik een statement dat dit niet zo hoeft te zijn.’
In de striproman mengt De Jongh wederom veel magisch realistische elementen. ‘Ik vind magisch realisme erg tof omdat in een normale omgeving bijzondere dingen gebeuren. Het klinkt ouderwets maar is eigenlijk erg hip. Denk maar aan superheldenfilms of de Transformers-reeks van Michael Bay.’

wespendief_trein

Belofte
wespendief_coverJarenlang stond De Jongh bekend als nieuwe belofte van de Nederlandse strip. Op de Stripdagen Haarlem eerder dit jaar werd ze nog steeds geschaard onder de noemer ‘nieuwe garde’. Heeft de stripmaakster het idee dat ze met deze graphic novel die belofte eindelijk heeft ingelost? ‘Dat van Haarlem vond ik bizar, want ik ben al tien jaar stripmaker. Zijn er dan zo weinig nieuwe stripmakers bijgekomen, vraag ik me dan af. Als je kijkt naar wat ik al gedaan heb, dan heb ik mezelf wel bewezen. Maar ik doe het niet voor de reputatie of voor andere mensen. Ik wil gewoon heel veel doen en ik ben snel verveeld. Ik wil dingen fris houden. Nu heb ik een dik boek gemaakt en wil ik weer eens iets anders doen. Lekker schilderen of een reisverslag maken. Ook het animeren gaat met golven. De ene keer heb ik heel veel zin om een film te maken en als die af is, dan denk ik: “Oké, ik ga nu echt een jaar lang niet meer animeren!” zegt De Jongh lachend.

Aimée de Jongh. De terugkeer van de Wespendief.
Uitgeverij Oog & Blik / De Bezige Bij.

Snippers 1 t/m3
Strip2000

Dit artikel schreef ik voor de VPRO Gids en werd in #43 gepubliceerd.

Categorieën
Daily Webhead Strips Video

Stripavonturen in Brussel

Er was veel belangstelling van de internationale pers bij de verjaardag van het Belgisch Stripmuseum. Ondergetekende was twee dagen in Brussel om nader kennis te maken met het stripmatige karakter van de stad.


wittesmurfEen witte Smurf op mijn bureau houdt nauwgezet mijn vingers op het toetsenbord in de gaten. Het figuurtje met vrolijke blik is een souvenir van mijn bezoek aan Brussel afgelopen weekend. Ik was daar om de 25ste verjaardag te vieren van het Belgisch Stripcentrum, nu ook omgedoopt tot Stripmuseum.

Stripdecor
Samen met een groep collega’s was ik op persreis om de goed bezochte persconferentie bij te wonen, met stripmakers te praten en andere stripgerelateerde plekken in Brussel te bezoeken. Met maar liefst 50 stripmuren, het Marc Sleen Museum, het Comics Café, Het Moof en natuurlijk het Stripcentrum kun je Brussel gerust een toeristische trekpleister voor de stripliefhebber noemen. De stad was dan ook de bakermat voor heel veel stripfiguren en een indrukwekkende lijst aan Belgische stripmakers waren er in het verleden actief. En, zo blijkt onder andere uit de indrukwekkende tentoonstelling Beeldig Brussel, is de stad ook dikwijls het decor in menig stripverhaal. Vroeger vooral als achtergronddecor, maar in de afgelopen 25 jaar speelt Brussel in aardig wat strips op de voorgrond mee. Daarom toont de expositie juist voorbeelden uit die verhalen. Van meer dan 40 tekenaars worden er originele platen getoond, van Sokal, Hulet, Dupré en Servais tot Vanistendael, Goldsmith, De Radiguès en Mariën.

Guust Flater
Een beetje jaloers ben ik wel op de Belgen, want in Nederland is het veel moeilijker om in het openbaar je stripliefde te belijden. In Brussel vind je gewoon een standbeeld van Guust Flater op straat en kijkt men niet gek op als je zegt dat je stripjournalist bent. Sowieso is het Stripcentrum een plek om jaloers op te zijn, als Nederlandse stripliefhebber. Het was jaren geleden sinds ik het instituut voor het laatst had bezocht, maar ik was meer dan blij verrast. Boeiende exposities met prachtig origineel werk biedt het Stripcentrum en een uitgebreide bibliotheek en documentatiecentrum met meer dan 60.000 albums, 38.000 magazines en 4.000 theoretische werken.

Een volle zaal tijdens de persconferentie. Foto copyright Daniel Fouss.
Een volle zaal tijdens de persconferentie. Foto copyright Daniel Fouss.

Tijdens de persconferentie vertelden de twee directeuren Jean Auquier en Willem De Graeve over de geschiedenis en nieuwe exposities in het Stripmuseum. Soms keek Auquier mij vriendelijk aan. Ik knikte maar geïnteresseerd terug, terwijl ik geen idee had wat hij zei, want de beste man sprak Frans. Op dat soort momenten voel ik me net een stranger in a strange land en besef ik me dat ik die vier jaar Frans op de middelbare school beter had kunnen opletten in plaats van proberen het leven van mevrouw Van der Poll zo zuur mogelijk te maken. Gelukkig deed De Graeve zijn verhaal in het Nederlands en was de informatie ook terug te lezen in de persmap.

In gesprek met Hec Leemans. Foto copyright Daniel Fouss.
In gesprek met Hec Leemans. Foto copyright Daniel Fouss.

Na de persconferentie heb ik voor een artikel in de VPRO Gids, kort gesproken met Hec Leemans (Bakelandt, FC De Kampioenen) en Pieter De Poortere over het thema striperfgoed. Naar De Poortere is nu een heel auditorium vernoemd in het Stripcentrum omdat zijn creatie Boerke 15 jaar bestaat en een tweede leven in animatie heeft gekregen. Het auditorium is veranderd in de woonkamer van Boerke, waar je uiteraard de animaties kunt bekijken en ook landschapschilderijen hangen waarin het personage zijn opwachting maakt. Die schilderijen laten meteen zien hoe veelzijdig de tekenaar eigenlijk is: De Poortere mengt een romantische schilderstijl met de cartooneske en gestileerde stijl waarin hij doorgaans Boerke tekent.

Pieter De Pootere maakte speciaal voor 25 jaar Stripmuseum deze overzichtsplaat
Pieter De Pootere maakte speciaal voor 25 jaar Stripmuseum deze overzichtsplaat

Smurfenbroekjes
Na het gesprek met De Poortere werd ik zelf geïnterviewd door FM Brussel in het programma De Zoo van Brussel over wat ik in het Stripmuseum kwam doen. Men vroeg me ook om een item uit het museum uit te kiezen en daar iets over te vertellen. Dat moest een tekening van Franquin zijn, vond ik, maar die waren helaas op dat moment in een ruimte die eventjes afgesloten was van de rest. Nu had ik onderweg door de nieuwe Smurfententoonstelling gelopen en zag ik daar een waslijn vol met schone Smurfenbroekjes. Dit vond ik zo grappig, dat ik die even heb aangekaart in de uitzending. ‘Dus, het leukste aan het Stripcentrum vind je het onderbroekje van Smurfin?’ vroeg de presentator. Tja, daar zat ik met een glimlach vol tanden…

Smurfenwas
Smurfenwas

Stripfiguren op muren
Het was ook wel een beetje een haastklus dat interview, want ondertussen was mijn groep al op pad met stripkenner en gids Kurt Morissens die een rondleiding gaf door het museum. Daar wilde ik natuurlijk bij zijn. Evenals bij de wandeling langs enkele Stripmuren in Brussel. Kurt vertelde op luchtige en aanstekelijke wijze allerlei wetenswaardigheden over de muren en stripfiguren, terwijl we op de zonnige middag door het centrum van Brussel wandelden. Mocht je ooit in de buurt zijn, dan raad ik je een wandeling met Morissens zeker aan. Niet in de laatste plaats omdat hij je weet te winnen voor het beeldverhaal én Brussel.

Daarna was het even uitpuffen in mijn hotelkamer in het luxe Radisson Blu. Op de minibar lonkte een pakje studentenhaver naar me, maar met een prijs van maar liefst tien euro, wist ik toch mijn lekkere trek te bedwingen. Ik mocht dan in Bourgondisch België zijn, ik blijf een zuinige Hollander. Geen idee trouwens hoe je studentenhaver in het Frans zegt, maar aangezien zo’n 90% van de inwoners van Brussel Frans spreekt, zou het eigenlijk wel handig zijn om dit te weten. Door de taalbarrière waande ik me soms eerder in Frankrijk dan in België.

Al had ik daar bij de receptie in het Stripcentrum die avond weinig last van. Deze werd bezocht door zo’n 800 man: veel stripmakers en aanverwante lui die met het beeldverhaal te maken hebben, uit binnen- en buitenland. Sowieso had het museum niet te klagen wat aandacht betreft. Er liepen die dag journalisten uit onder andere België, Frankrijk, Italië, Nederland en China rond. Het zal wel laat geworden zijn, toch ontving adjunct-directeur Willem De Graeve mij de volgende ochtend fris en energiek toen ik aanklopte om hem te interviewen.

In de Brasserie hebben we een goed uur met elkaar gesproken over de geschiedenis van het museum en de functie van het Stripcentrum in het verband met striperfgoed. Voor het resultaat van dit gesprek zul je nog een klein maandje moeten wachten, dan staat het artikel in de VPRO gids.

Na het gesprek met Willem heb ik nog de nieuwe tentoonstelling De kunst van het stripverhaal bezocht. Daar heb ik wat videobeelden van gemaakt, dus binnenkort zie je het Belgisch Stripmuseum terug in een Daily Webhead video.

De nieuwste stripmuur in Brussel is van Robbedoes.
De nieuwste stripmuur in Brussel is van Robbedoes.

In de Thalys naar Amsterdam besefte ik dat ik tot voor kort Brussel vooral zag als een politiek bolwerk waar het Europese parlement zetelt en waar politici en lobbyisten gezellig vervelende regeltjes proberen te verzinnen om het leven van de gewone burger wat moeilijker te maken. Mijn beeld van de politiek is in die twee dagen niet veranderd, maar wel mijn blik op de Belgische hoofdstad. Brussel is een intrigerende metropool waar het beeldverhaal op allerlei manieren geëerd wordt en waar ik snel nog maar eens naartoe moet gaan.

Categorieën
Minneboo leest Strips

Minneboo leest: Stefan Verweys Hoe open ik een boek

Al twintig jaar maakt Stefan Verwey literaire cartoons voor de Volkskrant. Dat wordt gevierd met een expositie en een bundeling van de beste tekeningen.

verwey-hoe-open-boek-coverDe liefhebber van humorstrips heeft in Nederland niet te klagen. Er komt een groot aantal strips in dit genre uit en Nederland heeft een paar zeer goede, scherpe humoristen die met hun tekengave prachtige cartoons maken. Tot die top behoort Stefan Verwey zeker.

Al twintig jaar maakt Verwey een cartoon over de literaire wereld in de Volkskrant en daarnaast tekent hij wekelijks voor De Gelderlander. In de bundel Hoe open ik een boek zijn de beste boekencartoons uit de Volkskrant en de VPRO gids samengebracht waarin Verwey alle facetten van het literaire landschap in kaart brengt. Van boekwinkels die dreigen te verdwijnen en e-readerboekenkasten. Van inhalige uitgevers tot eenzame signeersessies. Verwey heeft een ironische blik en laat ons lachen om soms schrijnende zaken, zoals de auteur die een lezing moet geven voor een zaal waar een bezoeker in zit: ‘Plankenkoorts hoef u in ieder geval niet te hebben’, zegt de man van de organisatie tegen hem. Of dan deze, een dichter die voor een volle zaal voordraagt: ‘Het volgende gedicht is door mijn uitgever totaal verprutst.’

Vaak zijn Verweys cartoons schrijnend of spottend en daardoor heerlijk relativerend. De grap wordt altijd uitgebeeld in een herkenbare, uitgeklede tekenstijl. Hoe open ik een boek heeft een aardig groot formaat, zodat Verweys heldere lijnvoering en rake grappen goed tot hun recht komen.

Dit is een van mijn favoriete cartoons uit de bundel omdat het beeld zo heerlijk absurd is:

verwey-boekensaloon

Liefhebbers van het werk van Stefan Verwey kunnen tot en met 28 september terecht in het Persmuseum in Amsterdam waar meer dan honderdzeventig originele literaire tekeningen zijn tentoongesteld ter gelegenheid van het verschijnen van Hoe open ik een boek.

In 2012 had ik het genoegen Verwey te interviewen voor de VPRO Gids. Toen stelde ik hem de vraag over bepaalde thema’s zijn waar hij graag cartoons over maakt.

‘Dat kan ik moeilijk beantwoorden,’ zegt Verwey. ‘Achteraf krijg je wel door dat je vaak terugkomt op bepaalde thema’s. Ik merk dat ik bijvoorbeeld veel over bejaarden teken en veel over verpleegtehuizen en ondernemers, maar dat zijn ook je eigen ervaringen. Het is niet zo dat ik dat soort onderwerpen met meer plezier teken. Er zijn geen bepaalde thema’s die me meer plezier geven bij het tekenen bijvoorbeeld.

Je maakt veel cartoons over de opkomst van de e-reader en het verdwijnen van het papieren boek.

Verwey:
De bedreiging van het boek bestaat al heel lang. Net als de bedreiging van de krant, waarvan het aantal abonnees terugloopt. Toch bestaan ze nog steeds. Daarom is het ook zo interessant om over schrijvers en de literaire wereld te tekenen, want dat ben je zelf ook: je leest, gaat naar een boekwinkel, je laat je boek signeren en af en toe zit je zelf op die plek. Het is interessant omdat er ook veel leed naast is en dan wordt het humoristisch. Er zijn bijvoorbeeld een miljoen mensen die een boek willen schrijven, dus onvoorstelbaar veel mensen worden enorm teleurgesteld en uitgevers worden plat gebeld. De postvakken zitten vol met manuscripten waarvan de uitgever na het lezen van één zin al weet dat het niks wordt. Het heeft meer met het leven te maken dan ik had gedacht. Ik dacht zelf dat ik na drie, vier jaar wel klaar zou zijn met cartoons over boeken. Maar ondertussen maak ik ze al heel lang.

De e-reader bestaat gewoon naast het boek. Om het grote cliché te gebruiken: toen de roltrap werd uitgevonden bleef de trap ook bestaan. Dat is zo’n cliché waarvan ik me afvraag hoe je dat om kunt zetten in een mooie tekening. Dat lukt me nog niet. Ik heb die honderden literaire tekeningen nodig om dat cliché te verwoorden. Op het moment dat ik weet hoe ik dat cliché moet verbeelden moet ik stoppen met de literaire cartoons. Ik hoop dus dat dit me nog lang niet lukt.’

Ik hoop dat we ook nog lang mogen genieten van Verweys cartoons.

Stefan Verwey. Hoe open ik een boek.
Uitgeverij De Harmonie, € 17,50
ISBN: 9789076174273