Categorieën
Strips

Pieter van Oudheusden overleden

Maandag 11 november is Pieter van Oudheusden overleden. Als scenarist en vertaler heeft hij het Nederlandse beeldverhaal verrijkt met mooie, poëtische verhalen. Ik zal hem gaan missen.

Pieter van Oudheusden; Bron: De eenhoorn.be
Pieter van Oudheusden; Bron: De eenhoorn.be

Pieter van Oudheusden (1957, Puttershoek – 2013, Rotterdam) was scenarioschrijver van strips, schrijver van kinderboeken en vertaler. Hij studeerde audiovisuele vormgeving aan de kunstacademie van Rotterdam. Sinds de jaren tachtig werkte hij voor verschillende striptijdschriften zoals Stripschrift, Zozolala, Titanic en Zone 5300. Hij maakte interviews met kunstenaars, schrijvers en stripmakers. Ook gaf hij les aan de schrijversvakschool.

Als scenarist schreef hij vooral korte verhalen en de lijst met wie hij samenwerkte is lang. Een kleine greep: Fred Marshall met wie hij de reeks Liefde & Verraad maakte, Lian Ong, Jan Vriends, Fred de Heij, Michiel de Jong, Kim Duchateau en natuurlijk Jeroen Janssen met wie hij denk ik wel het meeste heeft samengewerkt. Zij maakten samen onder andere Een nachtegaal in de stad, Klaarlichte nacht en De wraak van Bakamé, een fantasievolle striproman gebaseerd op Afrikaanse volksverhalen, vol zijpaden, satire en expressieve erotiek tussen mensen en dierfiguren. Met Eric Wielaert maakte hij een moderne versie van het sprookje Blauwbaard en met Adri van Kooten  Spertijd, een verhaal dat zich afspeelt in een denkbeeldig, door legers bezet Europa.

Als medewerker van Studio Peter de Raaf in Rotterdam verzorgde hij naar eigen zeggen de Nederlandse vertaling van zo’n vijftig titels per jaar. Reeksen als Thorgal, Akira, Samber, De kronieken van Panchrysia, De Smurfen, maar ook Troebele feesten van Régis Loisel, Het portret van Edmond Baudoin en de reeks Blast van Manu Larcenet. Vertalen was voor Pieter toch vooral een manier om zijn brood te verdienen: ‘Ik heb vertalen altijd gezien als het oplossen van een cryptogram. Dat is ook de aardigheid meteen. Van de 50 boeken die ik vertaal in een jaar zou ik er tien vrijwillig gedaan hebben en twee zelf gekocht.’ Schrijven deed hij ongeveer een uur per dag, als de rest van Nederland naar DWDD zat te kijken.

Daarnaast was Pieter auteur van diverse kinderboeken en gelegenheidsuitgaven.

Ik zal me hem vooral herinneren als de intelligente en vriendelijke man met de zachte stem wiens verhalen iets bij me los wisten te maken en me lieten denken over mijn eigen plek en functie in deze wereld. Net als een andere ingewijden, wist ik dat Pieter ernstig ziek was en dat zijn dood slechts een kwestie van tijd zou zijn.

Pieter kende ik beroepsmatig. In 2010 had ik hem geïnterviewd voor Het Parool over De wraak van Bakamé. Tijdens dat gesprek hadden Pieter en ik een klik en ik kijk nog steeds met plezier terug op dat uurtje dat we in Stanislavski aan het praten waren over scenario schrijven en zijn ontmoeting met Keith Haring. Daar had hij een mooi boekje over geschreven dat hij me na het gesprek toestuurde. We hielden contact maar door wederzijdse drukke agenda’s spraken we nooit af. Dat komt wel een keer, er is tijd zat. Dacht ik.

Tussendoor kwamen we elkaar nog wel eens tegen, zoals die keer tijdens Manuscripta toen hij samen met Jantiene de Kroon van Mooves en Natasja van Loon het Nederlandse stripscenario aan het bespreken was. Daar ben ik toen bij gaan zitten. Het was altijd boeiend om Pieter te horen spreken over scenarioregels en wat volgens hem nu een goed verhaal was. Omdat ik zelf ook een scenario-opleiding heb gevolgd en beroepsmatig strips recenseer zijn dit interessante onderwerpen.

Vorig jaar september werd er een tumor in Pieters hoofd ontdekt. Hij werd vrijwel meteen geopereerd, maar na een paar maanden bleek dat het gezwel weer aan het groeien was. Ik kwam Pieter begin deze zomer bij toeval tegen toen mijn vriendin en ik een kopje koffie zaten te drinken op het Westergasfabriekterrein. Ik herkende Pieter bijna niet terug: hij was sterk vermagerd. Hij kwam even bij ons zitten en toen ik hem vroeg hoe het met hem ging, vertelde hij op berustende toon dat hij een hersentumor had en dat hij vermoedde niet lang meer te zullen leven. Hij vertelde ook dat Jona Honer een documentaire had gemaakt over zijn behandeling en dat die binnenkort uitgezonden zou worden.

Toen ik een paar weken later deze documentaire bekeken had, wilde ik heel graag Pieter nog een keer interviewen voor de VPRO Gids. In de film wordt Pieter namelijk afgebeeld als een patiënt. In wezen had patiënt Pieter iedereen kunnen zijn. Over zijn belangrijke werk voor de Nederlandse strip werd niet gesproken. Een duidelijke keuze van de regisseur en een heel begrijpelijke, want Honer was geïnteresseerd in het proces van de tumorbestrijding, niet zozeer in de stripscenarist.

Daarom wilde ik Pieter interviewen, zodat de gidslezer ook die andere kant zou horen. Dat men zou weten dat Pieter prachtige strips, vaak met een surrealistische en met een filosofische inslag, heeft geschreven die de moeite van het lezen meer dan waard zijn. Dat hij heeft samengewerkt met meer dan twintig striptekenaars en dat hij nu nog werkte aan een striproman over Schubert, wederom met Jeroen Janssen.

September dit jaar zat ik bij Pieter aan de keukentafel in zijn huis in Rotterdam. Ik hoopte dat we een flinke boom konden opzetten over zijn werk. Helaas. Pieter was welwillend en vriendelijk als altijd, maar de tumor had flink huisgehouden in zijn brein. Hij kon zich veel dingen niet meer herinneren. Halverwege het antwoorden viel hij dikwijls stil omdat zijn geheugen niet mee wilde werken. Ook moest hij soms zoeken naar woorden. Het was alsof de tumor de plaats in had genomen van Pieters geheugen en zijn persoonlijkheid. Dat had hij zelf ook door en hij zei dat hij merkte hoeveel hij in het afgelopen jaar was veranderd.

Pieter had zich berust in zijn lot en legde zich neer bij zijn naderende einde: ‘Het staat voor mij vast dat er na het leven niets meer is. Dat is een grote troost, mag ik wel zeggen, want dan hoef je je daar in ieder geval geen zorgen over te maken,’ zei hij lachend. ‘Ik weet nog dat Bernlef vlak na mijn operatie overleed. Die was 75 geworden. Ik dacht toen: Of je nu nog twee of twintig jaar te gaan hebt, zoveel stelt het niet voor. Die tijd is zo voorbij.’

Het was een moeizaam gesprek en in sommige opzichten het moeilijkste interview dat ik tot nu toe heb gevoerd. Het gesprek met Pieter was een confrontatie met mijn eigen sterfelijkheid, met het besef dat je nooit weet wanneer de tijd om is.

Pieter werd 56 jaar. Ik zal hem missen en het spijt me dat we nooit eens hebben afgesproken zonder dat daar een journalistieke reden voor was. Mijn gedachten gaan uit naar zijn vrouw Anette en hun twee dochters.

Stripmaker Aimée de Jongh schreef een mooi en persoonlijk in memoriam over Pieter.

Categorieën
Strips

Gerrit de Jager: ‘Doorzon was een goudmijn’

De Familie Doorzon is terug. Dat wil zeggen: de eerste vier albums zijn in één dikke bundel opnieuw uitgebracht. Tegelijkertijd komt Gerrit de Jager met een graphic memoir over de woelige ontstaansjaren van deze strip.

Omslagontwerp: Moker.
Omslagontwerp: Moker.

Kort nadat Gerrit de Jager en Wim Stevenhagen zijn begonnen met De familie Doorzon voor de Nieuwe Revu, komt De Jager erachter dat zijn vrouw vreemdgaat met de buurman. Ze laat de tekenaar in een leegstaande nieuwbouwwoning in Lelystad en met een berg schulden achter. Terwijl de strip een ongekend succes aan het worden is, komen de jeugdvrienden Wim en Gerrit steeds vaker tegenover elkaar te staan. Er dreigt een einde te komen aan hun lange, succesvolle samenwerking. Als dan ook nog eens blijkt dat hun uitgever stelselmatig royalty’s heeft achtergehouden, lijkt het dieptepunt in De Jagers leven bereikt. Samen gaan de stripmakers de strijd aan om van hun wurgcontract af te komen en zo De Familie Doorzon bij VNU een veilig onderkomen te geven. Als na de scherpe confrontatie het stof langzaam neerdwarrelt heeft De Jager binnen een kort tijdsbestek in wezen drie scheidingen achter de rug: van zijn vrouw, zijn beste vriend en uitgever. Aldus het verhaal in Door zonder familie, de graphic memoir van Gerrit de Jager.

‘Het is allemaal dertig jaar geleden gebeurd, dus ik had een zekere afstand om er ook grappen over te kunnen maken. Toch deed het tekenen van dit verhaal emotioneel heel veel met me. De woede van toen voel ik niet meer, maar tijdens het tekenen heb ik wel veel herbeleefd. Het oude verdriet voelde ik wel. Dat slijt blijkbaar niet. Toch ben ik echt gelukkig dat ik dit boek heb gemaakt. Voor het eerst sinds lange tijd heb ik echt iets héél diep uit mezelf gehaald en ben ik niet alleen maar bezig geweest met vakmanschap,’ vertelt De Jager (Amsterdam, 1954) terwijl we in zijn zonovergoten Amsterdamse tuin aan de koffie en vruchtencake zitten.

Familie Doorsnee
Vanaf 1980 stond De Familie Doorzon dertig jaar lang in Nieuwe Revu. In de strip over de asociale familie in Zulthoven werden onderwerpen als seks, homo’s en racisme met scherpe grappen behandeld, tot groot ongenoegen van politiek correct Nederland. ‘In die tijd was je al fout als je bij de Tros werkte. Hoewel Wim heel links was, ergerden we ons allebei aan het feit dat je bepaalde dingen niet mocht zeggen. We hadden er plezier in om mensen over de zeik te krijgen, en dat was ook zó makkelijk. Nu is dat politiek incorrecte niet nieuw meer, maar toen kwam bij mensen het bloed uit de oren. Ik heb een keer in een migrantentelevisieprogramma moeten verantwoorden hoe ik negers tekende. Toen een van die negers impotent bleek te zijn, werd men daar weer boos over, terwijl we dus eigenlijk het racistische vooroordeel omdraaide.’

Zelfportret Gerrit de Jager.
Zelfportret Gerrit de Jager.

‘Doorzon is een woordspeling op “de familie Doorsnee”, wat toen nog een begrip was. De dagelijkse problemen die ik meemaakte stopten we in de strip. Ik was net verhuisd van Amsterdam naar een doorzonwoning in Lelystad, de enige plek waar je toen terecht kon met een baby. Verschrikkelijk vond ik dat. Als ze me hadden gezegd: je mag terug naar Amsterdam, maar dan moet je de afstand wel kruipend afleggen, dan had ik dat gedaan! Vader John Doorzon is qua uiterlijk gebaseerd op mijn vader en Jack Nicholson, en dochter Doortje op mijn oudere zus. Zoon Tonnie was mijn oudere broer, al moet ik er wel steeds nadrukkelijk bij vertellen dat mijn broer geen homo is. De kleine opdonder, Ronnie, was ik zelf. Die moeder was een mengeling van omroepster Loes Haasdijk en Annemarie Grewel, een linkse, uitgesproken Amsterdamse politica. Later heb ik steeds gezegd dat Doorzon de negatieve versie was van Jan, Jans en de kinderen, maar dat is helemaal niet waar.’

Goudmijn
Na vier albums gingen Stevenhagen en De Jager uit elkaar en verdeelden onderling de verschillende stripreeksen die ze maakten. De Jager ging met frisse tegenzin door met Doorzon. ‘Wim was er wel klaar mee, maar ik eigenlijk ook. Ik was met Liefde & Geluk voor het Parool begonnen, en met de strip Roel en zijn beestenboel wilde ik wereldberoemd in Frankrijk worden.’ Toch kon de tekenaar niet met Doorzon stoppen, want de strip was een enorm succes: ‘Ik zat aan de grond en had het geld hard nodig. Ik was gescheiden, had alimentatie te betalen en moest mijn huis verkopen voor de helft van wat ik ervoor betaald had. Het was toen ook crisis. Doorzon was een goudmijn. Bij VNU, nu Sanoma, verkochten we al snel 80.000 exemplaren per album. Van de eerste vier albums zijn er per stuk meer dan 100.000 verkocht. Je moet dan wel heel sterk in je schoenen staan om zo’n goudmijn dicht te spijkeren.’

Toen de strip in 2010 werd stopgezet, was dat een opluchting voor De Jager, al had hij ook vaak plezier in zijn werk. ‘Ik wilde meer de maatschappelijke, politieke kant op, en toen vroeg de Revu mij om acht pagina’s extra te maken over de bezuinigingen. Die strips zijn nu nog steeds actueel met de huidige crisis. Door die klus kreeg ik er weer lol in.’

Cover van het eerste Doorzon-album.
Cover van het eerste Doorzon-album.

Door zonder familie
Tegenwoordig zit hij dicht op de actualiteit met zijn cartoons voor nu.nl en het AD. Voor de strip Zusje in Margriet put hij wederom veel uit zijn eigen gezinsleven, net als indertijd met De familie Doorzon. Toen Oog & Blik/De Bezige Bij de eerste vier albums opnieuw wilde uitgeven, leek het De Jager leuk om in stripvorm toe te lichten op welke voorvallen de grappen gebaseerd waren. Om de uitgeverij een idee te geven hoe dat eruit zou zien, werkte de tekenaar een voorbeeld uit. In één dag tekende De Jager wat later de proloog van dertien pagina’s zou worden, waarin hij verhaalt hoe Doorzon aan de Revu verkocht wordt en dat bij thuiskomst blijkt dat zijn vrouw met het gat in haar hand hun gehele inboedel heeft vervangen voor rotanmeubelen. Woedend slaat De Jager de keuken in elkaar, net als pa Doorzon in een van de strips. Op basis van deze intensieve sequentie vroeg de uitgeverij of hij er niet een heel boek van kon maken.
De Jager tekende zijn hele beeldroman op A6-jes, direct op papier met inkt, zonder eerst in potlood te tekenen en zonder scenario. Zelfcensuur heeft hij niet gepleegd. ‘De uitgever zei: het verhaal is rauw, en zo moet je het ook op papier zetten. Door die rauwe stijl kwam er een komische zweem over de meest genante scènes, bijvoorbeeld seks met mijn ex.’

Vriendschap
De Jager laat zien dat de samenwerking met Wim Stevenhagen stroef verliep. Hun neuzen stonden vaak de andere kant op. Is Door zonder Familie toch ook bedoeld als ode aan een vriendschap? ‘Jazeker. Een van de belangrijkste relaties in mijn leven was die met Wim. Het was echt een huwelijk: we deden alles samen. Ik kan me echter weinig momenten herinneren waarin we echt plezier hadden. Momenten dat we zaten te tekenen en te keten, zoals de collega’s bij uitgeverij Espee, hadden we eigenlijk niet. We haalden wel veel voldoening uit de chemie die we samen hadden en uit het feit dat we iemand gevonden hadden tegen wie je elk idee, hoe kut ook, durfde te spuien. Toch was er altijd spanning. Dat laat ik zien, maar ik breng ook mijn waardering voor Wim en zijn werk tot uiting.’

Als Wim en Gerrit uit elkaar gaan, blijkt hun uitgever Ger van Wulften ze nog veel meer royalty’s schuldig te zijn dan ze al dachten. Als VNU interesse in Doorzon toont, begint een slepende zaak, waarbij de uitgever het onderste uit de kan wil halen voor zichzelf. Was het boek een afrekening met Van Wulften?
De Jager: ‘Nee, het is geen afrekening, want die toestanden liggen ver achter me. Het verhaal is wel een feitelijk verslag van wat ons is overkomen. Die scène dat hij achter het stuur van zijn Porsche vertelt dat ik naar beneden moet met mijn royalty’s is echt gebeurd. Er kwam ook zoveel geld binnen, je moet dan wel erg sterk in je schoenen staan om daar niet wat van mee te jatten. Ger heeft verkeerde keuzen gemaakt: hij was enorm onder de indruk van figuren als Theo van Gogh en Ischa Meijer, en ging zich met bandjes, theaterproducties en speelfilm bezighouden. Daardoor veronachtzaamde hij hetgeen waar hij geld mee verdiende en waar echt zijn kracht lag. Ik toon overigens ook de goede kanten van Ger, want we hadden ook veel aan hem te danken. Hij gaf ons een big break en was een rasverkoper. Ook was hij een soort vaderfiguur voor me. Espee voelde als een familie: de medewerkers gingen altijd samen op stap, eten in restaurants, naar concerten. Iedereen deed het met iedereen. Juist door dat familiegevoel heeft het zo lang geduurd voordat ik tegen Ger opstond.’

doorzonder-216_1
doorzonder-217_1v2

De familie Doorzon & Door zonder familie (Oog & Blik/ De Bezige Bij) liggen nu in de winkel.

Dit interview is gepubliceerd in VPRO Gids #44.

Categorieën
Daily Webhead Strips Video

Video: Op de tekentafel van Gerrit de Jager

De eerste vier albums van De familie Doorzon worden gebundeld uitgegeven door Oog & Blik/De Bezige Bij. Dat zijn de albums die Wim Stevenhagen en Gerrit de Jager begin jaren tachtig samen hebben gemaakt. Daarnaast komt van De Jager een dikke graphic memoir uit over de roerige ontstaansjaren van de strip. 10 oktober kun je gaan zien hoe die er in de winkel uitziet. Voor de VPRO Gids interviewde ik de stripmaker vorige week over zijn boek,  daarom deze exclusieve blik op zijn tekentafel en preview van Door zonder familie.

De muziek in deze Daily Webhead is natuurlijk van Marco Raaphorst.

De vroege incarnatie van De Familie Doorzon.
De vroege incarnatie van De Familie Doorzon.
Categorieën
Strips

Rob van Barnevelds aparte blik op de wereld

Rob van Barneveld maakt surrealistische strips met een vrolijke kronkel.

Stripmaker Rob van Barneveld (Utrecht, 1985) is een goed bewaard geheim van de Nederlandse strip. Hij heeft een bijzondere blik op de wereld en die deelt hij in de reeks Rood gras: surrealistische strips met een vrolijke kronkel. In zijn tweede album Vannacht is mijn vriendin in een ijsje veranderd belt een eenzame rotonde een datingbureau, verandert Robs vriendin daadwerkelijk in een ijsje en wordt zijn oma niet begraven maar vliegt ze de lucht in met een rode sportwagen. ‘Als je overlijdt word je begraven of gecremeerd. Ik zou het fijn vinden als er meer keuzes zijn, dat je bijvoorbeeld kunt eindigen als een theezakje omdat je altijd zo veel thee hebt gedronken,’ vertelt Van Barneveld.

roodgras_liefde
Bijna iedere werkdag publiceert hij een nieuwe aflevering op www.roodgras.nl. Inspiratie voor zijn verhalen haalt hij uit het dagelijks leven en vooral uit voorvallen die minder fijn zijn: ‘Nare dingen inspireren me meer. Als ik chagrijnig ben of niet helemaal lekker in mijn vel zit, krijg ik makkelijker inspiratie voor een vrolijk stripje, want op die manier vrolijk ik mezelf ook een beetje op. Als ik op een zaterdagmiddag met muziek op mijn hoofd door de regen loop, bedenk ik hoe het beter zou kunnen. In plaats van regen zou het leuker zijn als er boterhammen uit de wolken vallen.’

Die aparte blik op de wereld heeft Van Barneveld eigenlijk altijd gehad. Als kind wist hij zichzelf goed te vermaken door op zijn kamertje te tekenen of de stripcollectie van zijn vader door te lezen. ‘Volgens mij was ik wel een apart jongetje: ik praatte altijd in mezelf en had een onzichtbare vriend. Maar ik speelde ook wel buiten met andere vriendjes in de buurt, hoor.’

roodgras

Steunkleur
In het begin waren de stripjes zwart-wit en verwees de titel naar de rode steunkleur die Van Barneveld gebruikte. Rood was het verbindende element in een reeks die verder alle kanten op gaat: ‘Er kon van alles in de strip gebeuren, maar het gras is altijd rood. Dat was de enige restrictie die ik mezelf stelde.’

Van Barneveld hanteert een geheel eigen handschrift en tekent zijn strips passend in een eenvoudige, ietwat naïeve stijl. ‘Daar heb ik niet bewust voor gekozen, ik kan eerlijk gezegd niet anders tekenen. Mijn stijl is simpel en spontaan, en daar hou ik ook van.’

Schateiland
schatvansalami_coverRecent kwam bij uitgeverij Syndikaat De schat van Salami uit, een zeer vrije bewerking van het klassieke boek Schateiland. Van Barneveld voegde robots, waterreuzen en heksen aan het verhaal toe. In tegenstelling tot Rood gras, dat op verschillende niveaus werkt, is De schat van Salami vooral een album voor kinderen. ‘Ik wilde een ouderwetse, maar eigentijdse avonturenstrip maken. Het moest niet te pretentieus worden. De zoektocht naar de schat is geen metafoor voor opgroeien of puberteit,’ verzekert de stripmaker.

Autist
Naast striptekenen werkt Van Barneveld in de gehandicaptenzorg. Hij begeleidt kinderen met autisme, met een verstandelijke beperking of gedragsproblemen. ‘Voor een autistisch kind is een dag groot en heel onvoorspelbaar. We proberen de dag in stukjes te hakken en overzichtelijk te maken door onder andere pictogrammen te tekenen van de activiteiten die gedaan moeten worden. Ik vind het heel boeiend werk, want door die kinderen ga je op een andere manier naar de wereld kijken.’

Van Barneveld koestert plannen voor een strip over de gehandicaptenzorg om lezers meer inzicht te geven van wat men allemaal in de zorg doet. ‘Wat mij opvalt aan strips over gehandicapten is dat ze alles zo karikaturaal voorstellen,’ zegt Van Barneveld. ‘Een gek heeft wilde haren en draagt een dwangbuis en iemand met het syndroom van down ziet er ook heel overdreven als zodanig uit. Ik zou graag een meer genuanceerde strip maken, zoals Blankets van Craig Thompson. Daar zit iemand met een verstandelijke beperking in en dat doet Thompson heel mooi.’

Dit artikel is in VPRO Gids #28 (2013) gepubliceerd.

Categorieën
Strips

Waarom de Nederlandse strip achterloopt op de buren

Rudi de Vries bracht de ontwikkeling van Nederlandse stripuitgeverijen in kaart. Waarom loopt de Nederlandse stripcultuur achter op de Belgen en Fransen?

Rudi de Vries
Rudi de Vries

‘Het huidige Nederlandse striplandschap is heel divers, met veel kleine uitgeverijen die hun best moeten doen om te overleven. Dat lukt deels omdat ze een deel van hun product kunnen afzetten in Vlaanderen, want Nederland is maar een kleine markt. Gezien de huidige economische crisis kan het bijna niet anders dan dat een aantal uitgevers zullen sneuvelen,’ aldus dr. Rudi de Vries, die eind november vorig jaar promoveerde aan de Rijksuniversiteit Groningen met zijn studie naar de Nederlandse en Belgische stripcultuur.
Comics and Co-evolutions – A study of the Dynamics in the Niche of Comics Publishers in the Low Countries, heet het proefschrift waarin De Vries (Den Haag, 1961) de bedrijfskundige theorie van de co-evolutie toepast op de ontwikkeling van stripuitgeverijen in Nederland en België.

Wat is het belang van je onderzoek voor je vakgebied?
‘Ik heb bestaande theorieën versterkt door ze met elkaar te combineren, waardoor duidelijk is geworden waar de zwakke en sterke punten liggen. De co-evolutionaire theorie komt uit de biologie. Planten- en diersoorten die zich in de loop der duizenden jaren op elkaar afstemmen kunnen daardoor overleven. Zo kun je ook naar organisaties kijken, zoals uitgevers. Die kunnen zich aan elkaar aanpassen en aan actoren waar ze van afhankelijk zijn, bijvoorbeeld tekenaars. Uit eerder onderzoek leek het erop dat alle organisaties één richting op evolueren, maar ik laat zien dat er in bepaalde bedrijfstakken meerdere co-evoluties tegelijkertijd kunnen plaatsvinden.’

Kun je een voorbeeld geven?
‘In een van de casussen kijk ik naar Dupuis, een grote Belgische commerciële uitgeverij die naast strips ook tijdschriften uitgaf. Toen de striptijdschriften langzaamaan verdwenen, hebben ze zich meer moeten richten op het uitgeven van albums. Door de opkomst van het stripalbum kwamen er ook uitgeverijen gespecialiseerd in strips die zich op niches richten, van graphic novels tot erotische strips. De grote uitgeverijen, vaak gericht op een groot publiek, namen het gedrag van de specialisten over en gingen zich ook deels richten op de artistieke strip en auteurstrip. Ze veranderden hierdoor van generalist in polymorphist.’

Robbedoes, Kwabbernoot en Pip.
Robbedoes, Kwabbernoot en Spip.

Waarom blijft de Nederlandse stripcultuur zo achter ten opzichte van andere landen? In Frankrijk is de strip heel groot, terwijl het in Nederland maar een nichemarkt is.
‘In mijn onderzoek vergelijk ik Nederland vooral met België en Frankrijk. Dat zijn echte striplanden die internationaal veel invloed hebben gehad op het medium door de clans rond Hergé en rond het tijdschrift Robbedoes met Franquin en soortgenoten. In Nederland heb je heel lang Marten Toonder gehad die generaties tekenaars onder zijn hoede nam en opgeleidde. De Nederlandse uitgeverijen nemen vaak eerder genoegen met vertalingen. Dat is makkelijker en levert eerder geld op dan investeren in Nederlands talent. Dat is deels ook te verklaren door de beperkte omvang van de markt, want die is voor Nederlandse uitgevers veel kleiner dan die van hun Waalse en Franse collega’s, die hun product ook in het buitenland kunnen afzetten. Sinds de jaren zestig is het stripaanbod dat in Nederland uitkomt voor twintig procent door Nederlanders gemaakt. Eenzelfde percentage komt uit Vlaanderen, de rest zijn vertalingen. Het is voor een Nederlandse uitgeverij veel goedkoper vertalingen uit te geven dan te investeren in Nederlands talent, wat veel risico met zich meebrengt. Bovendien kun je die buitenlandse strips selecteren die daar goed verkopen. De kans is dan al groter dat het hier ook een succes wordt.’

bommel_tompoesJe impliceert in je proefschrift dat dit ook te maken heeft met de culturele identiteit van landen.
‘Uit mijn onderzoek blijkt dat ook in de stripsector Nederland snel geneigd is compromissen te sluiten. In België is men eigenzinniger. Dat geldt zowel voor Wallonië als voor Vlaanderen. Vlaanderen wil zich onderscheiden van Wallonië door een eigen cultuur te hebben. Dat zie je terug in de Vlaamse strips die een volkser karakter hebben dan de Waalse strips.’

Ik heb het idee dat de strip in Nederland een slechte reputatie heeft.
‘Relatief gezien is het aantal mensen dat in Nederland een stripalbum leest veel lager dan in Frankrijk in België. Dat aantal is sinds de jaren negentig ook sterk teruggelopen. De diepere oorzaken hiervoor heb ik in mijn onderzoek niet durven aan te stippen omdat dat bijna niet te meten is. Wat ik van veel geïnterviewde uitgevers en tekenaars heb gehoord, is dat er een algemeen cultuurverschil is. Er is meer belangstelling voor het beeld in katholiekgetinte landen zoals Frankrijk en Wallonië. In een meer calvinistisch land als Nederland is het woord belangrijker. In Frankrijk is verstrooiing en je amuseren eerder geaccepteerd dan hier. Historisch gezien wordt de strip daar ook veel meer als cultureel erfgoed gezien.’

De laatste jaren is er veel stimulans geweest voor het beeldverhaal. Er was tweeëneenhalf jaar een stripintendant, er is een beroepsvereniging en een HBO-opleiding voor stripmakers gekomen. Dat wijst op een professionalisering van de sector, maar als ik jouw verhaal hoor, dan heeft al die moeite zich nog niet uitbetaald in meer Nederlandse producties ten opzichte van vertaalde strips.

Gert Jan Pos geeft Jan Kruis de allereerste Marten Toonderprijs.
Gert Jan Pos geeft Jan Kruis de allereerste Marten Toonderprijs.

‘Over het geheel bekeken niet, maar als de subsidies en de intendant er niet waren geweest dan was het aandeel Nederlandse strips en strips van nieuwe tekenaars misschien nog veel kleiner geworden. Door de subsidies is het voor tekenaars mogelijk om zich een halfjaar af te zonderen en aan een album te werken zonder dat ze commerciële opdrachten hoeven doen. En voor uitgeverijen is het ook nu mogelijk om zo’n boek uit te geven.’

Wat heeft de intendant naar jouw inzicht bijgedragen aan de ontwikkeling van de Nederlandse strip?
‘Ik denk dat hij vooral goed is geweest voor de promotie van de strip. Door in Nederland en het buitenland te laten zien dat er hier heel veel gebeurt. Dat er veel jonge, ambitieuze striptekenaars zijn die echt wat te melden hebben. Dat sijpelt direct door, in albums, maar ook indirect door de aandacht die de strip in de media krijgt.
Maar je kan in twee jaar niet alles aanpakken. Om de relatief kleine markt te vergroten moet je ook Nederlandse strips in het buitenland slijten. Dat heeft de intendant ook wel geprobeerd in Barcelona, maar het was nog mooier geweest als ze eens naar het belangrijkste stripfestival in Europa, Angouleme, zouden gaan. Dat is met Vlaamse tekenaars gebeurd, en dat heeft veel opgeleverd. Als je werk in het buitenland vertaald krijgt, kunnen de makers er beter van leven dan alleen de opbrengsten in Nederland. Het feit dat uitgevers moeilijk hun strips in de winkels en kiosken krijgen blijft een zwak punt. De intendant heeft het distributieprobleem niet aangepakt en is daar ook op aangevallen.’

Is de graphic novel de redding van de Nederlandse strip?
Typex_Rembrandt-cover‘De graphic novel is als label deels een marketingstrategie, maar is ook meer dan dat: de inhoud is kunstzinniger en meer literair dan die van een traditioneel genre-album; de albums worden in het formaat van reguliere boeken geproduceerd waardoor ze beter passen in de boekenkasten van boekhandels. Als de stripromans worden uitgegeven door literaire uitgevers, dan hebben die ook sneller geloofwaardigheid in de literaire sector. Graphic novels zijn niet alleen maar in stripspeciaalzaken te koop maar staan ook in de reguliere boekhandel, waardoor ze onder ogen van een breder publiek komen. Dat kan de overlevingskansen van de strip vergroten.’

Ik hoor uitgevers ook klagen dat boekhandelaren niet weten hoe ze de graphic novel in de markt moeten zetten. Er is zelfs een folder uitgegeven om de boekverkopers uit te leggen wat een graphic novel is.
‘Ik denk, gezien de malaise in de boekwereld, dat maar een klein deel van de boeken goed verkoopt. Het merendeel is toch voor een nichepubliek bedoeld.’

Hoe ziet het huidige striplandschap er tegenwoordig uit volgens jou?
‘Heel divers, maar er zijn vooral veel kleine uitgeverijen die echt hun best moeten doen om te overleven. Het kan bijna niet anders dat er een aantal zullen sneuvelen. En dankzij het feit dat ze nog een beetje kunnen afzetten in Vlaanderen, bestaan ze nog, anders waren ze waarschijnlijk al gesneuveld. Het is te hopen dat ze het blijven volhouden en dat de economische crisis ophoudt.
Digitale vormen van strips zijn in opkomst. Men is nu aan het experimenteren om strips zo om te zetten dat ze op een tablet of mobieltje passen. De Standaard Uitgeverij is daar heel snel mee begonnen door Suske en Wiske in die vorm aan te bieden. Maar ook de Amerikaanse uitgeverijen. Dus ik vermoed dat de Nederlandse uitgeverijen daar ook mee bezig moeten gaan. Tegelijkertijd denk ik dat er altijd wel belangstelling voor het gedrukte stripboek zal blijven bestaan. Het zal allemaal kleiner worden. Maar dat soort zaken heb ik in mijn onderzoek niet meegenomen. Het gros van het onderzoek eindigt voor de crisis, maar als je het hebt over de situatie van nu, dan ziet het er inderdaad weinig rooskleurig uit.’

Wat kunnen Nederlandse stripmakers en uitgevers leren van je onderzoek?

Barbara Stok en Jean-Marc van Tol tijdens de opnames van 'Beeldverhaal'. Bron: Human Factor
Barbara Stok en Jean-Marc van Tol tijdens de opnames van ‘Beeldverhaal’. Bron: Human Factor

‘Dat je als tekenaar wel degelijk invloed blijkt te kunnen uitoefenen. Eind jaren negentig heeft Joost Swarte de strip onder de aandacht gebracht bij het Fonds BKVB zodat er subsidies voor strips kwamen. Daarna trokken Jean-Marc van Tol en Hanco Kolk aan de noodbel en is er nog een prijs bijgekomen en intendant. Deze acties van stripmakers hebben dus veel opgeleverd: subsidiemogelijkheden, prijzen en aandacht vanuit de media. Ook een mooi voorbeeld zijn tekenaars zoals Moebius en generatiegenoten die in de jaren zeventig begonnen te werken als autonoom kunstenaar. Dat heeft toch ook veel gevolg gehad onder tekenaars en uitgeverijen, onder andere heeft dat er uiteindelijk voor gezorgd dat grote uitgeverijen zich helemaal of deels hebben moeten aanpassen. En dat kon alleen omdat het publiek daarin meeging. Het publiek werd volwassener en wilde ook die auteursalbums lezen. Maar als die tekenaars daar zelf niet mee waren begonnen, was dat nooit gebeurd. Dat betekent dus dat je als idealistische uitgever of als tekenaar best wat kan bewerkstelligen. Dat kan niet geheel solo, er moeten wel mogelijkheden zijn in de markt, en je moet zelf meerdere rollen kunnen vervullen. Neem Joost Swarte, die is tekenaar, kunstenaar en vormgever, en daardoor had hij ook makkelijk ingang bij het Fonds voor de beeldende kunst. Jean-Marc van Tol is ook zo’n figuur die meerdere rollen kan vervullen.
Kortom: blijf actief, alert en maak gebruik van de mogelijkheden die er zijn. Wees ook niet te pessimistisch.’

Dit artikel is geschreven in opdracht van de VPRO Gids.

Categorieën
Strips

Esther Verkest: Sexy dame in een donkere, absurde wereld

Kim Duchateau laat heldin Esther Verkest surrealistische en absurde avonturen beleven. ‘Het is godsgruwelijk moeilijk om mooie vrouwen te tekenen!’

Esther_verkest_octopusIn een nachtelijk bos wordt Esther achtervolgd door een levensgroot speelgoedkonijn met een opwindsleutel in zijn rug. Als het konijn uitgeput neervalt, rijgt de heldin hem aan het spit: ‘Met Duracell-batterijen is het normaal gezien nog spannender,’ zegt ze smikkelend. In een andere aflevering vindt ze na weken reizen dankzij een sjamaan midden in de woestijn een plek waar vrouwen met een plezierige uitdrukking op het gezicht samen komen: de legendarisch G-spot is gevonden. En de ideale man, die zet Esther zelf in elkaar met een ‘IKAE’-bouwpakket. Zoals we van de zelfbouwgigant mogen verwachten zit er net bij dit exemplaar een schroefje los.

Drie uiteenlopende voorbeelden uit de strip Esther Verkest, een van de opvallendste Belgische stripfiguren van de afgelopen jaren. De sexy, roodharige Esther beleeft allerlei surrealistische en absurdistische avonturen, gelardeerd met een flinke dosis seks en cartoongeweld. ‘Ik maak absurde, afwijkende strips,’ legt Kim Duchateau (Sint-Truiden, 1968) uit.
De Vlaamse stripmaker heeft het er druk mee: behalve Esther tekent hij dagelijks een cartoon voor De Morgen, cartoons voor P-Magazine, geeft hij tekenles aan de Provinciale Hogeschool Limburg en is DJ bij FM Brussel. Tussendoor treedt hij op als muzikant, werkt hij aan verschillende opdrachten en aan een graphic novel met Hanco Kolk.

Een heel weeshuis aan stripfiguren vloeide uit zijn pen, zoals Madelfried de onverschrikkelijke, een lui superkonijn, en Aldegonne: een zielig, moederloos meisje dat door iedereen gepest wordt. Duchateau: ‘Met de loser, of degene die altijd in een ongeluk terechtkomt, kun je gewoon veel doen. Personages die slecht of onsympathiek zijn, vind ik interessanter dan de brave held zoals je die wel hebt bij klassieke stripreeksen. Obelix is jaloers, te dik en ijdel. Daarbij vergeleken is Asterix saai.’ In tegenstelling tot Aldegonne delft Esther zelden het onderspit. In wezen zijn ze elkaars tegenpolen.

kim_Aldegonne-en-varkentje

Geen neukpop
Duchateau maakte drie jaar cartoons voor P-Magazine, de Belgische Panorama, toen men hem september 2000 vroeg ieder nummer een hele pagina te vullen. Binnen vier dagen moest hij met een concept op de proppen komen. Tot hun verbazing kwam Duchateau niet met cartoons maar met Esther Verkest: ‘Het was het idee van mijn vrouw om een sexy dame als hoofdpersonage te nemen, want P-Magazine vond ze toch een half naaktblad. In eerste instantie leek me dat niets, want ik moest meteen denken aan de reeks Rode Oortjes: strips vol belegen grappen waarin vrouwen als neukpop worden afgeschilderd. Toen kreeg ik het idee een wulpse, goed uitziende dame te verzinnen die dingen beleeft die haaks staan op haar uiterlijk. Ze ziet er heel populair, aantrekkelijk en sexy uit, maar ik laat haar in een donkere, afschuwelijke en absurde wereld toeven. Zo’n beetje Natasja (de stripstewardess) meets Kamagurka. Een dergelijk experiment was nooit eerder gedaan. Strips kennen wel sexy heldinnen maar vooral in avonturenverhalen, niet in humorstrips.’

Overigens was dit concept in het begin wel een uitdaging voor de stripmaker: ‘Het is godsgruwelijk moeilijk om mooie vrouwen te tekenen! Zodra je haar neus of haar oog maar een millimeter te veel naar links of rechts tekent, is ze al niet meer mooi. Als je de kont iets te dik of te plat tekent, zie je dat meteen. Dat heb je niet bij gewone stripfiguren of bij iemand die lelijk is.’ De strip ging met de maker op de loop, het sterke karakter van Esther ontstond gaandeweg: ‘Ik bedacht een grap en vroeg me af hoe ze daarop zou reageren. Vanaf dat moment was ze een personage. Het is nu al zo dat ik geen grappen kan bedenken waarin Esther de dupe is, want zo is ze niet.’

Esther-begrafenis

Onsterfelijk
‘Ik heb nooit een doelgroep voor ogen gehad. Esther is een opvallende figuur, de humor spreekt iedereen wel aan. Toch ben ik altijd verbaasd als ik op een boekenbeurs signeer en er veel volk staat. Het publiek is heel divers: zowel pubers als ouderen, van truckchauffeurs met een bierbuik die nog bij moeder wonen als een meer intellectueel publiek. Ik vind het leuk dat mensen er zo serieus mee omgaan: lezers vragen wel eens toestemming om een beeld van Esther te mogen maken; een bakker heeft ooit een taart van haar geboetseerd. Ik zit gewoon thuis in mijn luie stoel iets absurds te bedenken dat de mensen laat lachen, soms tien jaar later nog. Dat soort onsterfelijkheid vind ik fijn.’

Een selectie van de afleveringen uit P-Magazine wordt in het Nederlandse stripblad Eppo afgedrukt. ‘Daar staan vooral de bravere, niet heel kinky afleveringen in. Niet de heel sadistische, seksueel expliciete dingen. Je mag wel een blote tiet zien maar geen erectie in de broek.’

Over het randje
kim_spermadonorSoms komt Duchateau in zijn cartoons en Esther-strips grof uit de hoek. Onderwerpen als kindermisbruik door geestelijken en kindermishandeling thuis schuwt hij niet. In een reeks verhalen wordt de zus van Esther telkens in elkaar geslagen door haar man – een keer zelfs door een tekstballon. ‘Je zag Esthers ouders nooit, dus toen vroeg ik me af of ze een broer of zus zou hebben. Ik besloot dat haar zus Rebecca precies het tegenovergestelde is van Esther: een mietje dat zich door haar man in elkaar laat timmeren. Ik weet niet waar dat vandaan kwam. Het is een beetje pijnlijke humor. Lezers reageerden dat ze het grappig vonden maar wel over het randje. Als cartoonist moet je je grenzen aftasten, zien hoever je kunt gaan. De grap komt bij mij altijd op de eerste plaats: als ik hem goed vind, dan doe ik hem ook als hij over het randje is, maar ik wil mensen niet bewust shockeren.’

Soms laat Duchateau zijn heldin optreden in een pastiche van een bekende strip, zoals Jommeke (Kommeke) en de beroemde strip Peanuts (Esthernuts). Bekende stripfiguren spelen vaak een bijrol. ‘Ik ben erg geïnspireerd door tekenfilms en andere strips, dus vind ik het leuk om daar parodieën op te maken en die figuren op een andere manier te belichten. Door Esther soms in zo’n heel andere stijl te tekenen ga ik verveling tegen.’

Esther-acne

Een goede kennismaking met Esther is het album Roodheidswaanzin, een bundeling van tien jaar Verkest-strips, uitgegeven door Oogachtend.

Dit interview is gepubliceerd in VPRO Gids #20 (2013).

Categorieën
Daily Webhead Strips Video

Daily Webhead Vlog: Over strips gesproken…. #week 20

Esther_verkest_octopusHet is weer de hoogste tijd voor een Daily Webhead Vlog. Dit keer over strips want, tja, daar praat ik graag over. Bijvoorbeeld over de nieuwste aanwinst van Eppo stripblad, de Vlaamse stripmaker Kim Duchateau en zijn creatie Esther Verkest en de onthulling van de nieuwe cover van Zone 5300. En bij voorbaat excuses voor fans van Lucky Fonz III. Jullie kunnen er ook niets aan doen.

En zoals gezegd in de video: ik ben heel benieuwd naar welke strips je leest. En vooral, waarom juist die strip.

Categorieën
Film

Rosto’s nieuwe korte film in de bioscoop

Nu wilde ik Berberian Soundstudio al gaan kijken, maar nu bekend is gemaakt dat Lonely Bones als voorfilm te zien is, is een bioscoopbezoek helemaal de moeite waard. Lonely Bones is namelijk de nieuwe korte film van filmmaker/kunstenaar Rosto.

Lonely-Bones
Lonely Bones is een surrealistische en sinistere film met muziek en personages van muziekproject Thee Wreckers. Lonely Bones gaat verder waar de korte muziekfilm No Place Like Home (2008) eindigde. Een eenogige man ontsnapt uit een hotelkamer en betreedt een helse wereld waar tijd en ruimte samenvloeien.

Lonely Bones is een droomachtige ervaring, geen film met traditionele verhaalstructuren of formules,’ verklaart Rosto. ’Daarom staat in de synopsis: over het maken van dromen en het maken van offers. De film is als een gedicht: het gaat er niet om waar de film over gaat, maar wat de film is. Iedereen in het publiek ervaart en interpreteert de film op zijn eigen manier en trekt zijn eigen conclusies. Ik zie deze film als zelfexpressie, niet als entertainment.’

Lonely Bones is het tweede deel van een tetralogie van Wreckers-films, maar het is tevens het sluitstuk van de online graphic novel Mind My Gap. Hoewel de nieuwe short deel uit maakt van het universum van Rosto, is de film ook zonder voorkennis te genieten, al helpt het natuurlijk wel als je al een beetje bekend bent met de wereld van Rosto.

Een paar maanden geleden heb ik de film in een speciale première gezien en zoals altijd bij de films van Rosto is het een kijkervaring die niet een, twee, drie te duiden valt. Hetzelfde kun je zeggen van de films van David Lynch. Toen van Rosto het halfuur durende The Monster of Nix uitkwam in 2011, heb ik hem uitvoerig over zijn werk gesproken voor de VPRO Gids.

Lonely Bones beleefde zijn wereldpremière op het International Film Festival Rotterdam, was te zien in de officiële competitie van het Clermont-Ferrand Short Film Festival en is ook geselecteerd voor de competitie in Annecy deze zomer. Vanaf 25 april draait de short dus als voorfilm van Berberian Soundstudio in de bioscoop.

Categorieën
Strips

Typex over zijn Rembrandt: ‘Alleen met een leugen kun je de waarheid vertellen’

Illustrator en stripmaker Typex maakte een imposante beeldroman over Rembrandt van Rijn. ‘Ik heb heel veel over Rembrandt gelezen, maar besef heel goed dat alles wat in de boeken staat een kwestie van interpretatie is.’

Met de striproman Typex’ Rembrandt heeft stripmaker/illustrator Typex (Amsterdam, 1962) de verwachtingen overtroffen. Net als in de televisieserie De Gouden Eeuw brengt Typex die periode op een toegankelijke wijze tot leven: hij laat de lezer getuige zijn van gebeurtenissen uit het leven van Rembrandt van Rijn. In de 240-pagina dikke beeldroman schetst hij in potlood een gelaagd beeld van de beroemde schilder door de relaties met de mensen uit zijn directe omgeving te belichten, zoals zijn vrouw Saskia die al jong stierf, collega-schilder Jan Lievens en Hendrickje de huishoudster met wie Rembrandt een relatie had. Rond de tijd van zijn faillissement zette zij met zoon Titus een kunsthandel op waar Rembrandt in dienst was, zodat zijn inkomen niet direct naar de schuldeisers zou gaan. Eerder had Rembrandt vijf jaar een verhouding met huishoudster Geertje Dircks die hem later voor de commissie voor huwelijkse zaken daagde en geld eiste omdat hij zijn belofte met haar te trouwen niet nakwam.

Rembrandt. Illustratie: Typex
Rembrandt. Illustratie: Typex

Reflecties
‘Ik hou er erg van om de ontwikkeling van een personage te laten zien. Rembrandt is eigenlijk een stille, bijna autistische hoofdpersoon die niet praat over zijn gevoel of de dingen die hij doet. Hij uit zijn gevoelens vooral in stille blikken, maar ja, een boek vol stille blikken, daar word je natuurlijk gek van,’ vertelt Typex. ‘Iets over Rembrandt vertellen kan daarom alleen door hem te reflecteren in de mensen om hem heen. Daarom heb ik ervoor gekozen om die mensen als leidraad voor het verhaal te gebruiken. Zij hebben ieder een sterke relatie tot Rembrandt en kenmerken allemaal een unieke periode uit zijn leven. Met Jan Lievens deelde hij een atelier in Leiden toen ze vroeg-twintigers waren. Ze hebben een soort vriendschappelijke concurrentie, zoals het bij jongens gaat moet je tussen de regels door lezen om affectie te zien. Als Jan later in het boek Rembrandt op zoekt in Amsterdam, zijn het oude kerels. In de tussenliggende jaren dat ze elkaar niet zagen zijn ze eigenlijk betere vrienden geworden. In die scène hebben ze meteen fysiek contact, dat hadden ze vroeger niet. Toch zitten er in de dialoog nog steeds veel steken onderwater, net zoals vroeger.’

Elsje

Elsje door Typex, naar Rembrandt.
Elsje door Typex, naar Rembrandt.

De ontstaansgeschiedenis van Rembrandt kent een trage start. Op initiatief van stripmaker Gerrit de Jager wilde het Rijksmuseum een strip over de schilder laten maken. Toenmalig stripintendant Gert Jan Pos zou het scenario schrijven en stelde Typex voor als tekenaar. ‘Er was een korte synopsis die de basis legde voor de eerste twee hoofdstukken, maar het was nog geen rond verhaal. Dat scenario kwam maar niet en ondertussen had ik mijn agenda voor een jaar vrijgemaakt om aan dit boek te werken. Ik ben een harde werker en hou er niet van om maar af te wachten. Ik had al een stapel boeken over Rembrandt gelezen en kladblokken vol aantekeningen. Toen ben ik zelf maar aan de slag gegaan.’

De stripmaker kreeg als opdracht mee dat het geen educatief boek moest worden. Hulp kreeg hij van Martijn Pronk, hoofd publicaties van het Rijksmuseum en van Marijn Schapelhouman, de senior conservator tekeningen bij het Rijks. ‘Schapelhouman ging over de historische correctie en die zag écht alles. Die zei soms “Dat stoeltje daar klopt niet.” Verder was hij heel coulant. Eigenlijk is hij de grootste fan van het boek, daarom heb ik hem ook voor het voorwoord gevraagd.’

Helemaal historisch correct is de striproman niet. In een kroegscène ontmoet de schilder Elsje, het meisje uit Denemarken dat haar hospita doodsloeg met een bijl en daarvoor de doodstraf kreeg. In het boek verlaat Rembrandt vlak voor de moord haar huis, terwijl de schilder daar nooit is geweest. Typex: ‘Elsje heeft bestaan en toen ze dood in het galgenveld bij het IJ hing heeft Rembrandt haar getekend. In het boek speelt die scène af in zijn glorietijd terwijl het eigenlijk pas aan het einde van zijn leven speelde. Hij heeft haar ook nooit ontmoet. Zijn zoon Titus had over haar gehoord en toen is Rembrandt daar naartoe gegaan.’

Rembrandt en Saskia.
Rembrandt en Saskia.

(Zelf)portretten
‘Alleen met een leugen kun je de waarheid vertellen. Ik geloof niet in dé waarheid. Ik denk dat je een waar verhaal alleen maar kan vertellen door een parabel. Het verhaal zit in hoe mensen eruit zien en hoe ze bewegen, niet in de gebeurtenissen. Die zijn geïnterpreteerd en telkens herverteld. Er zijn natuurlijk feiten en die staan in de documenten die er nog zijn. Data van wanneer hij trouwde, wanneer zijn zoon Titus stierf. Je hebt de feiten en de rest kleur je in met je eigen ervaringen. Ik heb heel veel over Rembrandt gelezen, maar besef me heel goed dat alles wat in de boeken staat een kwestie van interpretatie is. Toen men in de negentiende eeuw over Rembrandt schreef, werd er een romantisch beeld van hem geschetst: de onuitstaanbare man met een artistieke bevlogenheid. Dat zit ook in mijn boek, maar ik probeer het wat te nuanceren. Sommige mensen zullen mijn Rembrandt een ontzettende hufter vinden, want hij is een botte beer in zijn manier van praten. Toch zijn er ook mensen die van hem kunnen blijven houden. Ik heb zeker mededogen met Rembrandt: het is vreselijk om een moeilijk mens te zijn. Voor jezelf is het eigenlijk het zwaarst, want de mensen in je omgeving kunnen weglopen, maar jij niet. Ik heb me voor de personages in eerste instantie laten leiden door de schilderijen. Bij Rembrandt heb ik veel gehad aan zijn zelfportretten, die heb ik als uitgangspunt genomen om over hem te fantaseren. Hij schilderde die portretten niet om een psychologisch beeld van zichzelf te maken maar als studie van tronies. Uit die portretten spreekt zo veel karakter, zo veel tegenstellingen. Er spreekt een soort pappige jongensachtigheid uit, maar ook arrogantie en verlegenheid. Ook zie je in die zelfportretten het ouder worden heel goed. Niet alleen de rimpels, maar ook de moedeloosheid en het verlies. Alles wat we in de zelfportretten zien is tegelijkertijd een reflectie van onszelf.’

Gezichtspunt
Behalve de portretten baseerde Typex veel op mensen uit zijn eigen omgeving. In bovengenoemende kroegscène zitten veel Nederlandse stripmakers: Typex en Peter Pontiac zitten op de achtergrond aan de bar. ‘Het uiterlijk van Rembrandt lijkt wel wat op mijn vader, al had hij niet zo’n karakter. Voor het uiterlijk van de vrouw van Titus heb ik mijn eigen vrouw als uitgangspunt genomen. Voor de dochter van Rembrandt stond mijn eigen dochter model. Als een personage niet bekend was van een schilderij dan tekende ik ze gewoon als iemand die ik ken, want elk figuur moet een inleefbaar iemand zijn. Daarbij zat ik zo lang eenzaam aan het boek te werken, zo zag ik mijn vrienden nog eens.’

'De nachtwacht'. Klik op plaatje voor grotere versie.
‘De nachtwacht’. Klik op plaatje voor grotere versie.

Rat
Point-of-view, het individuele vertelperspectief, is een belangrijk thema in het boek. Niet alleen gebruikt Typex mensen uit Rembrandts naaste omgeving om zijn karakter uit te lichten, ook ligt er veel nadruk op het observeren van de wereld en wordt er soms rechtstreeks in de camera gekeken. Wanneer Saskia doodziek op bed ligt, zien we de wereld door haar ogen: het gezichtsveld wordt letterlijk begrenst door een ovaal, de vorm van haar ogen. ‘Dat is mijn hommage aan de strip The Spirit van Will Eisner, mijn favoriete striptekenaar,’ legt Typex uit.

‘Rembrandt is natuurlijk zelf een observator en heel af en toe zien we de wereld vanuit hem, maar meestal door de ogen van anderen. In het zwaarste hoofdstuk heb ik het perspectief van een rat gekozen. Mensen stierven toen vroeg, dus de tweede helft van het boek, waarin ik de lange ondergang van Rembrandt beschrijf, vallen ze bij bosjes. Ik wilde herhaling vermijden en op zich kent Rembrandts leven veel herhaling. Twee van zijn vrouwen zijn aan ziekte gestorven. De dood van Saskia is een intiem gebeuren, want zij was zijn grote liefde. Ik werd er zelf ook hopeloos verdrietig van toen ik die scènes maakte. De dood van Hendrickje, die stierf aan de pest, mocht daar niet op lijken, want dat was een heel ander soort verhouding. Dus toen dacht ik: voor de ziekteoverbrenger is het allemaal niet erg wat er gebeurt. De rat doet gewoon wat hij doet en voor hem gaat het gesmeerd. Door het gezichtspunt van de rat te kiezen kon ik vaart in het verhaal houden. Ik ben als de dood voor ze, dus ik vond het leuk om me in die beesten te verplaatsen. Tegelijkertijd staat de rat symbool voor dreiging, als lezer voel je dat het niet de goede kant opgaat.’

De tekenaar heeft zich grafisch ook laten inspireren door zijn onderwerp. ‘Ik heb dit boek helemaal met potlood getekend terwijl ik normaal gesproken penseel gebruik. Penseel vond ik hier niet bij passen. Ik wilde een wat losse stijl gebruiken die Rembrandt ook hanteert in zijn tekeningen en in zijn schilderijen. Vooral zijn latere werk is vrij los van streek. Daarbij heb ik veel met licht-donkercontrast gedaan en veel met schaduwen. Het kleurenpalet bestaat vooral uit ingeschoten kleuren, er zit een laag overheen met een beetje bruintint. Dit soort boeken moet je niet in te felle kleuren doen, het moet iets ouderwets uitstralen.’

Vrouwenhater
Typex_Rembrandt-coverToen Typex na tweeëneenhalf jaar het tekenwerk afhad, is hij samen met vormgever en beeldredacteur Borinka Beeke om de tafel gaan zitten. ‘Omdat het verhaal per hoofdstuk van tijdsperiode verspringt, moest er een duidelijke scheiding tussen de verhaaltjes komen. Borinka stelde voor de hoofdstukken op de rechterpagina te eindigen en te beginnen. Op de linkerpagina vóór een nieuw hoofdstuk moest er dus nog een beeldelement komen en daarvoor hebben we telkens een andere inheemse vogelsoort gekozen die met dat hoofdstuk te maken heeft. In de inhoudsopgave heb ik mezelf getekend: terwijl ik aan het verhaal bezig ben, gaat mijn vrouw voor de zoveelste keer alleen naar bed. Ik zet in dat opzicht Rembrandt en mezelf naast elkaar. In wezen zijn Rembrandt en ik allebei freelancers die in opdracht werken. Het gedoe met geld en opdrachtgevers herken ik dus. Ook herken ik me in zijn weigering om dingen te idealiseren. Er werd over Rembrandt gezegd dat hij beroerd vrouwen tekende omdat hij ze uitbeeldde met puttige dijen en dat soort zaken. Zelf ben ik een tegenstander van het tekenen van pin-ups van geïdealiseerde vrouwfiguren. Dat zijn geen vrouwen, dat zijn stripfiguren! Ik wil ze wel aantrekkelijk maken, maar dan wel aantrekkelijk zoals een vrouw ís. Ik ben wel eens een vrouwenhater genoemd, omdat ik ze soms lelijk teken. Ik vind je juist een vrouwenhater als je vrouwen mooier tekent dan dat ze werkelijk al zijn. Dan teken je een mannenfantasie.’

Typex’ Rembrandt (Oog & Blik, De Bezige Bij), verkrijgbaar als paperback, als e-book en als gelimiteerde gesigneerde luxe-editie. Tegelijk verschijnt in Groot-Brittannië en de VS een Engelstalige versie bij uitgeverij SelfMadeHero (Londen) en een Spaanstalige bij uitgeverij Norma (Barcelona.)

Zondag 14 april is de grote boekpresentatie in Paradiso Amsterdam met o.a. de bands Spilt Milk en ET Explore Me, een lezing van Joost Swarte en de korte documentaire Typex tekent Rembrandt van Lex Reitsma.

Dit interview is gepubliceerd in VPRO Gids #15 (2013).

Categorieën
Daily Webhead Strips Video

Daily Webhead Video: Het reclamewerk van Martin Lodewijk

Martin Lodewijk. Foto: Lies Post
Martin Lodewijk. Foto: Lies Post

Stripmaker Martin Lodewijk heeft zijn stripwerk altijd afgewisseld met het illustreren en vormgeven van reclame. In de loop der jaren heeft hij heel wat verschillend reclamewerk gemaakt. Toen ik hem laatst interviewde voor de VPRO Gids, liep hij spontaan naar zijn werkkamer om wat van dat werk te laten zien.

Het interview met Lodewijk dat in vogelvlucht over zijn langdurige carrière gaat en in het bijzonder over Agent 327,  verschijnt over twee weken in de VPRO Gids.

Tip: Bekijk de video op groot formaat door op het vierkante rechtsonder in de player te drukken.

De muziek in deze Daily Webhead is natuurlijk weer van Marco Raaphorst.

Categorieën
Film

HAFF 2013: ‘Je mag ook gewoon genieten van animatie’

In de zestiende editie van het Holland Animation Film Festival staat storytelling centraal. Het festival biedt een eigenzinnige kijk op animatie en slaat een brug tussen animatie, strips en games. Ook wordt er afscheid genomen van animator Gerrit van Dijk. Festivaldirecteur Gerben Schermer licht het programma toe.

poster-HAFF-2013‘Soms word ik blij verrast door een film, zoals Recycled van Lei Lei en Thomas Sauvin. Lei Lei heeft op de vuilnisbelt van Beijing allerlei familiefoto’s en vakantiekiekjes bij elkaar gezocht. Daar heeft hij een prachtige film mee gemaakt. Ik waardeer Lei Lei als filmmaker dus het is altijd fijn om iets van hem te zien. Vooral als zijn nieuwe film weer anders is dan zijn voorgaande animaties,’ vertelt Gerben Schermer in het HAFF-kantoor in hartje Utrecht, waar de staf druk bezig is met de voorbereiding van de zestiende editie van het jaarlijkse animatiefestival.

Recycled is een mooi voorbeeld van de independent poëtische films die er op het HAFF te zien zijn, naast andere innovatieve shorts, experimentele films, opdrachtfilms en lange publieksfilms. Vijf dagen lang kunnen liefhebbers en professionals terecht voor een zeer uitgebreid filmprogramma, talkshows, presentaties, lezingen en masterclasses.

‘De belangrijkste accentwijziging ten opzichte van vorige edities is dat het programma dat we bieden voor een breed publiek interessant is. De featurefilms en competities, maar ook de programmering rond de thema’s storytelling en 3D laten mensen op een andere manier naar film kijken. Wie echter niet geïnteresseerd is in de achterliggende thema’s krijgt evengoed een mooi programma te zien. Je mag immers ook gewoon genieten van animatiefilms zonder verder na te denken over het medium,’ legt Schermer uit.

Storytelling
Toch, de vragen die het festival stelt over animatie en de verbanden die gelegd worden tussen verschillende media, maken het HAFF juist extra interessant voor de fijnproever. Dit jaar functioneert het begrip storytelling als rode draad door de verschillende programmaonderdelen. Schermer: ‘We willen de nadruk leggen op hoe je dingen kunt vertellen. Een boodschap hebben is één ding, maar hoe breng je die in een goedlopend verhaal? Dat laten we zien door films te vertonen maar ook door een levendige discussie te voeren. Door nieuwe technieken heb je tegenwoordig heel veel mogelijkheden om een verhaal te vertellen. De nadruk ligt echter vaak op spektakel. Toegepaste technieken moeten niet alleen een druk op de knop zijn, maar ook iets toevoegen. Er zijn bijvoorbeeld genoeg 3D films waarbij het driedimensionale aspect helemaal niets toevoegt.’

Adriaan Lokman is een filmmaker die experimenteert met 3D. Vorig jaar vertoonde het HAFF de 3D-versie van zijn abstracte achtervolgingsfilm Chase en dit jaar gaat de 3D-versie van Barcode in première op het festival. ‘Die versie wordt significant anders dan de oorspronkelijke film,’ aldus Schermer.
Marc Bertrand, producent bij de National Film Board in Canada, heeft zich verdiept in de voor- en tegens van de 3D-techniek en laat in zijn lezing zien wat deze techniek op verhalend vlak voor toegevoegde waarde kan hebben.

I Move So I Am. Gerrit van Dijk.
I Move So I Am. Gerrit van Dijk.

Strijdbare film
De vorig jaar overleden kunstenaar en animator Gerrit van Dijk stond in 1985 aan de wieg van het festival. Tot aan zijn dood maakte hij nog iedere dag een tekening voor zijn laatste film The Last Picture Show. In een programma rond de hoogtepunten uit zijn oeuvre en een minitentoonstelling, wordt de meesteranimator op het HAFF herdacht. Schermer: ‘De vroege films van Gerrit gaven commentaar op de maatschappij. Ze waren zeer politiek en geëngageerd, zoals Butterfly R.I.P. 1975 (1975) en de Jute-films (1979). Later werd zijn oeuvre wat meer naar binnen gekeerd en maakte hij films over thema’s als familie bijvoorbeeld. In de animaties van de laatste tijd mis ik het engagement een beetje. Ik mis in die zin een Gerrit van Dijk in de wereld. Toen Gerrits einde eraan zat te komen hebben we besloten om ieder jaar in zijn nagedachtenis een themaprogramma rondom strijdbare films te presenteren. Daaromheen gaan we ook lezingen organiseren.’

De strijdbare film kent een breed palet aan thematiek en uitingsvormen, van poëtische kunstwerken tot agressieve pamfletten. In het themaprogramma zijn films van nu en eerder te zien. In competitie zitten een aantal korte films uit Canada die aandacht vragen voor de Iraanse filmregisseur Jafar Panahi die door het regime gevangen wordt gehouden.

Strip en games
‘Games, strips en animatie zijn heel verschillende werelden. Toch proberen we die bij elkaar te brengen,’ vertelt Schermer. ‘Dit jaar wordt voor de vierde keer de KunstStripbeurs in samenwerking met het animatiefestival gehouden. Op zaterdag 23 maart bieden zo’n zeventig stripmakers en illustratoren hun prints, originelen, boeken, T-shirts en buttons aan in de gratis toegankelijke Nicolaïkerk. Die dag wordt ook de StripGrafiekPrijs uitgereikt.’

Gastprogrammeur René Windig, een van de stripmakers van de populaire strip Heinz, waarover een lange animatiefilm nu in ontwikkeling is, presenteert een speciaal programma van met name Felix the Cat-animaties uit de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw. Tijdens de voorstelling vertelt hij over zijn fascinaties voor deze filmpjes.

Verder draaien er films die gebaseerd of geïnspireerd zijn op strips, zoals Pinocchio van Enzo dÁlò, waar het tekenwerk van stripmaker Lorenzo Mattotti in gebruikt is. Tito on Ice gaat over de promotietour door voormalig Joegoslavië van de Zweedse striptekenaars Max Andersson en Lars Sjunnesson. Ze reizen in gezelschap van een pop die de mummie van Tito moet voorstellen.

Pinocchio.
Pinocchio.

Behalve strip komen ook games ruim aan bod. Er is onder meer aandacht voor gametrailers en cut scenes, de geanimeerde intermezzo’s in een game die te zien zijn als een bepaald doel bereikt is of het verhaal verder verteld wordt.

Grote Prijs
Het festival zet zich sinds jaar en dag in om animatiefilm onder de aandacht te brengen. Daarom zijn er verschillende competities en lanceert het HAFF dit jaar de Grote Prijs voor Nederlandse animatie. Een driekoppige vakjury zal deze uitreiken aan de beste Nederlandse animatiefilm. ‘Op dit moment gebeurt er steeds meer op het gebied van animatie. Lang speelde alleen de korte animatiefilm echt een rol in Nederland maar nu gebeurt er veel op het gebied van opdrachtfilms, commercials en televisieseries. Er is een nieuwe generatie filmmakers opgestaan. Het is goed om dat te benoemen en te laten zien door een prijs uit te reiken voor de beste Nederlandse animatiefilm.’

Meer info: www.haff.nl

Dit interview is gepubliceerd in de speciale HAFF bijlage van VPRO Gids #11 (2013).

Categorieën
Strips

Vragen voor Typex

Maandag interview ik stripmaker/illustrator Typex over zijn aanstaande striproman over schilder Rembrandt van Rijn. Deze zal 4 april bij Oog & Blik/De Bezige Bij verschijnen.

Rembrandt. Illustratie: Typex
Rembrandt. Illustratie: Typex

Op dit moment ben ik een digitale versie van dit boek aan het lezen. Inhoudelijk zal ik er nog niets over zeggen, alleen dat het op visueel vlak  overdonderend mooi is geworden.

Het boekwerk maakt een hoop vragen bij me los, toch nodig ik graag de bezoekers van dit blog uit om ook een vraag in te sturen. Heb jij ook een vraag aan Typex? Stuur deze dan in via het contactformulier. Wellicht neem ik deze mee in het interview. En is er in het artikel dan geen plaats voor het antwoord, dan zal ik deze toch zeker op mijn blog publiceren.