Blog- en stripvriend en VPRO-collega Menno Kooistra maakt al een tijdje videomontages voor CinemaTV – het filmprogramma van de VPRO dat op het web te zien is. Voor deze montage mixt Menno filmbeelden thematisch door elkaar. Ze gaan als het ware de Mennoblender in. Vaak komt daar dan een aardige video uit. Zijn laatste edit vind ik erg leuk en wil ik graag met je delen.
Vinyl en cinema: het is een combinatie die al veel moois heeft voortgebracht. Achter het romantische beeld van het draaiende zwarte schijfje – de krakende naald waar geluid uit komt, samen luisteren met je geliefde of helemaal in je eentje in de muziek opgaan – gaan veel verhalen schuil.
Zelf vind ik High Fidelity en Almost Famousde mooiste films over popmuziek en de liefde voor vinyl. Maar er zijn nog veel meer films over dit boeiende thema gemaakt. Enkele ervan heeft Menno in zijn montage gestopt. Zoals Ghost World waarin het personage Seymour oude bluesplaten verzamelt en de man waarop dit personage losjes gebaseerd is: Robert Crumb uit de documentaire Crumb.
De televisie in Nederland bestaat zestig jaar. Jarenlang was de Nederlandse vormgeving toonaangevend. Het rijk geïllustreerde boek Vorm van vermaak staat vol met voorbeelden en anekdotes uit deze rijke geschiedenis.
Op 2 oktober 1951 waren de vijfhonderd mensen met een televisietoestel getuige van de eerste uitzending in Nederland. Vanuit een omgebouwd kerkje in Bussum, was als eerste de wapperende vlag van de Nederlandse Televisie Stichting (NTS) te zien, gevolgd door een aankondiging van de omroepster.
De eerste jaren waren erg primitief: als er storing of pauze was, werd er een zwart papiertje met witte letters voor de camera gehouden om dit aan te geven. Weermannen tekenden het weer live op voorbewerkte kaarten. Eerst met een krijtje, maar dat gaf te veel herrie, dus werd er een tijd gewerkt met lipstick. ‘Een romantisch beeld. Het was een soort knutsel tv,’ vertelt Roy van Vilsteren, adjunct-hoofdredacteur van de VARAgids. Samen met Liselotte Doeswijk schreef hij Vorm van Vermaak, een fors koffietafelboek over de tv-vormgeving van de afgelopen zestig jaar.
‘Tot midden jaren tachtig is veel tv-vormgeving nog heel fysiek. Titelkaarten en titelrollen werden op papier of karton afgedrukt. Als je niet op film wilde animeren, deed je dat live voor de camera: je liet een kartonnen poppetje bewegen, of bewoog zelf een staafgrafiek. Computers betekenden niet direct het einde van dit soort animatie: een computer was duur en het duurde lang voordat het apparaat het resultaat kon laten zien.’ Toch is volgens Van Vilsteren de komst van de computer het belangrijkste omslagmoment in al die jaren geweest. ‘Je wordt tegenwoordig niet meer beperkt door de techniek. Iedereen kan een leader maken.’
Palmboompjes
De vorm wordt altijd gedreven door wat er technisch mogelijk is. Toen men voor het eerst in staat was met de pc goed metaal te animeren, zag je dat meteen overdadig terug in de stationcalls waarin omroeplogo’s van alle kanten metaalachtig glommen. ‘De chromakey, waarbij een blauw of groen vlak vervangen kan worden door een ander beeld, werd in het begin ook overdadig gebruikt. Zelfs als decor van het journaal terwijl dat gewoon een stilstaand wandje was,’ vertelt Van Vilsteren.
Ontwerpers lieten zich vaak leiden door modegrillen. ‘In de jaren zeventig stonden er palmboompjes bij Toppop. In de jaren tachtig zag je veel industriële ontwerpen, fabriekachtige decors met veel rook in beeld.’
Toonaangevend
Jarenlang waren het Nederlandse decorontwerp en de grafische vormgeving van de NOS, samen met die van de BBC, toonaangevend in de wereld. ‘De televisievormgeving in Nederland was altijd erg vooruitstrevend. Dat heeft iets met de Nederlandse ontwerptraditie te maken, maar ook zeker met ons omroepbestel. De NOS (tot 1969 NTS) had zijn eigen grafische afdeling, waar grafici onder andere titelkaarten en illustraties maakten. Daarnaast was er een afdeling decorontwerp, een afdeling decorbouw en een aantal maquettemakers. Omroepen waren verplicht hun vormgeving bij de NOS uit te besteden, maar hoefden er niet voor te betalen. Ze kregen een aantal decoruren toegewezen. Als een omroep wilde uitpakken met een mooie show en de decorbouwers hadden er tijd voor, dan werd dat decor gemaakt.’
Binnen het verzuilde bestel wilden de omroepen zich graag profileren. Middels decors en vormgeving wilden ze hun identiteit uitdragen. Het is tegenwoordig nog moeilijk voor te stellen dat vrijwel alle huisstijlen door dezelfde afdeling zou worden gemaakt. ‘Johan Volkerijk maakte logo’s voor de VARA, maar ook voor de NOS. Nu zou de VARA nooit dezelfde mensen inhuren die het nieuwe VPRO-logo hebben gemaakt.’
Jeugdjournaal
Kwaliteit stond in die jaren voorop. ‘Als het niet mooi is, moet je het niet maken vonden de meeste vormgevers,’ vertelt Van Vilsteren. Dat had wel eens tot gevolg dat een nieuwsitem dan geen vormgeving kreeg. Een groep ontwerpers in de jaren tachtig ging tegen dit credo in. Graficus Martin de Groot, verantwoordelijk voor de vooruitstrevende vormgeving van Het Jeugdjournaal, vond bijvoorbeeld dat een ontwerp functioneel en op tijd af moest zijn. Toen men in 1981 met Het Jeugdjournaal begon was streven het nieuws grafisch aan de doelgroep uit te leggen.
Eind jaren tachtig was de ontzuiling een feit, budgetten van omroepverenigingen gingen omlaag. De grafische afdeling van de NOS verzelfstandigde en werd de NOB. Toen omroepen opeens moesten betalen voor hun vormgeving beseften ze pas hoe duur die was. Veel werd uitbesteed. Dit was het einde van de leidende rol van de grafische afdeling van de NOS en de Nederlandse televisievormgeving. ‘Die is nu veel dienender,’ zegt Van Vilsteren. ‘Er wordt nu meer vanuit geld gedacht en minder vanuit kwaliteit. De producent is de baas, vroeger was dat de regisseur.’
Pioniers bij de VPRO In de jaren zeventig nam de VPRO als eerste omroep een eigen ontwerper in dienst voor de huisstijl. Jaap Drupsteen ontwierp het nieuwe VPRO logo dat met zijn zwierige, kitscherige krullen een enorm contrast vormt met de sobere neutrale stijl van daarvoor. Drupsteens ‘signalen’ (stationcalls), vol visuele grapjes en een dikke laag ironie, vervingen de omroepster. Drupsteen zocht met zijn videografische kunstwerkjes de grenzen van de techniek op en wordt door zijn collega’s nog steeds als de belangrijkste vormgever gezien. Willem van den Berg volgde Drupsteen eind jaren zeventig op en komt met een logo met scherpe vormen als reactie op de ronde jaren-zeventig-vormgeving. Van Vilsteren: ‘Van den Berg speelde heel erg met Nederlandse kenmerken. Hij haalde zijn inspiratie bijvoorbeeld uit Zeeuwse akkers. Of hij fotografeerde zeeboeien en zette daar het VPRO logo op.’
Jeugdige impuls In de jaren zestig vond een enorme vernieuwing plaats vanuit de popcultuur: de vormgeving werd beweeglijker, spectaculairder en speelde voor het eerst een inhoudelijke rol in het programma. Regisseurs, decorontwerpers en grafici werkten nauwer samen. De komst van Nederland 2 en de toename van het aantal uitzenduren, maakt dat er ruimte is voor een batterij aan jonge televisiemakers waaronder de jonge regisseur Bob Rooyens. Hij regisseerde het popprogramma Moef Ga-Ga dat vol zat met optische trucs en geluidseffecten, waarbij teksten over de optredende artiesten werden vertoond.
Kleurloos In het tijdperk van zwart-wit televisie werd in eerste instantie gewerkt met kleuren die het beste resultaat gaven op een zwart-wit beeldbuis. De medewerkers van de decorafdeling hadden echter geen zin meer in deze ‘modderige, smerige kleuren met weinig pigment’. Ze kwamen in opstand en hun eis om gewone kleuren te mogen gebruiken werd ingewilligd. Ontwerper Freek Biesiot experimenteerde veel met kleur en maakte een decor in allerlei kleuren die in zwart-wit dezelfde grijstinten opleveren. Het zogenaamde Biesiot-effect was geboren: decorontwerpers wisten nu welke kleuren ze niet naast elkaar mochten gebruiken omdat zwart-wit kijkers het contrast tussen deze kleuren niet konden zien.
Vorm van Vermaak ligt reeds in de winkels. Check ook de site over het boek waar interessante zaken aangeroerd worden die het boek niet haalden.
In oktober komt er een nieuw stripprogramma op de buis, toepasselijk Beeldverhaal genoemd. Jean-Marc van Tol doet de presentatie.
De 8-delige tv-serie zal thematische afleveringen bevatten. ‘We nemen een stripfiguur als uitgangspunt,’ legt Gert Jan Pos uit. De stripintendant bij het Fonds BKVB schreef de scenario’s van de serie. ‘Superman is het uitgangspunt in de aflevering over Amerikaanse superhelden. We beantwoorden ook de vraag waarom helden in Amerika kunnen vliegen en in Europa niet. De aflevering over autobiografische strip begint bij Jan, Jans en de Kinderen, want Jan Kruis nam in het begin zijn vader als model voor het personage Jan Tromp. Later is de stripmaker daar zelf het model voor geworden. We vragen Kruis waarom hij nooit een strip over zichzelf heeft gemaakt en aan stripmakers als Barbara Stok en Maaike Hartjes waarom ze dat hebben gedaan. Een uitzending gaat dus niet alleen over het poppetje maar ook over de grens van het realisme. Er zit altijd weer een verhaal onder.’
Uiteraard mag de heer Bommel niet in de reeks ontbreken. ‘De aflevering over Ollie B. Bommel zal gaan over de Nederlandse strip en fabeldieren in de strip. We beginnen bij Reinaert de Vos en eindigen bij Tom Poes,’ vertelt Pos. Verder zullen manga en de undergroundstrip aan bod komen.
De presentatie is in handen van Jean-Marc van Tol, die met Pos en Pieter Klok de redactie van het programma vormt.
Nieuws over het nieuwe programma is al ‘uitgelekt’ op het web: Van de week meldde Maaike Hartjes op haar blog dat ze samen met Floor de Goede is geïnterviewd over haar autobiografische strips voor het programma. Ook de site van Human Factor TV, dat het programma produceert, maakt er kort melding van. Michiel van de Pol maakte zelfs een stripje over zijn ervaringen met de filmploeg.
De eerste aflevering wordt 29 oktober om 23.05 bij de VPRO uitgezonden op Ned2. Afleveringen duren ongeveer 30 minuten.
Dit artikel is maandag 28 maart in Het Parool gepubliceerd.