Van mijn maatje Paul kreeg ik twee prachtige albums van striplegende Will Eisner opgestuurd. Eisner (1917-2005) was een pionier van het medium en een inspirator voor velen. Niet alleen bedacht hij het klassieke personage The Spirit, hij schreef ook een van de belangrijkste theoretische boeken over de strip, namelijk Comics and sequential art. Jarenlang maakte hij educatieve strips en in de latere jaren van zijn carrière prachtige, persoonlijke graphic novels waarmee hij ervoor zorgde dat deze term gemeengoed werd. Kortom, Eisner was een grootmeester van de strip.
Tag: Will Eisner
Sin City 2: A Dame to Kill For
Hoewel het geen succes was in de bioscoop, heb ik me goed vermaakt met Sin City 2: A Dame to Kill For.
Wederom gebaseerd op de strips van Frank Miller, lijkt deze neo-noir qua vormgeving en stijl heel veel op de brontekst. Het zwart-wit beeld kent een sterk licht-donker contrast, een soort hyper-noir. Soms zien we de personages als witte silhouetten tegen een zwarte achtergrond. Ik vind dat soort visuele trucs erg mooi. De makers nemen de term stripverfilming dus letterlijk, maar dat pakt voor het merendeel goed uit. Hoe cool zou het zijn als er meer film noir-films in deze stijl gemaakt zouden worden? Nu is The Big Sleep (Howard Hawks, 1946) een van mijn favoriete films ooit, want ik hou van Bogart, maar mocht men ooit een tweede remake overwegen, dan graag in de stijl van Sin City.
In tegenstelling tot de huidige Star Wars-films, waarmee Disney het publiek politiek correct wil opvoeden, kennen de Sin City-films gelukkig weinig pretenties. De dialogen zijn dik aangezet, de actie cartoonesk en de vrouwen stoer & sexy. De dialogen werken op papier beter dan wanneer ze worden uitgesproken, maar ook dat theatrale voegt veel plezier aan het kijken van Sin City toe.
Sin City 2 brengt meer van hetzelfde dus. Erg verrassend is de film dan ook niet, vermakelijk wel. Toen de eerste Sin City-film in 2005 uitkwam was de stripvormgeving nog nieuw, maar in 2014 niet meer. Misschien verklaart dat de matige ontvangst van deze aflevering.
Robert Rodriguez en Frank Miller regisseerden Sin City 2 samen. Hoe de taakverdeling precies verliep, weet ik niet. Miller is als regisseur tot nu toe niet heel erg succesvol, want zijn filmversie van The Spirit deed het ook al niet goed. Ik kan me weinig van die film herinneren, behalve dat ik hem saai vond. Heel spijtig, want Miller was een goede vriend van Will Eisner, de bedenker van The Spirit.
Sin City 2: A Dame to Kill For, staat nu op Netflix.
Er zijn maar weinig stripmakers naar wie een prijs is vernoemd. Dat de Eisner Awards, de strip Oscars, de naam dragen van de Amerikaanse stripmaker Will Eisner is geheel terecht. Eisner (1917-2005) was een pionier van het medium en een inspirator voor velen.
Niet alleen bedacht hij het klassieke personage The Spirit, hij schreef ook een van de belangrijkste theoretische boeken over de strip, namelijk Comics and sequential art. Jarenlang maakte hij educatieve strips en in de latere jaren van zijn carrière prachtige, persoonlijke graphic novels waarmee hij ervoor zorgde dat deze term gemeengoed werd. Kortom, Eisner was een grootmeester van de strip.
Geestig
Zijn belangrijkste personage was The Spirit. De gemaskerde misdaadbestrijder met gleufhoed is de doodgewaande criminoloog Denny Colt die opereert vanuit zijn geheime laboratorium onder het Wildwood kerkhof. Het personage heeft meer weg van een detective dan van een superheld. Eisner voegde op aandringen van zijn opdrachtgevers schoorvoetend het oogmasker en handschoenen aan de outfit van The Spirit toe. Al is hij dan de held van het verhaal, niet ieder avontuur loopt af in zijn voordeel. Ook zien we dat hij geregeld klappen krijgt, zoals op het stripplaatje hierboven. The Spirit is een strip waarin comedy, avontuur en actie hand in hand gaan. Eisner maakte deze van 1940 tot en met 1952 als onderdeel van een krantensupplement van 16 pagina’s die aan verschillende kranten in de Verenigde Staten werd toegevoegd. De avonturen van The Spirit waren 7 pagina’s lang, de rest van de bijlage werd aangevuld met andere strips van Eisner en zijn medewerkers. Ook verschenen de verhalen in comics. Nederlandse striplezers maakten kennis met The Spirit in bijlagen van Pep.
Splash page
Eisner experimenteerde naar hartelust met de pagina-layout, montage en met de openingspagina, ook wel de splash page genoemd. Vaak bestaat deze pagina uit één grote illustratie. Overigens hoeft een splash page niet perse een openingspagina te zijn: iedere paginagrote illustratie wordt zo genoemd. Ik kan herinneren dat ik mij als jonge lezer afvroeg waarom Amerikaanse comics altijd met zo’n mooie grote illustratie begonnen, waar meteen de credits bij stonden, en waarom Europese strips deze nagenoeg nooit hadden. De splash page is een typische Amerikaanse verteltechniek. Of Eisner deze techniek bedacht heeft en als eerste gebruikte is niet honderd procent zeker te zeggen, maar wat we wel zeker weten is dat hij de splash page op allerlei inventieve manieren heeft gebruikt.
In een interview zei de stripmaker hierover: ‘In het begin zag ik de splash page als een goede manier om de aandacht te trekken van de lezer die door de krant bladert, maar al snel zag ik deze als meer dan alleen een grafisch element. Ik besefte dat ik de splash page kon gebruiken om een scène of sfeer neer te zetten of direct een situatie duidelijk te maken.’ Maar Eisner deed veel meer dan dat, meestal maakte hij echte kunststukjes van zijn openingsillustratie. Een terugkerend element zijn de verschillende wijze waarop de naam ‘The Spirit’ op de pagina wordt neergezet, vaak in driedimensionale letters, zoals in bovenstaand voorbeeld. In een aflevering is de naam in de vorm van een flatgebouw getekend, in een andere fladderen de letters als stukjes papier hoog boven een tramlijn.
Femmes fatales
Bovenstaande splash page lijkt op het eerste gezicht te bestaan uit twee stripplaatjes, maar bij nadere aanschouwing blijkt dat The Spirit in een steegje tegen zijn eigen logo wordt aan geslagen en dat op de achtergrond een grote poster met Olga Bustle op de muur hangt. Het personage Olga Bustle is gebaseerd op actrice Jane Russell. Eisner maakte een parodie van het affiche van de film The Outlaw van Howard Hughes waarin Russell de hoofdrol speelt en steekt in het verhaal de draak met haar imago als rondborstige actrice. Aantrekkelijke dames die het pad van de held kruisen zijn een belangrijk element van The Spirit-strips. Eisner liet zich duidelijk inspireren door de sexy femmes fatales van de film-noir.
Dit artikel is gepubliceerd in Eppo #13 (2014).
Fred de Heij krijgt de Stripschapprijs 2014
Bij sommige berichten zeg ik: beter laat dan laat maar. Fred de Heij krijgt eindelijk de Stripschapprijs. En dat is natuurlijk meer dan terecht. De liefhebber van goedgetekende strips in een realistische stijl en erotische strips met een knipoog kent het werk van Fred de Heij natuurlijk al, toch plaats ik hier integraal het persbericht dat het Stripschap zondag 24 november naar buiten bracht. Gefeliciteerd, Fred!
De winnaar van de Stripschapprijs 2014 is behalve stripmaker ook schilder en illustrator. Fred de Heij (Amsterdam, 1960) studeerde in 1983 af aan de Gerrit Rietveld Academie. Hij vond werk als illustrator van kinderboeken, waaronder Bolke de beer, maar het boeide hem niet. Hij pakte vervolgens zijn oude jeugdliefde op, het striptekenen, en met een aantal eigen probeersels tekende hij vanaf 1990 korte en langere verhalen voor de tijdschriften Donald Duck, Tina, Taptoe, Kuifje, Wordt Vervolgd en Penthouse Comix. Daarnaast begon hij ook meer en meer te experimenteren met ‘underground’-strips, satirische en erotische verhalen waarin de invloed van de Italiaanse tekenaar Milo Manara goed te zien is.
Nadat hij aan het eind van de jaren negentig de strip Filo, over een gewelddadige clown, in eigen beheer had uitgebracht, kwam hij in contact met uitgeverij Xtra van Ger van Wulften, die vanaf dat moment zijn vaste uitgever werd. In 2005 maakte hij de erotische thriller Afgezaagd en vanaf 2009 verschenen 15 nummers van het tijdschrift Pulpman, een erotisch satirisch pulpblad dat vrijwel geheel door Fred de Heij werd volgeschreven en getekend. Daarin rekende hij af met Bolke de beer in de sarcastische dierenstrip ’t Landje, liet hij de anti-western herleven in De schuilplaats en maakte hij korte metten met Amerikaanse striphelden als Rip Kirby en Batman.
Ondertussen had hij het schilderen ook weer ontdekt, wat goed te zien is aan de prachtig geschilderde hommages aan de oude pulpcovers die hij voor het tijdschrift Pulpman maakte. Diverse strips uit Pulpman werden naderhand in boekvorm uitgegeven door Xtra. In 2012 voegde Fred de Heij daar ook nog eens de direct voor album gemaakte thriller Phinny aan toe.
In 2009 verbaasde Fred de Heij vriend en vijand met een nieuwe strip voor het stripblad Eppo. De serie Haas, op tekst van uitgever en hoofdredacteur Rob van Bavel, is één van de nieuwe strips in dit om nostalgische redenen opnieuw gestarte tijdschrift. Haas is een oorlogsstrip die zich afspeelt in het Brabant van de Tweede Wereldoorlog. De hoofdpersoon Haas is de leider van een verzetgroep, die zich met hand en tand tegen de Duitse bezetter verzet. Maar de dreiging komt niet alleen van buiten. De spanningen binnen de groep, de verleiding van het geweld en het leven in een tijd van grote leugens zijn belangrijke thema’s.
De realistische stijl waarmee Fred de Heij deze emotionele actiestrip neerzet, is een belangrijk onderdeel van het succes. Door jarenlang pulpstrips te tekenen, heeft hij een vanzelfsprekende striptaal ontwikkeld, waarin expressief geacteerd wordt. Het zijn niet alleen de gezichtsuitdrukkingen van De Heij die aanspreken; zijn hele vertelstijl, de decoupage van de pagina’s waar hij zich van de schrijver vrijelijk mee mag bemoeien, hoe het ene moment in het andere overvloeit, laat zien dat we hier met een stripmaker van internationale allure te maken hebben. Soms zien we invloeden van buitenlandse pulptekenaars als Milo Manara, Jordi Bernet en Sergio Bonelli, die De Heij ook inderdaad bewondert. Maar net als deze tekenaars grijpt hij regelmatig terug op de oude meesters, zoals Alex Raymond, Milton Caniff en Will Eisner. Fred de Heij is een toegewijde tekenaar, die de ‘roots’ van zijn vak kent en er inspiratie uithaalt.
Als we met die ogen terugkijken naar het tijdschrift Pulpman is vooral ook te zien dat het een plek was waar De Heij naar hartelust heeft kunnen experimenteren, zijn vaardigheden heeft kunnen bekwamen en vooral ook tempo heeft leren maken. Want wie een succesvol tekenaar wil zijn, moet regelmatig met nieuw werk komen. Voor dat laatste hoeven we bij Fred de Heij niet bang te zijn. In het afgelopen jaar heeft hij met schrijver Willem Ritstier gewerkt aan een nieuwe horrorwestern voor een groot publiek, tekende hij de documentairestrip Peking – Oorlog in de diplomatenwijk naar aanleiding van zijn gelijknamige tentoonstelling in het Nationaal Archief en loopt vanaf november het vijfde avontuur van Haas in het stripblad Eppo met als titel Dodenlijst.
Daarnaast heeft De Heij ook het schilderen weer ontdekt. In zijn atelier in Zaandam tekent hij portretten en landschappen. In 2010 werkte hij mee aan het televisieprogramma Sterren op het doek van Hanneke Groenteman. Ook zijn satirische kant is niet verdwenen. Voor het Nederlandse tijdschrift Mad maakte hij een vlijmscherpe ‘spoof’ van het televisieprogramma Voetbal International en in Pulpman 11 haalde hij Matthijs van Nieuwkerk en De wereld draait door onderuit.
De commissie van de Stripschapprijzen roemt met Fred de Heij een stripmaker pur sang. Een expressieve tekenaar die alle middelen die de realistische tekenaar ter beschikking staan gebruikt om de lezer mee te slepen in zijn verhaal. Hij is een unieke tekenaar met een eigen stem, die desondanks goed in staat is om op scenario van een ander te werken. Op die manier heeft hij in de afgelopen vijf jaar een voor Nederland ongekend œuvre opgebouwd.
Beknopte bibliografie van Fred de Heij
1995 Don’t Panic (scenario: Martin Leijen) t.g.v. 50 jaar Verenigde Naties1997 Magische gebeurtenissen
2001 Frans en Suzanne maken het goed
2006 Afgezaagd
2008 ’n Net meisje
2008 De Zeemeeuw
2008 Spaanders
2010-heden Haas (scenario: Rob van Bavel)
2010 ’t Landje
2010 Vintage
2011 Phinny – Rendez-vous
2012 Confessions (in 2013 in het Nederlands uitgebracht als Biechten)
2012 De schuilplaats
2014 Peking – Oorlog in de diplomatenwijk
Iedere vrijdag delen striplezers hun stripliefde en vertellen over hun favoriete strip.
Wat is je naam, je leeftijd en je wat doe je voor werk?
Mijn naam is Patty Walvis, ja, ja, ik ben 64, ik werk in de zorg als welzijnsmedewerkster, het vroegere activiteitenbegeleiding.
Welke strip(s) is/zijn je favoriet en lees je nu nog steeds?
Alles van Will Eisner, vooral de boeken zoals Dropsie Avenue, The Plot en A Contract with God. The Spirit komt dan op een goede tweede plaats. Verder houd ik erg van de comics van Alex Ross, prachtige stijl. Ben opgegroeid met Spider-Man, toen hij nog gewoon Spinneman heette en de comics in zwart/wit waren. Niet te vergeten Art Spiegelman. Bepaalde graphic novels vind ik mooi, maar op eenzame hoogte staat bij mij al jaren Will Eisner.
Nederlandse en Belgische strips en tekenaars: Marq van Broekhoven, Marc Verhaegen, Kees Sparreboom, Jan Kruis, Martin Lodewijk, Don Lawrence en vele vele meer. Volgend jaar hoop ik voor de 29ste keer naar de Stripdagen in Gorinchem te gaan. Op de Stripdagen valt het altijd op, hoe sympathiek de tekenaars/tekstschrijvers zijn, je vergeet daar helemaal de tijd en je leeftijd. Het is elk jaar weer genieten. Ik zie daar trouwens altijd veel mensen van mijn leeftijd. Zo’n dag vliegt om, ik kan het iedereen aanraden eens een keertje te gaan. Ik koop veel strips als de tekenaars er zitten voor een handtekening en een tekening in je boek, ik heb inmiddels al een flinke verzameling gesigneerde boeken.
Wanneer kwam je er voor het eerst mee in aanraking? En wat deed dat met je?
Voor het eerst kwam ik in aanraking met strips door mijn inmiddels overleden broer, hij was 12 jaar ouder als ik. Hij had al de eerste uitgaven van Tom Poes (tijdschrift, ingebonden), Robbedoes en Kuifje. Ook had hij boeken van Jan Kordaat en vele anderen. Als kind las ik Suske en Wiske, Bessy, De Rode Ridder e.d. Wat deed dat met je, vraag je? Ja, ik ben inmiddels een dagje ouder en lees nog steeds strips. Ga ook naar stripverfilmingen in de bioscoop, heel goed vond ik Watchmen, die moet ik nog eens herzien.
In de rubriek Stripliefde vertellen striplezers over hun favoriete strip of strips. Op deze manier bouwen we langzaam een interessante leeslijst op. Ook meedoen? Check hier hoe je dat doet. Ik kijk uit naar je inzending. Oh ja: mocht iemand anders al je favoriete strip genoemd hebben, stuur dan even goed je inzending in, want jouw reden om de strip goed te vinden kan heel anders zijn. Bovendien is je eerste kennismaking en wat dat met je deed waarschijnlijk anders dan die van andere lezers.
Stripliefde: Spider-Man
Iedere dinsdag en vrijdag delen striplezers hun stripliefde en vertellen over hun favoriete strip.
Wat is je naam, je leeftijd en je wat doe je voor werk?
Peter Laeremans, 46 jaar, fabrieksarbeider
Welke strip is je favoriet en lees je nu nog steeds?
Ik ben een groot liefhebber van Marvels Spider-Man-series.
Waarom is dit je favoriete strip? Wat vind je er zo goed aan?
Er zit gewoon alles in wat een strip leuk maakt: fantasie, monsters, mooie meiden, helden, actie, leuke personages en verhalen. En vooral prachtig tekenwerk. Het is ook zeer aangenaam dat ze steeds met nieuwe tekenaars en schrijvers komen aanzetten. Ook de kleurtechnieken die ze tegenwoordig gebruiken zijn een streling voor het oog. Ultimate Comics Spider-Man met de Afro-Amerikaanse Spider-Man vind ik momenteel de beste reeks die loopt bij Marvel.
Buiten Marvel ben ik ook fan van meesters in het vak zoals Richard Corben, Will Eisner en Berni Wrightson om er enkele te noemen.
Wanneer kwam je er voor het eerst mee in aanraking? En wat deed dat met je?
Denk dat ik 8 of 9 jaar oud was toen een jongen uit de straat om het leven kwam in een verkeersongeluk. Zijn moeder bracht me zijn hele stripcollectie. Het was mijn eerste kennismaking met Spider-Man (toen nog Spinneman), Thor en de Fantastic Four. Spider-Man in gevecht met de vampier Morbius en Gwen Stacy die vermoord werd door de Green Goblin maakten een heel grote indruk op mij als jonge snaak. In een later leven heb ik een periode gehad dat ik bijna geen strips meer las. Maar toen ik zelf met drie jonge kinderen zat heb ik de draad terug opgenomen en ben ik opnieuw begonnen met strips te lezen.
Ik vroeg me af hoe het met Peter Parker gesteld was en begon alle stripbeurzen af te schuimen om zo de schade in te halen. De Nederlandstalige versie wordt ondertussen niet meer gemaakt en dus ga ik op regelmatige basis naar Het Besloten Land om de Amerikaanse trade paperbacks op de kop te tikken. Ik denk dat ik ondertussen ongeveer 8000 comics en strips in mijn bezit heb. And the kid in me is still very much alive!
Wie net als Peter graag Spidey-strips leest, raad ik graag mijn rubriek Spidey’s web aan. Iedere maandag een nieuwe aflevering over ons favoriete Webhoofd.
In de rubriek Stripliefde vertellen striplezers over hun favoriete strip of strips. Op deze manier bouwen we langzaam een interessante leeslijst op. Ook meedoen? Check hier hoe je dat doet. Ik kijk uit naar je inzending. Oh ja: mocht iemand anders al je favoriete strip genoemd hebben, stuur dan even goed je inzending in, want jouw reden om de strip goed te vinden kan heel anders zijn. Bovendien is je eerste kennismaking en wat dat met je deed waarschijnlijk anders dan die van andere lezers.
Een interview met een van de meesters van het Amerikaanse stripverhaal. Goed, Frank Miller mag zichzelf dan ontmaskerd hebben als rechtse rakker, maar dat neemt niet weg dat die man weet hoe hij een strip moet maken. Ronin, Daredevil, The Dark Knight Returns, Sin City…. Je zou ze als beginnend stripmaker allemaal eens moeten lezen om Millers techniek te doorgronden.
Dit interview is waarschijnlijk een extra op de dvd van The Spirit – een bar slechte stripverfilming van de klassieke Will Eisner strip. Dat neemt niet weg dat Miller, die de film regisseerde, een hoop interessante zaken te vertellen heeft over de invloed van de stad New York op zijn strips (‘een stad lees je vertikaal en daarom gebruik ik vertikale kaders’), over de verschillen in techniek tussen de media film en strip en over de stripmakers die hem hebben beïnvloed: Jack Kirby, Neal Adams en Will Eisner.
Negeer ondertussen de zenuwachtige montage en luister naar de meester:
Illustrator en stripmaker Typex maakte een imposante beeldroman over Rembrandt van Rijn. ‘Ik heb heel veel over Rembrandt gelezen, maar besef heel goed dat alles wat in de boeken staat een kwestie van interpretatie is.’
Met de striproman Typex’ Rembrandt heeft stripmaker/illustrator Typex (Amsterdam, 1962) de verwachtingen overtroffen. Net als in de televisieserie De Gouden Eeuw brengt Typex die periode op een toegankelijke wijze tot leven: hij laat de lezer getuige zijn van gebeurtenissen uit het leven van Rembrandt van Rijn. In de 240-pagina dikke beeldroman schetst hij in potlood een gelaagd beeld van de beroemde schilder door de relaties met de mensen uit zijn directe omgeving te belichten, zoals zijn vrouw Saskia die al jong stierf, collega-schilder Jan Lievens en Hendrickje de huishoudster met wie Rembrandt een relatie had. Rond de tijd van zijn faillissement zette zij met zoon Titus een kunsthandel op waar Rembrandt in dienst was, zodat zijn inkomen niet direct naar de schuldeisers zou gaan. Eerder had Rembrandt vijf jaar een verhouding met huishoudster Geertje Dircks die hem later voor de commissie voor huwelijkse zaken daagde en geld eiste omdat hij zijn belofte met haar te trouwen niet nakwam.
Reflecties
‘Ik hou er erg van om de ontwikkeling van een personage te laten zien. Rembrandt is eigenlijk een stille, bijna autistische hoofdpersoon die niet praat over zijn gevoel of de dingen die hij doet. Hij uit zijn gevoelens vooral in stille blikken, maar ja, een boek vol stille blikken, daar word je natuurlijk gek van,’ vertelt Typex. ‘Iets over Rembrandt vertellen kan daarom alleen door hem te reflecteren in de mensen om hem heen. Daarom heb ik ervoor gekozen om die mensen als leidraad voor het verhaal te gebruiken. Zij hebben ieder een sterke relatie tot Rembrandt en kenmerken allemaal een unieke periode uit zijn leven. Met Jan Lievens deelde hij een atelier in Leiden toen ze vroeg-twintigers waren. Ze hebben een soort vriendschappelijke concurrentie, zoals het bij jongens gaat moet je tussen de regels door lezen om affectie te zien. Als Jan later in het boek Rembrandt op zoekt in Amsterdam, zijn het oude kerels. In de tussenliggende jaren dat ze elkaar niet zagen zijn ze eigenlijk betere vrienden geworden. In die scène hebben ze meteen fysiek contact, dat hadden ze vroeger niet. Toch zitten er in de dialoog nog steeds veel steken onderwater, net zoals vroeger.’
Elsje
De ontstaansgeschiedenis van Rembrandt kent een trage start. Op initiatief van stripmaker Gerrit de Jager wilde het Rijksmuseum een strip over de schilder laten maken. Toenmalig stripintendant Gert Jan Pos zou het scenario schrijven en stelde Typex voor als tekenaar. ‘Er was een korte synopsis die de basis legde voor de eerste twee hoofdstukken, maar het was nog geen rond verhaal. Dat scenario kwam maar niet en ondertussen had ik mijn agenda voor een jaar vrijgemaakt om aan dit boek te werken. Ik ben een harde werker en hou er niet van om maar af te wachten. Ik had al een stapel boeken over Rembrandt gelezen en kladblokken vol aantekeningen. Toen ben ik zelf maar aan de slag gegaan.’
De stripmaker kreeg als opdracht mee dat het geen educatief boek moest worden. Hulp kreeg hij van Martijn Pronk, hoofd publicaties van het Rijksmuseum en van Marijn Schapelhouman, de senior conservator tekeningen bij het Rijks. ‘Schapelhouman ging over de historische correctie en die zag écht alles. Die zei soms “Dat stoeltje daar klopt niet.” Verder was hij heel coulant. Eigenlijk is hij de grootste fan van het boek, daarom heb ik hem ook voor het voorwoord gevraagd.’
Helemaal historisch correct is de striproman niet. In een kroegscène ontmoet de schilder Elsje, het meisje uit Denemarken dat haar hospita doodsloeg met een bijl en daarvoor de doodstraf kreeg. In het boek verlaat Rembrandt vlak voor de moord haar huis, terwijl de schilder daar nooit is geweest. Typex: ‘Elsje heeft bestaan en toen ze dood in het galgenveld bij het IJ hing heeft Rembrandt haar getekend. In het boek speelt die scène af in zijn glorietijd terwijl het eigenlijk pas aan het einde van zijn leven speelde. Hij heeft haar ook nooit ontmoet. Zijn zoon Titus had over haar gehoord en toen is Rembrandt daar naartoe gegaan.’
(Zelf)portretten
‘Alleen met een leugen kun je de waarheid vertellen. Ik geloof niet in dé waarheid. Ik denk dat je een waar verhaal alleen maar kan vertellen door een parabel. Het verhaal zit in hoe mensen eruit zien en hoe ze bewegen, niet in de gebeurtenissen. Die zijn geïnterpreteerd en telkens herverteld. Er zijn natuurlijk feiten en die staan in de documenten die er nog zijn. Data van wanneer hij trouwde, wanneer zijn zoon Titus stierf. Je hebt de feiten en de rest kleur je in met je eigen ervaringen. Ik heb heel veel over Rembrandt gelezen, maar besef me heel goed dat alles wat in de boeken staat een kwestie van interpretatie is. Toen men in de negentiende eeuw over Rembrandt schreef, werd er een romantisch beeld van hem geschetst: de onuitstaanbare man met een artistieke bevlogenheid. Dat zit ook in mijn boek, maar ik probeer het wat te nuanceren. Sommige mensen zullen mijn Rembrandt een ontzettende hufter vinden, want hij is een botte beer in zijn manier van praten. Toch zijn er ook mensen die van hem kunnen blijven houden. Ik heb zeker mededogen met Rembrandt: het is vreselijk om een moeilijk mens te zijn. Voor jezelf is het eigenlijk het zwaarst, want de mensen in je omgeving kunnen weglopen, maar jij niet. Ik heb me voor de personages in eerste instantie laten leiden door de schilderijen. Bij Rembrandt heb ik veel gehad aan zijn zelfportretten, die heb ik als uitgangspunt genomen om over hem te fantaseren. Hij schilderde die portretten niet om een psychologisch beeld van zichzelf te maken maar als studie van tronies. Uit die portretten spreekt zo veel karakter, zo veel tegenstellingen. Er spreekt een soort pappige jongensachtigheid uit, maar ook arrogantie en verlegenheid. Ook zie je in die zelfportretten het ouder worden heel goed. Niet alleen de rimpels, maar ook de moedeloosheid en het verlies. Alles wat we in de zelfportretten zien is tegelijkertijd een reflectie van onszelf.’
Gezichtspunt
Behalve de portretten baseerde Typex veel op mensen uit zijn eigen omgeving. In bovengenoemende kroegscène zitten veel Nederlandse stripmakers: Typex en Peter Pontiac zitten op de achtergrond aan de bar. ‘Het uiterlijk van Rembrandt lijkt wel wat op mijn vader, al had hij niet zo’n karakter. Voor het uiterlijk van de vrouw van Titus heb ik mijn eigen vrouw als uitgangspunt genomen. Voor de dochter van Rembrandt stond mijn eigen dochter model. Als een personage niet bekend was van een schilderij dan tekende ik ze gewoon als iemand die ik ken, want elk figuur moet een inleefbaar iemand zijn. Daarbij zat ik zo lang eenzaam aan het boek te werken, zo zag ik mijn vrienden nog eens.’
Rat
Point-of-view, het individuele vertelperspectief, is een belangrijk thema in het boek. Niet alleen gebruikt Typex mensen uit Rembrandts naaste omgeving om zijn karakter uit te lichten, ook ligt er veel nadruk op het observeren van de wereld en wordt er soms rechtstreeks in de camera gekeken. Wanneer Saskia doodziek op bed ligt, zien we de wereld door haar ogen: het gezichtsveld wordt letterlijk begrenst door een ovaal, de vorm van haar ogen. ‘Dat is mijn hommage aan de strip The Spirit van Will Eisner, mijn favoriete striptekenaar,’ legt Typex uit.
‘Rembrandt is natuurlijk zelf een observator en heel af en toe zien we de wereld vanuit hem, maar meestal door de ogen van anderen. In het zwaarste hoofdstuk heb ik het perspectief van een rat gekozen. Mensen stierven toen vroeg, dus de tweede helft van het boek, waarin ik de lange ondergang van Rembrandt beschrijf, vallen ze bij bosjes. Ik wilde herhaling vermijden en op zich kent Rembrandts leven veel herhaling. Twee van zijn vrouwen zijn aan ziekte gestorven. De dood van Saskia is een intiem gebeuren, want zij was zijn grote liefde. Ik werd er zelf ook hopeloos verdrietig van toen ik die scènes maakte. De dood van Hendrickje, die stierf aan de pest, mocht daar niet op lijken, want dat was een heel ander soort verhouding. Dus toen dacht ik: voor de ziekteoverbrenger is het allemaal niet erg wat er gebeurt. De rat doet gewoon wat hij doet en voor hem gaat het gesmeerd. Door het gezichtspunt van de rat te kiezen kon ik vaart in het verhaal houden. Ik ben als de dood voor ze, dus ik vond het leuk om me in die beesten te verplaatsen. Tegelijkertijd staat de rat symbool voor dreiging, als lezer voel je dat het niet de goede kant opgaat.’
De tekenaar heeft zich grafisch ook laten inspireren door zijn onderwerp. ‘Ik heb dit boek helemaal met potlood getekend terwijl ik normaal gesproken penseel gebruik. Penseel vond ik hier niet bij passen. Ik wilde een wat losse stijl gebruiken die Rembrandt ook hanteert in zijn tekeningen en in zijn schilderijen. Vooral zijn latere werk is vrij los van streek. Daarbij heb ik veel met licht-donkercontrast gedaan en veel met schaduwen. Het kleurenpalet bestaat vooral uit ingeschoten kleuren, er zit een laag overheen met een beetje bruintint. Dit soort boeken moet je niet in te felle kleuren doen, het moet iets ouderwets uitstralen.’
Vrouwenhater
Toen Typex na tweeëneenhalf jaar het tekenwerk afhad, is hij samen met vormgever en beeldredacteur Borinka Beeke om de tafel gaan zitten. ‘Omdat het verhaal per hoofdstuk van tijdsperiode verspringt, moest er een duidelijke scheiding tussen de verhaaltjes komen. Borinka stelde voor de hoofdstukken op de rechterpagina te eindigen en te beginnen. Op de linkerpagina vóór een nieuw hoofdstuk moest er dus nog een beeldelement komen en daarvoor hebben we telkens een andere inheemse vogelsoort gekozen die met dat hoofdstuk te maken heeft. In de inhoudsopgave heb ik mezelf getekend: terwijl ik aan het verhaal bezig ben, gaat mijn vrouw voor de zoveelste keer alleen naar bed. Ik zet in dat opzicht Rembrandt en mezelf naast elkaar. In wezen zijn Rembrandt en ik allebei freelancers die in opdracht werken. Het gedoe met geld en opdrachtgevers herken ik dus. Ook herken ik me in zijn weigering om dingen te idealiseren. Er werd over Rembrandt gezegd dat hij beroerd vrouwen tekende omdat hij ze uitbeeldde met puttige dijen en dat soort zaken. Zelf ben ik een tegenstander van het tekenen van pin-ups van geïdealiseerde vrouwfiguren. Dat zijn geen vrouwen, dat zijn stripfiguren! Ik wil ze wel aantrekkelijk maken, maar dan wel aantrekkelijk zoals een vrouw ís. Ik ben wel eens een vrouwenhater genoemd, omdat ik ze soms lelijk teken. Ik vind je juist een vrouwenhater als je vrouwen mooier tekent dan dat ze werkelijk al zijn. Dan teken je een mannenfantasie.’
Typex’ Rembrandt (Oog & Blik, De Bezige Bij), verkrijgbaar als paperback, als e-book en als gelimiteerde gesigneerde luxe-editie. Tegelijk verschijnt in Groot-Brittannië en de VS een Engelstalige versie bij uitgeverij SelfMadeHero (Londen) en een Spaanstalige bij uitgeverij Norma (Barcelona.)
Zondag 14 april is de grote boekpresentatie in Paradiso Amsterdam met o.a. de bands Spilt Milk en ET Explore Me, een lezing van Joost Swarte en de korte documentaire Typex tekent Rembrandt van Lex Reitsma.
Dit interview is gepubliceerd in VPRO Gids #15 (2013).
Eppo’s kerstspecial
Kersttijd is een tijd van tradities. De extra dikke kerstspecial van Eppo begint zo langzamerhand zo’n traditie te worden. Dit jaar is de derde verschenen.
Wat treft de lezer zoal aan in dit 62 pagina’s dikke nummer? Veel kerstafleveringen van de vaste strips in Eppo als De Redactie, Elsje, Haas, Esther Verkest en Gleevers dagboek. Ook de cartoons van Argus vormen een thematisch verantwoord nieuwsoverzicht. Daarnaast bevat dit nummer ook enkele reguliere afleveringen van de vervolgstrips.
Grimmig
Jasons Kerst is een opvallend grimmig verhaal uit de pen van Gerard Leever, getekend door Kees de Boer. Het verhaal is bijna de antithese van de suikerzoete films uit Hollywood die over de kerstgeest gaan. Ook Eric Hercules toont een nogal cynische visie op kerstmis in deze aflevering van 40-Hours. En waarom ook niet: de een gaat helemaal mee in het clichématige sentiment van Kerstmis, bij de ander roept datzelfde sentiment juist weerstand op.
The Spirit
In de rubriek ‘De boekenkast’ vertellen twaalf striptekenaars en auteurs wat hun favoriete kerststrips zijn. Het tijdschrift Robbedoes wordt veel genoemd dat altijd een kerstspecial had. Ger Apeldoorn heeft goede herinneringen aan de kerstafleveringen van Will Eisners The Spirit, een gemaskerde held die iedere week een avontuur van acht pagina’s beleefde in de Amerikaanse zondagskranten. ‘Voor zijn kerstverhalen deed Eisner altijd extra zijn best,’ aldus Apeldoorn. ‘Het basisgegeven was, dat The Spirit met Kerstmis vrij had, omdat de geest van Kerstmis, vaak in de vorm van Santa Claus, dan zijn werk deed.’
Genoeg leesvoer dus voor de Eppo-liefhebber.
In het nieuwe VPRO-televisieprogramma Beeldverhaal reist de kijker met stripmaker Jean-Marc van Tol door de stripwereld.
‘België is de bakermat van het beeldverhaal. Striptekenaars als Hergé, Franquin en Willy Vandersteen, bepaalden ooit de contouren van de strip,’ vertelt presentator Jean-Marc van Tol aan het begin van de aflevering ‘Suske en Wiske’. Samen met stripjournalist Toon Horsten loopt hij langs verschillende stripmuren in Brussel en Antwerpen waar men op een willekeurige straathoek een afbeelding van Lucky Luke, Guust Flater of Blake en Mortimer kan aantreffen. Strips zijn in België vanzelfsprekender dan in Nederland. Wellicht dat het nieuwe VPRO-televisieprogramma Beeldverhaal het Nederlands publiek meer stripminded zal maken.
Acht weken lang neemt stripmaker Jean-Marc van Tol de kijker mee op reis door de wereld van het beeldverhaal. ‘Het programma is geen Teleac-cursus, eerder een roadmovie. We willen de kijker meer te weten laten komen over strips en enthousiasmeren,’ legt eindredacteur en initiator Pieter Klok uit. De makers richten zich op volwassenen. ‘Het medium behelst meer dan alleen de Donald Duck. Er zijn natuurlijk heel veel strips voor kinderen, maar er zijn ook geweldige verhalen voor volwassenen. En soms wordt het bijna kunst, misschien is het zelfs wel kunst.’
Springplank
Gert Jan Pos, recent afgezwaaid als stripintendant van het Fonds BKVB, adviseerde en schreef de basisscenario’s waar het televisieteam op voortborduurde. Pos stelde voor per aflevering een specifiek thema te behandelen aan de hand van een strip of stripfiguur. Zo is psychiater Sigmund uit de Volkskrant de springplank om dieper te duiken in de krantenstrip en de vraag wat humor nu eigenlijk is.
In de eerste aflevering is Jan, Jans en de kinderen, de populaire strip die sinds 1970 in de Libelle verschijnt, de aanleiding om de autobiografische strip te onderzoeken. Geestelijk vader Jan Kruis vertelt hoe hij zijn eigen gezinssituatie indertijd als inspiratiebron gebruikte voor zijn strip over de fictieve familie Tromp. Ook praat Van Tol met de jongere generatie autobiografen. Die voeren zichzelf op als stripfiguur en maken verhalen over hun dagelijks leven. Van Tol vraagt aan hen hoe eerlijk je kunt zijn als je beeldverhalen over je eigen leven maakt. Wat laten de stripmakers wel en niet zien?
Tekstballonnen
‘We pretenderen niet dat het programma volledig is en alles behandelt,’ zegt Klok. ‘We hebben onderwerpen gekozen die we gaaf vonden. Iedereen kent bijvoorbeeld Kuifje, maar lang niet iedereen weet dat dit ook het eerste moderne stripverhaal in Europa was. Dat wilden we graag vertellen. Daarom gaat er een aflevering over Kuifje en geestelijk vader Hergé.’
‘Hergé is de eerste in Europa die tekstballonnen gebruikte,’ vult Pos aan. ‘Het is bijzonder dat die er in het eerste Kuifje-album uit 1930 al in staan, terwijl Marten Toonder in 1950 de tekstballon nog afdeed als belachelijk en onnodig. Dankzij Toonder is de ontwikkeling in Nederland achtergebleven.’
Drie jaar geleden stapte Pieter Klok van productiehuis Human Factor stripwinkel De Noorman in Arnhem binnen om zijn verzameling Heinz-strips compleet te maken. ‘Ik keek eens rond naar alle stripboeken die daar lagen en besefte dat ik maar weinig strips kende. Welke zijn er allemaal en hoe is het in Nederland eigenlijk gesteld met de strip? Ik besloot me in de scene te verdiepen. Aangezien ik televisiemaker ben, vond ik dat daar een programma over moest komen.’
Stripmaker onder de stripmakers
De presentator moest de spil van het programma worden. Via een tip van beroepsgrappenmaker Owen Schumacher kwam Klok bij Jean-Marc van Tol terecht. Van Tol is de tekenaar en medebedenker van de populaire strip Fokke & Sukke. Daarnaast zet hij zich al jaren in om ervoor te zorgen dat het beeldverhaal meer aandacht krijgt. ‘Televisie is hét medium om een groot publiek te bereiken. Dat is goed, want heel veel mensen weten niet wat voor gave strips er in Nederland gemaakt worden,’ zegt Van Tol. ‘We zijn in de stripwereld lang bezig geweest met zeggen dat strips interessant zijn. Dat moet je niet zeggen maar laten zien, dan kan men zelf bepalen of het interessant voor ze is of niet. Ik wilde een goed programma maken waardoor de toeschouwer wellicht denkt: in plaats van een normaal boek koop ik eens zo’n gek stripboek. Wie weet spreekt het mij aan.’
Van Tols jongensachtige enthousiasme werkt aanstekelijk. In de aflevering ‘Suske en Wiske’ spreekt hij vol bewondering met Willy Linthout die met Jaren van de Olifant een persoonlijke strip maakte over de dood van zijn zoon. In de aflevering over superhelden hoort hij met verbazing aan dat Action comics #1 waar het eerste optreden van Superman in staat, tegenwoordig voor meer dan een miljoen dollar onder de hamer gaat.
Veertien keer over
Een groot voordeel van Van Tol is dat hij zelf strips maakt en weet waar hij het over heeft. ‘Dat vonden veel stripmakers die we interviewden een verademing,’ zegt Klok.
Dat Van Tol geen raspresentator is, hebben de programmamakers ook gemerkt. Hij had vaak moeite met de voorgeborduurde tekstjes. Aangezien Klok per se niet op een voice-over wilde terugvallen om de boel aan elkaar te praten, improviseerde Van Tol ter plekke vaak de presentatieteksten. ‘In de België-aflevering loop ik richting de Vandersteen studio en vertel ik daar wat over. Dat hebben we geloof ik wel veertien keer overgedaan. Soms stond ik met mijn hoofd tegen een boom aan te beuken omdat ik weer Fokste en Sukste of iets dergelijks had gezegd.’
In dezelfde aflevering onderbreekt Van Tol plotseling een interview met de schrijver en tekenaar van Suske en Wiske als hij hoort dat de kleinzoon van Vandersteen in de andere kamer aan het werk is om die even te begroeten. Klok: ‘Die spontane acties werkten vaak heel goed maar daardoor zitten we in de montage soms flink te zuchten om het allemaal goed te knippen.’
Lost in translation
Van april tot en met oktober trok Van Tol erop uit met Klok, cameraman/regisseur Martijn Tervoort en geluidsman Peter van den Berg, naar Amerika, Japan, België en Nederland om stripmakers te interviewen. De beste herinneringen houdt hij over aan Japan, waar de aflevering over manga is gedraaid. ‘Dat was net Lost in Translation,’ vertelt de stripmaker. ‘We spraken daar via een tolk: Edwin, een 25-jarige student Japans uit Nederland. Als vraagsteller ging ik heel raar Engels spreken, je denkt dat die Japanners het dan wel een klein beetje begrijpen. Maar ze begrijpen helemaal niets en jij begrijpt helemaal niets van het Japanse antwoord. Edwin was een zeer serieuze, ietwat bedeesde jongen. Bij onze eerste ontmoeting interviewde ik meteen Haruko Kashiwagi. Zij maakt erotische strips! Uiteindelijk kwam Edwin toch nog los. Op onze laatste dag hebben we een karaokebar bezocht en met zijn vijven op de nummer 1-hit van dat moment de polonaise gedaan.’
Onbereikbaar
Lang niet iedereen die op het verlanglijstje stond zit in het programma. Het lukte niet om Robert Crumb, boegbeeld van de Amerikaanse undergroundstrip, te interviewen. Ook bleef Stan Lee onbereikbaar. Schrijver Lee bedacht in de jaren zestig superhelden als Spider-Man, The Fantastic Four en de Hulk en ontketende daarmee een revolutie in het genre: hij maakte de superhelden meer menselijk. ‘Het lukte uiteindelijk niet om hem te spreken,’ vertelt Klok, ‘maar daar hebben we een mooie oplossing voor bedacht. Hij gaf een signeersessie op de Comic Con in San Diego. Je ziet Lee op de achtergrond terwijl Jean-Marc hem aanwijst: “Kijk daar is Stan Lee!” Die onbereikbaarheid maakt hem eigenlijk alleen maar groter.’
Striptelevisie
Televisie en strips: het is een lastig huwelijk. Strips dienen vaak als basismateriaal voor tekenfilmseries, maar programma’s waarin serieus over het medium gesproken wordt zijn als spelden in een hooiberg moeilijk te vinden. Een hele generatie groeide op met Wordt vervolgd van Han Peekel dat van 1983 tot 1997 op de buis was. Van Tol: ‘In het begin was Wordt vervolgd een serieus programma over strips. Ik heb echt goede interviews gezien met stripmakers. Het programma ging een beetje aan zijn eigen succes ten onder. Han Peekel had in de gaten dat die imitaties van Donald Duck het goed deden en toen kreeg je wedstrijden en dat soort dingen. Ik denk dat dit mede verantwoordelijk was voor het beeld dat strips alleen voor kinderen zijn.’
Tot nu toe was er weinig ruimte voor de strip op televisie. In de afgelopen jaren ging er soms een Avro Close-up over het beeldverhaal. Arnon Grunberg interviewde voor VPRO’s R.A.M. eens enkele bekende Amerikaanse stripmakers, waaronder legende Will Eisner. Maar daar is Van Tol niet erg over te spreken: ‘Ik vond het zo erg dat hij er zo weinig verstand van had, maar wel met zoveel pretentie vragen stelde. Met plaatsvervangende schaamte heb ik dat bekeken. Ik hoop dat uit het Beeldverhaal blijkt dat ik het werk boeiend vind en dat je dan als kijker voelt dat strips interessant zijn.’
Pos vult aan: ‘De volgende stap zou zijn dat strips ook behandeld worden in een boekenprogramma. In The New York Times wordt gewoon de nieuwe Batman besproken als graphic novel. Zo ver zijn we nog niet.’
Beeldverhaal wordt uitgezonden vanaf zaterdag 29 oktober, 23.05 uur op Ned2.
De leader van het programma:
Alle uitzendingen op een rij
29 oktober, aflevering 1: Jan, Jans en de kinderen
Centraal staat de autobiografische strip. Sommige striptekenaars gebruiken hun eigen leven als inspiratiebron, maar hoe ver gaan ze daarin en hoe eerlijk moet je zijn?
Gesprekken met onder meer Jan Kruis (Jan, Jans en de kinderen), Barbara Stok en Gerrit de Jager (De familie Doorzon).
5 november, aflevering 2: Superman
Waarom is de Amerikaanse superheldenstrip zo populair in de VS en wat maakt de superheld zo typisch Amerikaans? Aan het woord komen onder andere Chris Claremont (scenarist van X-men), David Finch (tekenaar/scenarist van Batman: The Dark Knight) en stripverzamelaar/BBC-presentator Jonathan Ross.
12 november, aflevering 3: Olivier B. Bommel
Een aflevering over de Nederlandse strip met de focus op de Bommel-strip. Wat maakt deze zou bijzonder en wat is de invloed van Marten Toonder op de Nederlandse strip? Tekenaar Dick Matena, verzamelaar Hans Matla en Pieter Steinz, chef boeken NRC, leggen het uit.
19 november, aflevering 4: Kuifje
Over welke rol de strip Kuifje heeft gespeeld bij het ontstaan van de moderne Europese strip en welke invloed geestelijk vader Hergé op het beeldverhaal heeft gehad. Jean-Marc van Tol praat onder andere met Joost Swarte (tekenaar en Kuifje-kenner) en Henk Kuijpers, tekenaar van Franka.
26 november, aflevering 5: Astroboy
Manga is de Japanse stijl van strips maken. Wat maakt deze strip zo typisch Japans en hoe komt het dat manga in Japan zo enorm populair is?
Met Japanse stripmakers Yoshihiro Tatsumi en Haruko Kashiwagi.
3 december, aflevering 6: Mr. Natural
De undergroundstrip is een alternatieve stroming die in Amerika ontstond en in Nederland navolging kreeg. Maar bestaat underground nog wel?
Van Tol in gesprek met de Amerikaanse undergroundtekenaar Jerry Moriarty, Peter Pontiac en Evert Geradts, tekenaar en oprichter van het stripblad Tante Leny presenteert.
10 december, aflevering 7: Suske & Wiske
België is een belangrijk stripland vanwege strips als Suske en Wiske, maar ook woont er een belangrijke nieuwe generatie stripmakers. Van Tol spreekt onder andere met stripjournalist Toon Horsten, veelbelovend talent Brecht Evens en Luc Morjaeu en Peter van Gucht, de tekenaar en scenarist van Suske en Wiske.
17 december, aflevering 8: Sigmund
Over krantenstrips en tekenaars die elke dag grappig moeten zijn. Maar wat is dat dan, humor? Onder meer Peter de Wit, geestelijk vader en tekenaar van Sigmund, Mark Retera van Dirkjan en Ronald Giphart praten daarover met Jean-Marc.
Hier alvast een voorproefje:
Dit artikel is in VPRO Gids #44 gepubliceerd.
Interview Peter Pontiac: Horror vacui
Stripmaker en illustrator Peter Pontiac krijgt de Marten Toonderprijs 2011 voor zijn oeuvre, waarmee hij volgens de jury door een combinatie van schrijver- met kunstenaarschap de Nederlandse strip heeft verrijkt.
Sinds bekend werd dat Peter Pontiac de Marten Toonderprijs zou krijgen, bedoeld voor stripmakers die een bijzondere bijdrage hebben geleverd aan het beeldverhaal, heeft hij al menig journalist te woord gestaan. De in 1951 te Beverwijk geboren tekenaar heeft een eigenzinnige stempel gedrukt op de Nederlandse stripwereld. Hij maakt sociaal geëngageerde strips, erotica en bovenal autobiografische verhalen over zijn drugsgebruik en liefdesleven. Soms grimmig en vol zelfbeklag, vaak niet zonder zelfspot en soms heerlijk luchtig zoals in het verhaal over een bezoek aan Lowlands.
In het begin van zijn carrière kreeg hij het predikaat undergroundtekenaar opgeplakt, mede door publicaties in Nederlandse, Spaanse en Amerikaanse undergroundbladen.
De autodidact is bij het grote publiek waarschijnlijk vooral bekend als illustrator. Pontiac tekende covers voor bootlegboeken met songteksten van Country Joe & The Fish, The Rolling Stones en Bob Dylan die eind jaren zestig werden uitgegeven door de Leidse Commune waar hij als uit huisgetrapte tiener een jaar heeft gewoond. Muziek is altijd een belangrijke inspiratiebron voor Pontiac geweest. Hij maakte posters, platenhoezen en illustraties van popmuzikanten voor tijdschriften als Hitweek-Aloha, Muziek Express en Oor. Ook tekent hij voor kranten als het AD en NRC en sieren zijn tekeningen soms de cover van de VPRO Gids.
Rhythm
Behalve 25.000 euro die Pontiac ontvangt, is er naar aanleiding van De Marten een overzichtstentoonstelling in het Graphic Design Museum Breda met de ondertitel Comix, Hot pix & Tragix. Die ondertitel duidt zijn oeuvre goed, vindt de stripmaker: ‘Tragix is het tegenovergestelde van comix; het stoort me altijd een beetje dat het woord comix suggereert dat het allemaal alleen maar lachen is in de strip, terwijl lang niet alle strips om te lachen zijn. Zeker die van mij niet.’
Begin september verscheen Rhythm, een chronologisch overzichtswerk waarin alle stripverhalen van Pontiac zijn opgenomen. In totaal een kleine 400 pagina’s, relatief weinig voor een stripmaker wiens carrière meer dan veertig jaar beslaat. ‘Dat zijn er dus gemiddeld tien per jaar. Dat is helemaal niks in vergelijking tot wat Dick Matena allemaal getekend heeft. Die zal schamper lachen om dat aantal,’ zegt Pontiac. ‘Ik zou graag meer strips maken, maar het levert geen rode cent op. Nederland is immers maar een klein afzetgebied. Het is monnikenwerk waarvoor je maximaal 200 euro per pagina krijgt, als het al ooit wordt voorgepubliceerd in een stripblad. Er zijn nauwelijks nog bladen die er überhaupt voor betalen.’
Barok
Ergens in het midden tussen het cartooneske en realisme zit Pontiacs herkenbare tekenstijl. Zijn zeer gedetailleerde illustraties nodigen uit tot een nauwkeurige studie. ‘Ik ben van de barok,’ verklaart de tekenaar. ‘In een museum zal ik als eerste naar een schilderij gaan waar ontzettend veel op te zien is. De overpowerende veelheid en de variatie van de dingen in zo’n kunstwerk is vergelijkbaar met de pracht en de rijkdom van het leven in al zijn vormen. Barok drukt voor mij datzelfde gevoel van rijkdom en overvloed uit.’
Onzekerheid is een andere reden voor Pontiacs volle prenten: ‘Ik heb altijd een ontzettende horror vacui gehad. Als ik de plaat maar helemaal vol stop dan staan er altijd wel een paar dingen op die de goedkeuring kunnen wegdragen. Ik heb het idee dat ik langzamerhand een niveau heb bereikt, niet per se van kwaliteit, maar van zelfvertrouwen.’
Autobiograaf
Pontiac maakt zich boos over het lot van de minderbedeelden in de wereld. Het sociaal engagement zat er al vroeg in. Als tiener ontdekte hij in een anarchistisch boekwinkeltje in Haarlem politieke bladen uit onder andere Rusland, Duitsland en Frankrijk. Deze stonden vol politieke prenten die hem zeer aanspraken. Ook de tekeningen van Bernard Holtrop op pamfletten van de provobeweging, inspireerden hem. ‘Ik maak graag tekeningen die op de een of andere manier strijd laten zien. Dat is interessant om te tekenen en om naar te kijken,’ zegt Pontiac.
In de jaren zestig en zeventig verwerkten Amerikaanse undergroundtekenaars als Robert Crumb maatschappijkritiek in hun strips die vaak ook autobiografisch waren. Mede hierdoor geïnspireerd begon Pontiac met zijn eigen autobiografische strips. Het eerste stripverhaal was voor een Amerikaans boek uit 1971 over de jaren zestig waar andere tekenaars van het striptijdschrift Tante Leny Presenteert ook aan meewerkten en dat binnenkort, veertig jaar later, waarschijnlijk uit gaat komen. ‘Het lag voor de hand om een verhaal te maken over mijn eigen sixties die behoorlijk heftig waren geweest.’
Gonzo
Pontiac herkende in de gonzo-journalistiek – waarvan het werk van Hunter S. Thompson het bekendste voorbeeld is – een verwantschap met zijn eigen werk. Net zoals pophelden als Bob Dylan, die met Blood on the tracks een plaat over zijn scheiding maakte, verhaalde Pontiac de breuk met zijn vriendin Rita Dolce Vita in zijn strips. ‘Muzikanten hebben pseudoniemen en gebruiken hun eigen ellende als grondstof voor hun werk, dus waarom zou ik dat ook niet mogen doen?’
Junkieromantiek
Pontiacs recreatief gebruik van verschillende verdovende middelen was dikwijls het onderwerp van zijn verhalen. “The Amsterdam Heroine Connection”, gepubliceerd in het striptijdschrift Gummi in 1977, is daarvan het beste voorbeeld. Het verhaal heeft een open einde omdat de tekenaar zijn deadline niet haalde. In de strip verontschuldigt hij zich aan de lezer voor het feit dat de laatste pagina’s een verzameling van oud tekenwerk bevatten. Juist doordat het verhaal halverwege ontspoort en de stripmaker zijn greep op de materie verliest, geeft deze strip op metaniveau aan wat het drugsgebruik met de kunstenaar deed.
Het was vroeger vooral de junkieromantiek die Pontiac naar de naald dreef: ‘Ik zorgde als ik in de trein zat er bijvoorbeeld altijd voor dat mijn spuit uit mijn borstzak stak. Ik vond het echt cool om junk te zijn, helemaal in die sfeer van “Waiting for the man” van The Velvet Underground. Een fantastisch nummer. Als ik dat hoor krijg ik meteen dat gevoel weer: het ritueel van het scoren, de spanning van op de straat naar de dealer toelopen. Achteraf kijk je daar op terug en besef je dat het een sneue bedoening was.’ Serieuze leverproblemen is de prijs die Pontiac voor die wijsheid betaalde.
Spider-Man
Een ander overblijfsel uit die doldwaze tijd is een, inmiddels versleten, tatoeage van de stripheld Spider-Man. ‘Ik ben niet per se een Spider-Man fan, al vind ik het een geweldige figuur. Dat hij Peter Parker heet, dat op Peter Pontiac lijkt, spreekt me ook aan.’
Hoe komt het webhoofd op Pontiacs linkerarm terecht? ‘In 1980 zat ik in café De Trom aan de bar, dat was toen een hotspot op de wallen. Tattoo-artiest Henk Schiffmacher vertelde dat hij een plaatje had van Spinneman dat hij zo mooi vond, dat hij het desnoods voor niets op een arm zou zetten. Toen keek hij mij aan. Ik was niet helemaal fris, dus op een gegeven moment zei ik “Laten we gaan dan.” Sindsdien loop ik dus rond met zo’n Spinneman.’ Pontiac heeft er wel een tijdje spijt van gehad: ‘Toen ik met mijn gezin op Griekse strandjes moest gaan zitten met zo’n grote vleesstempel, vond ik dat wel een tikje gênant.’
Sinds hij op zijn drieëndertigste zijn huidige vrouw en haar kinderen ontmoette, is Pontiac met de harddrugs gestopt, al blijven journalisten ernaar vragen. ‘Ik was een hardwerkende huisvader die de hele dag zat te tekenen om de huur bij elkaar te krijgen en om dan altijd weer geconfronteerd te worden met het feit dat ik die dopey tekenaar was, vond ik uiteraard irritant. Tegenwoordig rook ik overigens nog wel jointjes, want met een stickje wordt het opeens heel aantrekkelijk om een wit vel te gaan vullen.’
Kraut
In 2000 verscheen Pontiacs magnum opus Kraut, over zijn vader die tijdens WOII oorlogsverslaggever was voor de SS en later als roddeljournalist voor damesbladen zijn brood verdiende. De Marten Toonder-jury noemt dit de beste Nederlandse graphic novel ooit. ‘Kraut is een geïllustreerde brief aan mijn vader. Lang niet iedereen vindt het een graphic novel – omdat er geen omkaderde plaatjes met tekstballonnetjes in staan – maar ik wel. Voorin het boek staat een afbeelding van een Grieks sigarettendoosje waarop striplegende Will Eisner aan me schreef dat hij graag zag dat ik ook een graphic novel maakte. Die handschoen heb ik toen opgepakt en Kraut gemaakt.’
Micky Mouse en Hitler
Al voordat zijn vader Joop Pollmann op mysterieuze wijze verdween in de Daaibooibaai te CuraÇao wilde Pontiac al diens verhaal vertellen. ‘Het is een fantastisch verhaal waar ik allemaal sterke beelden in kon stoppen. Ik vond op zolder ooit zijn oude schetsboek met daarin de Paus en Mickey Mouse, maar ook Mussolini, Hitler en Franco – allemaal helden van mijn vader, de nazi die opgroeide in de heiligenbeeldenwinkel van mijn grootvader. Door zijn verdwijning werd het verhaal alleen maar beter. Ik heb ermee gewacht tot mijn moeder niet meer leefde, ze had de publicatie niet getrokken.’
Door het maken van Kraut kreeg de stripmaker meer begrip voor zijn vader. ‘Toen ik jong was wilde ik helemaal niet met hem over zijn verleden praten. Ik vond gewoon dat hij een nazi was en wilde hem niet steunen door geïnteresseerd te doen. Achteraf heb ik daar veel spijt van. Naarmate je ouder wordt ga je steeds meer zien dat de dingen niet zo zwart-wit zijn.’
De dood
Uitgetekend is de undergroundtekenaar allerminst. Pontiac droomt al jaren van een boek over de dood, wat hij een waanzinnig interessant onderwerp vindt. ‘Ik wil het absoluut maken, zodat wanneer de dood mij komt halen het 1-1 staat omdat ik hem al een keer te pakken heb gehad. Daarbij vind ik het heel erg leuk om skeletten en schedels te tekenen. Er is een prachtig vers van Dylan Thomas waarin hij zijn woede tegen de dood verwoordt: “Rage, rage against the dying of the light.” De klootzak die denkt ons te kunnen halen en het godverdomme ook nog doet. Die emotie zou ik er zeker in verwoorden, maar ook de positieve kant van de dood. Het is natuurlijk tragisch als iemand sterft, maar het is absurd om te doen alsof de dood een vijand is, want er pleit ook van alles voor dat hij een vriend is. In de eerste plaats in de gevallen waarin het leven al helemaal niet leuk meer is, maar wat zou het leven zonder de dood zijn? Hij is de lijst om het schilderij.’
Peter Pontiac: Rhythm
uitgever Oog & Blik/De Bezige Bij
Pontiac, Peter Pontiac
Peter Pontiac werd in 1951 geboren als Peter Pollmann. In zijn strips gebruikt hij namen als Daan Doem en Frankie Lee voor zijn personages. In het echte leven koos hij voor de naam Pontiac omdat hij altijd een hekel heeft gehad aan zijn achternaam: ‘Vanwege mijn vader en dat Duitse met dubbel-l en dubbel-n. Pollmann en Pontiac lijken een beetje op elkaar. Ook kwam ik er ooit achter dat Pontiac de naam is van het laatste Indianen opperhoofd dat zich heeft verzet tegen de blanke krakers van zijn land, de Europeanen.’ Met het automerk heeft het overigens weinig te maken, al krijgt de stripmaker geregeld Pontiac-parafernalia toegestuurd.
Dit artikel is gepubliceerd in VPRO Gids #37.
Brecht Evens genomineerd voor Eisner Award
De Vlaamse stripmaker Brecht Evens is genomineerd voor een Eisner award. Met The wrong Place, de Engelse vertaling van Ergens waar je niet wil zijn, maakt Evens kans in de categorie ‘Best painter/multimedia artist (interior art)’.
De winnaars worden in juli op het Comic-Con International in San Diego bekendgemaakt.
Eerder viel de stripmaker al in de prijzen voor Ergens waar je niet wilt zijn.
Op het stripfestival van Angoulême won het boek de Prix de l’Audace, een onderscheiding voor een beeldverhaal waar veel lef en experiment in steekt. In eigen land won Evens eerder de Vlaams-Nederlandse Willy Vandersteenprijs. Van deze graphic novel verschijnt binnenkort overigens een derde druk.
Evens is niet de eerste Vlaamse stripmaker die genomineerd is voor een Eisner. Vorig jaar werd Willy Linthout genomineerd in twee categorieën voor Jaren van de olifant. Ook Eric Heuvel was toen genomineerd voor de Engelse versie van De Ontdekking. Beide stripmakers wonnen toen de prijs niet.
De Eisner Awards zijn de Oscars onder de stripprijzen, vernoemd naar de Amerikaanse stripmaker Will Eisner (1917-2005). Net als de Oscar omvatten de Eisners te veel categorieën en worden ze jaarlijks uitgereikt. Zie hier de lijst van alle nominaties dit jaar.