Afgelopen woensdag 10 mei was het kennelijk 40 jaar geleden dat de eerste X-Men comic getekend door John Byrne uitkwam. Op de X-Mail-pagina stelde hij zichzelf aan het publiek voor:
Dat blog meldt dus dat het 40 jaar geleden was. Nu is de coverdatum van X-Men #108 officieel december 1977. Zoals je wellicht weet geven coverdata aan wanneer de comics weer door de winkeliers teruggestuurd konden worden. Het is dus nooit de datum waarop een comic uitkwam. Meestal was dat een paar maanden eerder.
Maar goed, zelfs als het niet precies 40 jaar geleden was deze week, dan nog is het een mooie, bescheiden introductie van John Byrne – toch echt een van de betere tekenaars van Marvel van de afgelopen vijftig jaar.
Een character sheet van Storm, gemaakt door tekenaar Dave Cockrum.
Een character sheet moet de tekenaars een duidelijk beeld geven van hoe een personage eruit ziet. Kennelijk was het Cockrum die in 1977 bepaalde hoe Storm er toen uitzag.
Dave Cockrum (1943 – 2006) tekende vroeger de X-Men en deed dat heel goed, vind ik. Samen met Len Wein creëerde hij Storm, Nightcrawler en Colossus.Samen waren Cockrum en Wein verantwoordelijk voor de herlancering van de serie X-Men in 1975.
Een paar jaar later krijgt de Afrikaanse schone die met haar mutanten-gave controle heeft over het weer, een make-over. Storm ging punk en liep met een Mohawk rond. Zo zie ik haar eerlijk gezegd het liefste. Want Storm is nogal een stoere dame. En dat mag je best aan haar zien.
Filmmagazine Preview en Imagine vroegen mij of ik de film Guardians wilde inleiden, een Russische rip-off van films als The Avengers en X-Men. Over superhelden praten doe ik natuurlijk graag, dus vrijdag 14 maart stond ik ’s avonds voor een volle zaal in Eye 2.
Dit is wat ik het publiek te vertellen had:
Preview en Imagine hebben mij gevraagd of ik vanavond de film Guardians wil introduceren.
Vraag: Wie heeft er wel eens een film van Marvel gekeken? (Bijna de hele zaal steekt zijn hand op)
Vraag: Wie is er fan van Zack Snyders superhelden films? (Een fan achter in de zaal steekt zijn hand op)
Ah, mooi. De film die jullie vanavond gaan zien, Guardians, deed mij namelijk heel erg denken aan een tussendoortje van Zack Snyder. Alsof deze regisseur na een spoedcursus Russisch, nog even een ouderwetse sovjet superheldenflick maakte.
Voordat we het over Guardians gaan hebben, wil ik jullie even terugnemen naar 1961. Dat is een magisch jaar omdat schrijver Stan Lee en tekenaar Jack Kirby toen het Marvel universum creëerden. Dat deden ze met de introductie van de Fantastic Four. Vier superhelden die door kosmische straling allerlei superkrachten krijgen.
Nu bestond het superheldengenre al sinds Superman in 1938 door Jerry Siegel en Joe Shuster werd gecreëerd. Toch waren de Fantastic Four andere koek.
De Fantastic Four dragen geen maskers, hebben geen geheime identiteit en in plaats van extravagante kostuums, dragen ze een uniform. Daarnaast zijn De Fantastic Four een familie en net als echte familieleden liggen ze vaak met elkaar overhoop.
Tot slot zijn het allemaal unieke personages met een uitgesproken karakter. Vaak ook met hun eigen manier van praten.
Wat Lee en Kirby met de Fantastic Four in feite creëerden, was een superheld die menselijker en echter lijkt dan de meeste helden die ervoor kwamen.
In de handen van Lee werden het personages die zowel de strijd aangaan met superschurken als met hun innerlijke demonen. Helden die geplaagd worden door alledaagse problemen en wiens superkracht niet per sé een zegen hoeft te zijn. Het monster de Hulk is daar een goed voorbeeld van.
Het mooiste voorbeeld van deze nieuwe soort superheld vind ik overigens Spider-Man. Ik vind hem van alle creaties van Stan Lee en de tekenaars van Marvel namelijk het menselijkst.
Peter Parker is een gewone tiener, die probeert een balans te vinden tussen het helpen van mensen, zijn studie en werk. Hij heeft constant geldproblemen. En hij maakt veel fouten.
De superhelden van Marvel zijn bijna zoals jij en ik. Aan de ene kant zijn ze net zo feilbaar als dat wij zijn, aan de andere kant vertegenwoordigen ze een soort ideaal naar waar wij ook kunnen streven. Wie wil er immers geen superkrachten hebben en mensen redden?
Die menselijkheid en herkenbaarheid maakt de Marvel-helden zo populair.
Sinds X-Men van Bryan Singer uit 2000, is het superheldengenre heel groot geworden. Vooral de Marvel-films hebben veel succes. Juist omdat het zulke boeiende personages zijn en omdat Marvel de verhalen met humor en een dikke knipoog vertelt. Ze zijn serieus, maar ook weer erg grappig.
Daarnaast zit bij de Marvelfilms de actie vaak geramd in elkaar en zijn de special effects overtuigend.
Kortom, boeiende, uitgesproken personages, humor, strakke actie en special effects. Deze elementen vormen een succesformule waar Hollywood nog een tijdje op voort kan.
Mits ze elke film wel iets blijven toevoegen aan het genre en ze de films niet telkens op een voorspelbare, standaardmanier laten verlopen. Anders bloedt het superheldengenre uiteindelijk dood zoals zoveel andere genres.
Hoe dan ook, als iets succesvol is, mag je verwachten dat andere mensen proberen dat succes na te maken. En daar is Guardians een goed voorbeeld van.
De plot van de film is eenvoudig. Tijdens de Koude Oorlog werd Patriot gevormd. Een geheim team van superhelden waarvan het DNA werd gemanipuleerd en verbeterd. Genetisch gemanipuleerde superhelden dus. Een beetje zoals Captain America.
De Guardians kwamen uit verschillende delen van de Sovjet-Unie. Nadat die uiteenviel, keerden ze terug naar hun eigen land. Nu de Schepper van de Guardians doorslaat en de wereld wil veroveren, is het aan de superhelden om weer samen te komen en hem te verslaan.
De filmmakers van Guardians zijn erin geslaagd om een genre dat eigenlijk heel Amerikaans is, toch een Russisch sausje te geven. In ieder geval doet de film denken aan hoe we Rusland kennen uit Hollywood.
Dat in het team de verschillende nationaliteiten Rusland, Oekraïne, Kazachstan en Armenië vertegenwoordigd zijn, is geen toeval natuurlijk. En de naam Patroit al helemaal niet.
Ook de maakbare supermens is iets wat aan de oude Sovjet Unie doet denken. Denk maar aan de atleten bij de olympische spelen en anders aan Rocky IV en Dolf Lundgren.
Veel scènes vinden plaats op verlaten industrieterreinen. We zien veel beton en grijstinten die wellicht weemoedig de oude Sovjet tijd in herinnering moeten brengen.
Zware industrialisatie was immers een van de economische pijlers van het Sovjet rijk.
Toch is het duidelijk dat de makers vooral proberen Marvel na te doen. En dan met name The Avengers en X-Men. En eigenlijk ook wel de tv-serie Agents of Shield.
Het is leuk om tijdens het kijken van Guardians te raden waar men de inspiratie vandaan heeft gehaald. Welke superhelden hebben ze door de blender gehaald om tot deze personages te komen?
Dat is de huiswerk opdracht die ik jullie graag meegeef bij het bekijken van deze film. Na de voorstelling kunnen jullie je bevindingen aan de bar met elkaar bespreken.
Even een voorzetje:
De schurk August Kuratov lijkt behalve op een standaard mad scientist, ook op Whiplash, de schurk uit de tweede Iron Man film. Met zijn exoframe kan hij apparaten manipuleren. Maar hij ziet er dan weer uit als Crusher Creel, de Absorbing Man van Spider-Man.
De Guardian Lernik kan rotsen manipuleren. Hij is een soort telekinetische rotsman/monnik. Ik moest bij hem vooral aan Thing van de Fantastic Four denken, en aan Magneto.
De Manbeer met minigun genaamd Arsus is een combinatie van de weerwolf, Hulk en een grizzly beer.
Er bestaat in het Marvel Universum trouwens ook een Russische vrouw die in een beer kan veranderen. Dus wellicht hebben ze daar de inspiratie vandaan gehaald.
En de sumarai achtige Khan, is een combinatie tussen de samurai, Wolverine en Nightcrawler. Zijn uniform heeft hij afgekeken van The Winter Soldier uit Captain America.
Hij vertelt overigens interessante zelfbedachte Oosterse wijsheden zoals: ‘Het is dwaas om een dodelijke krijger in de weg te staan.’
Maar dit zijn slechts enkele mogelijke interpretaties.
Los van de superkrachten, hebben de makers ook geprobeerd de personages net zo menselijk te maken als de helden van Marvel. Maar in plaats van hen een boeiende persoonlijkheid mee te geven, blijft dit element steken in oppervlakkig geneuzel.
Alle leden van de Guardians hebben in de film een moment waarin ze iets zieligs over hun verleden mogen vertellen. Dat de onzichtbare vrouw Xenia zich bijvoorbeeld niet kan herinneren wie ze is. Zoals Wolverine uit X-Men.
En dat Lernik zijn dochtertje heeft zien opgroeien en sterven, omdat hij soort van onsterfelijk is en zij niet.
Wat we bij Guardians ook missen, is die ironische toon die we bij Marvel films wel terug zien. Het aantal grappen in Guardians valt met twee vingers te tellen. De rest van de film is bloedserieus, daarom vermoed ik dus dat Zack Snyder misschien een tussendoortje in Rusland heeft geschoten.
Wat Guardians overigens net als andere superheldenfilms wel heeft, is een extra scène verstopt in de aftiteling. En een wijze boodschap in de climax van de film. Maar die verklap ik nog maar even niet. Toch, wie Avengers heeft gezien, kent hem trouwens al.
Maar er is nog een wijze les die van Guardians kunnen leren:
Natuurlijk is Guardians met veel minder geld gemaakt dan dat de makers van Marvel tot hun beschikking hebben. Dat zie je terug aan de doorzichtige special effects. Maar eigenlijk is een laag budget natuurlijk geen excuus.
Want het belangrijkste van een boeiende superheldenfilm zijn de personages. En wat die zeggen en doen, wordt in eerste instantie bepaald door het scenario. En daar moet je, zo blijkt maar weer uit Guardians, nooit op bezuinigen.
Beter goed gejat, dan zelf slecht bedacht. Zeggen ze wel eens. Guardians bewijst nog maar eens dat het toch niet zo makkelijk is om de Marvel formule te jatten.
Het resultaat van het mengen van Marvel DNA met de Russische inborst, is een beetje als wanneer je Mark Rutte cast als James Bond.
Aanstaande vrijdag leid ik kort de film Guardians in op het Imagine Filmfestival.
Filmblad Preview vroeg me hiervoor en aangezien ik het altijd leuk vind om over superhelden te praten, hoefde ik er niet lang over na te denken of ik deze Russische rip-off van Avengers en X-Men wilde inleiden.
Guardians (Sarik Andreasyan, 2017) in het kort: tijdens de Koude Oorlog werd Patriot gevormd, een geheim team van superhelden waarvan het DNA werd gemanipuleerd en verbeterd. Genetisch gemanipuleerde superhelden. Een beetje zoals Captain America dus.
De leden kwamen uit verschillende delen van de Sovjet-Unie. Nadat die uiteenviel, keerden ze terug naar hun eigen land. Nu de Schepper van de Guardians doorslaat en de wereld wil veroveren, is het aan de superhelden om weer samen te komen en hem te verslaan.
Wie de superhelden uit Guardians bekijkt, herkent meteen elementen uit Marvel-films zoals the Avengers en X-Men. Daar ga ik vrijdag meer over vertellen. Nieuwsgierig? Zie je in Eye.
Het Imagine film festival heeft dit jaar bijzondere aandacht voor de rol van kostuums en stilering in de fantastische film. Bij superheldenfilms stuit de vertaling van de kostuums van strip naar live-action vaak op praktische bezwaren.
Een van de belangrijkste kenmerken van superheldenverhalen zijn de kleurrijke kostuums die de personages dragen. Met dit uniform onderscheiden de helden en schurken zich van normale stervelingen en verhullen ze hun burgeridentiteit. In het geval van Tony Stark maken kleren zelfs de (Iron) Man, want zijn superkracht zit in het hightech harnas dat hij draagt. Zonder het harnas is hij een gewone sterveling terwijl Superman nog steeds super is als hij in zijn boxershort rond zou vliegen.
Het superheldenkostuum is medebepalend voor het succes van de held. De outfits van Batman, Superman, Spider-Man en Wonder Woman zijn iconografisch en universeel herkenbaar. Het is daarom beter dat kostuumontwerpers de filmversies zo dicht mogelijk bij het oorspronkelijke ontwerp uit de strips houden. Echter, die ontwerpen tekenen is één ding, maar het wordt een ander verhaal wanneer acteurs zich in dat soort outfits moeten hijsen. Tekenaars kunnen waar nodig sjoemelen om het pak er goed uit te laten zien, acteurs niet. Het helpt natuurlijk dat hun lichamen dankzij een streng trainingsregime de gespierde en geïdealiseerde vormen kunnen evenaren van getekende helden. Het filmkostuum zit acteurs tegenwoordig net zo strak om het lijf als in de comics.
Absurd
Toch stuiten kostuumontwerpers op enkele praktische bezwaren bij de vertaling van strip naar film. Een belangrijk bezwaar is dat de live-action versies kunnen benadrukken hoe absurd de meeste outfits eigenlijk zijn. Om die reden kreeg de schurk Green Goblin in de eerste Spider-Man-film (2002) van Sam Raimi een make-over en werd zijn trolachtige halloweenkostuum een geavanceerd harnas ontworpen voor militaire doeleinden, waarbij zijn masker een beschermende helm is geworden. Filmmakers benadrukken graag dat het dragen van het kostuum een praktische reden heeft, daarom zien Batmans kostuums er de laatste films ook uit als een soort beschermend harnas.
Overigens zijn superheldenkostuums in werkelijkheid zelden praktisch. Het Batman-kostuum dat Michael Keaton draagt in Tim Burtons films (1989 en 1992), ziet er weliswaar fantastisch uit, maar omdat het masker aan zijn schouders vastzit is hij niet in staat zijn hoofd naar links of rechts te draaien zonder zijn hele bovenlichaam mee te bewegen. Niet handig in gevechtssituaties. Nicholas Hammond, eind jaren zeventig Spider-Man op televisie, klaagde in een interview dat het kostuum ongelooflijke warm was en dat de speciale lenzen in het masker vaak besloegen waardoor hij niets meer kon zien. Een ander praktisch bezwaar is dat een masker de gezichtsexpressies van de acteur onzichtbaar maakt. Daarom gaat in de films Spider-Mans masker zo vaak stuk en loopt Captain America ook dikwijls zonder hoofdbedekking rond.
Uniformen
Voorheen omzeilden ontwerpers het probleem van de superheldenoutfits weleens door deze radicaal aan te passen. In X-Men (2000) van Bryan Singer dragen de mutanten zwarte leren uniformen en niet hun kleurrijke evenknieën uit de strips. Regisseur Zack Snyder, verantwoordelijk voor Watchmenen de recente Superman-films, maakt grauwe, sombere en quasi-serieuze kostuumdrama’s van de stripverfilmingen. Zo wil hij de heldenverhalen gewicht geven. Hij kiest daarom voor donkergekleurde of bijna kleurloze versies van de kostuums. In de recente films met Marvel-helden is gelukkig de toon vaak luchtiger en ironischer. Ze schamen zich niet voor de kleurrijke outfits van hun helden als Iron Man en Captain America. De kostuums in deze films lijken dan ook goed op de oorspronkelijke stripversies.
Seksisme
Een laatste probleem waar ontwerpers mee te maken hebben, is dat superheldenkostuums seksistisch en erotisch geladen kunnen zijn. Iets waar vooral vanuit feministische hoek vaak over geklaagd wordt. Vorig jaar werd Wonder Woman bijvoorbeeld door de Verenigde Naties benoemd tot ere-ambassadeur voor vrouwenemancipatie. Een goede keuze, want Wonder Woman is als geëmancipeerde, sterke, biseksuele Amazone een positief rolmodel. Een petitie maakte echter na een paar weken een einde aan haar VN-benoeming. De ruim 45.000 ondertekenaars vonden Wonder Woman ongeschikt voor de functie omdat ze als rondborstige stripfiguur in haar weinig verhullende outfit te seksistisch zou zijn.
De klagers hebben een punt. Superheldenstrips kunnen seksistisch zijn in hoe ze vrouwen, maar ook mannen, afbeelden. Beide seksen worden in geïdealiseerde vorm weergegeven, waarbij de heldinnen vaak poses aannemen die vooral de male gaze bedienen. Uitgevers zijn zich bewust van deze kritiek en de laatste jaren zien we steeds meer vrouwelijke superheldenkostuums die een minder verhullend en praktischer ontwerp hebben.
Ongetwijfeld komt dit thema op Imagine ter sprake in de lezing van de Canadese historicus Tim Hanley over de veelbewogen geschiedenis van Wonder Woman. Eregast is Lindy Hemming, kostuumontwerper van onder andere James Bond, de Batman-trilogie van Christopher Nolan en de Wonder Woman-film die 1 juni uitkomt. Hemmings ontwerp van het gepantserde kostuum van Wonder Woman en de Amazones, is deels praktisch maar houdt de strip in gedachte en toont duidelijk de blote, gespierde schouders en benen van de acteurs.
De hoge hakken stuitten bij voorbaat op commentaar, dat regisseur Patty Jenkins in een interview met Entertainment Weekly pareerde door te zeggen dat ze tijdens heftige gevechten platte sandalen dragen. Jenkins maakte duidelijk dat Wonder Woman een wensvervulling is: ‘Ik, als vrouw, wil dat Wonder Woman ongelooflijk aantrekkelijk is, dat ze op een badass manier vecht en er tegelijkertijd fantastisch uitziet.’
Uiteindelijk geldt dat voor alle verfilmde superhelden en hun outfits.
In de film Logan speelt Hugh Jackman voor de allerlaatste keer Wolverine. Ik ga hem missen, want ik vind dat hij dit strippersonage iedere keer op fantastische wijze heeft belichaamd.
Goed, niet iedere film van de X-Men franchise is even goed, maar over Logan heb ik echt weinig te klagen. Regisseur en schrijver James Mangold, de cast en crew hebben een intensieve aflevering gemaakt die heel down to earth voelt en volledig los gezien kan worden van de eerdere films.
In de nabije toekomst ontfermt een vermoeide Logan (Hugh Jackman) zich over de zieke Professor X (Patrick Stewart) in een schuilplaats op de grens met Mexico. Logan probeert zich te verschuilen voor de wereld en zijn nalatenschap. Logan is moegestreden en heeft te veel mensen in zijn omgeving zien sterven. Naar zijn gevoel zijn mensen slechter af als hij ze probeert te helpen. Hij zit er dan ook niet echt op te wachten om de held uit te hangen als de jonge mutante Laura zijn hulp nodig heeft. Ze wordt achtervolgd door de Reavers die haar koste wat kost willen vangen. Uiteindelijk laat Logan, gedwongen door de omstandigheden en de aanhoudende bemoeienis van Charles Xavier, nog een keer zien dat zijn hart op de goede plek zit.
Dat laatste duurt overigens erg lang. Dat Wolverine een koppige kerel is wisten we al, maar zo koppig…
Ondertussen wordt de kijker getrakteerd op een spannende roadmovie vol brute actie. Ja, het geweldsniveau in Logan is erg hoog en sluit dus goed aan bij de ruigheid van de Wolverine-strips. Het bloed en losgesneden ledematen vliegen je rond de oren. De kijkwijzer is in Nederland dan ook 16 jaar en ouder.
Nu ben ik niet iemand die tegen geweld in films is, maar ik vermoed dat vanwege het brute geweld in Mangolds film niet iedereen met een zwakke maag zal bekoren. De hele sfeer van Logan is rauw-realistisch en staat daarin in schril contrast met het gemoedelijke en hoopvolle einde van X-Men: Days of Future Past. De toekomst in Logan is somber, bleek en bloedheet.
Tegelijkertijd hebben we Wolverine nog nooit zo kwetsbaar gezien. Niet alleen is hij echt een dagje ouder, ook zijn helende gave werkt niet meer zo optimaal als vroeger. Menselijkheid is dan ook een bijzonder aanwezig thema in deze aflevering. Niet alleen door het fantastische spel van de hoofdrolspelers, ook door het contrast tussen Logan en de meedogenloze tegenstanders waar hij mee te maken krijgt. Ik zal daar verder over zwijgen, want anders geef ik teveel van de plot weg. Dit is juist zo’n film waaraan je jezelf moet overgeven om de nuances en menselijke emoties tot in je botten te ervaren.
Logan is Mangolds tweede Wolverine-film trouwens. Hij regisseerde ook The Wolverine.
Het was weer een feest om Jackman en Stewart in de rollen te zien waar we ze inmiddels zo goed van kennen. Een extra pluim voor de jonge actrice Dafne Keen die in Logan debuteert en zowel in zwijgende passages en actiescènes excelleert.
Kortom: Logan is een waardig afscheid van Jackman als Wolverine.
Het is heel moeilijk om negatieve dingen te negeren. Vaak komt dat omdat ik het er simpel niet mee eens ben en dan heb ik de neiging om dat ook te zeggen, ook al is dat eigenlijk een futiele bezigheid, want het is niet alsof je een ander overtuigt. En bovendien wordt de sfeer er zo niet beter op.
De wereld zit nu eenmaal niet in elkaar zoals ik zou willen en mijns inziens lopen er veel te veel idioten rond. Open inrichting Aarde noem ik deze planeet dan ook graag.
Toch is het weer eens tijd om mezelf eraan te herinneren dat er ook veel moois is in de wereld. Het leven is te kort om daar de aandacht niet op te richten en te lang om alleen maar met al die negativiteit bezig te zijn.
Je kunt je beter bezighouden met de dingen die je vrolijk maken en je energie geven. Een plek om dat te doen is het internet, daarom is het zo jammer dat sociale media een beerput van gezeur en meningen lijken te zijn geworden.
Ik vind dat we allemaal veel te veel onze meningen oplepelen online. Kijk, als het nu gaat om maatschappelijke zaken waar je het niet mee eens bent, by all means, laat dat weten. Misstanden moeten aangekaart worden en het liefste ook met een mogelijke oplossing.
Maar waar het smaakkwesties betreft, en laten we eerlijk zijn, online gaat het toch vaak om smaak en het gebrek daaraan, kunnen we onze mening gewoon beter voor ons houden.
Tenzij je iets wilt zeggen over wat je tof vindt, dat is wel leuk altijd om te lezen en te horen. Enthousiasme, yay!
Maar anderen laten weten dat je iets absoluut ruk vindt terwijl zij het wel leuk vinden… tja. Erg vermoeiend, onnodig en soms zelfs kwetsend.
Vrij naar Dirty Harry zeg ik daarom:
Opinions are like assholes,
everybody’s got one.
And most of them are full of shit.
Er zitten net zo min mensen op je mening te wachten dan dat ze je kontgat willen zien, zeg maar.
Daarom vind ik het YouTube-kanaal CinemaWins zo grappig. Al jaren kijk ik heel graag naar het tegenoverstelde kanaal: CinemaSins met Everything Wrong With, maar als je daar te veel video’s van kijkt, lijkt het wel of ze tegenwoordig helemaal geen films meer kunnen maken, want overal valt wel wat op aan te merken.
Maar Everything Great About van CinemaWins weet zelfs de positieve kant van Batman & Robin in te zien. Ja, echt:
Zo wordt de miskleun van Joel Schumacher simpelweg een guilty pleasure. Een hele guilty one dan, maar toch.
En deze van X-Men: Days of Future Pastis ook heel genietbaar. Patrick Stewart als Professor Xavier: huppa, puntje erbij. En zo moet het ook, want hoe goed past die acteur eigenlijk wel niet bij die rol? Toen ik als tiener alleen nog maar kon dromen van een verfilming van de strip X-Men, leek Stewart mij al perfect als Xavier.
https://www.youtube.com/watch?v=p5AqT-V91BU
Bij CinemaWins gaat het dus niet per se om slechte films waar we met veel moeite toch nog het positieve van inzien, het gaat gewoon ook om films die van zichzelf al tof zijn en zij leggen daar nog eens de nadruk op.
Not everything is misschien awesome, maar fuck it: Geniet van wat je tof vindt. Negeer de rest zoveel mogelijk.
Afgelopen zomer kreeg ik een hele berg oude Juniorpress comics. Ben nu X-Men uit de jaren negentig aan het lezen.
Rond deze special had Peter de Bruin het stokje overgenomen van Ger Apeldoorn, die toen zo’n veertien jaar vertaler was van X-Men. Of: De X-Mannen zoals de serie in het Nederlands heet.
Ik ben altijd erg blij geweest met het feit dat een Nederlandse uitgeverij de moeite nam om Marvel Comics in het Nederlands uit te brengen. De comics van Juniopress waren mijn introductie tot de wereld van Marvel. En een klein beetje tot het universum van DC Comics.
In mijn locale stripwinkel waren namelijk niet zo heel veel Amerikaanse comics te koop. Bovendien is het onder de tien jaar fijn als je superheldenstrips in je eigen taal kunt lezen. Als tiener begin je echter al snel nieuwsgierig te worden naar de oorspronkelijke uitgaven. Tenminste, zo verging het mij wel. Tegen de tijd dat De X-Mannen Special #22 uitkwam, in 1997, was ik de interesse in X-Men al kwijt. Toch heb ik nog steeds warme, nostalgische gevoelens bij de Juniorpress-uitgaven. Niet in de laatste plaats door de redactionele teksten waar de strips mee begonnen. En de brievenpagina natuurlijk.
Van de week belde maatje Chris me op: ‘We zijn de studio aan het opruimen en hebben een berg comics liggen die wegmoeten. Wil jij ze misschien hebben?’
Nu is mijn huis al een behoorlijk magazijn aan het worden en de stripkasten beginnen ook aardig vol te raken. Toch was ik nieuwsgierig naar wat er in de stapel te vinden zou zijn. ‘Veel Nederlandse comics van Juniorpress en wat Amerikaans spul,’ vertelde Chris.
Op Nederlandse vertalingen zat ik niet echt te wachten. De Nederlandse comics die ik vroeger kocht, koester ik, maar tegenwoordig lees ik liever de oorspronkelijke versies.
Uiteindelijk ging ik overstag en een paar uur later stond Chris in mijn woonkamer met een enorme Ikea-tas vol comics. Chris is behalve stripliefhebber en Star Wars-nerd in het dagelijks leven een heel goede illustrator die samen met een stel vrienden Moker Ontwerp runt. Ze maken onder andere illustraties en omslagen voor boeken en de VPRO gids. Net als ondergetekende is Chris ook een Spider-Man-fan, dus we hebben altijd wel wat te bespreken als we elkaar zien. De rest van de avond hebben we dan ook zitten praten.
De volgende dag heb ik de Ikea-tas rustig uitgepakt, nieuwsgierig naar welke schatten deze allemaal herbergde. Ik legde de comics per serie op tafel en kwam al snel tafel te kort.
Er zat inderdaad veel Juniorpress tussen: veel X-Men, Spawn, Generation X en Wolverine. Ook Amerikaanse versies hiervan. Comics met Wolverine in de hoofdrol lust ik graag. X-Men is lange tijd een van mijn favoriete series geweest. Er zaten ook enkele deeltjes Wonder Man tussen waar ik meteen zin in kreeg. Ik heb van Wonder Man namelijk nog nooit een solo-avontuur gelezen.
Al de comics zijn afkomstig uit de jaren negentig – niet echt bepaald het beste tijdperk met de beste verhalen, wat de reeks X-Force van Rob Liefeld goed demonstreert. Ook was ik verbazend enkele deeltjes Tomb Raider tegen te komen: nooit geweten dat JP die ook uitgaf.
De meeste comics staan inmiddels in de kast. Wanneer ik eraan toe kom om ze te lezen, weet ik nog niet, maar ik vind het een fijn idee dat ze bij mij onderdak hebben gevonden. Mijn werkkamer is een soort weeshuis voor strips geworden, of Weeshuis van de strips, vrij naar het radioprogramma Het weeshuis van de hits, dat tot 1991 te horen was en wat ik vaak luisterde als ik mijn huiswerk deed.
Toch moest ik bij het uitzoeken het meeste aan Frits Jonker denken, die allerlei dingen van mensen krijgt opgestuurd. Vaak zijn dat dingen die ze niet meer willen hebben, maar die Frits met open armen ontvangt: postzegelverzamelingen, oude boeken, spaarzegels of reclameplaatjes.
Ik wilde nog een foto nemen van de tafel vol met strips, maar ik dacht daar pas weer aan toen ze al in de kast stonden. Hoe dan ook: ik ben blij dat Chris aan me dacht en de comics bij mij onderbracht. Ze staan nu gezellig bij de andere X-Men comics en strips van Juniorpress.
Wie met Uncanny Avengers #5 voor het eerst een nummer van deze serie oppakt, valt midden in het verhaal. Dat is de aard van comics nu eenmaal: het is een doorlopende serie waarin personages al een hele geschiedenis achter zich hebben.
Toch ontstaan er ook weer nieuwe relaties en verbanden, zoals de ontluikende relatie tussen Wasp en Havok. Dat vind ik zo leuk aan jarenlang Marvel Comics lezen: het universum is zo groot en er zijn zoveel superhelden, dat je op een gegeven moment personages die je eerst oppervlakkig kende, beter leert kennen. Zoals Wasp. Die viel me recent al op in een animatieserie rondom Avengers en nu heeft ze een aardige grote rol in Uncanny Avengers. Al moet ik zeggen dat de personages niet heel erg worden uitgediept dit keer. Het verhaal van Rick Remender biedt vooral veel actie.
Voor wie even bij wil lezen: Uncanny Avengers begint na de dood van Professor Xavier. Om zijn droom in leven te houden, een wereld waarin mens en mutant in vrede kunnen leven, bestaat het team van Uncanny Avengers uit leden van de Avengers en X-Men. Supermens en mutant werken dus samen om de Apocalypse tweeling te bestrijden en hun vier ruiters: overleden helden zoals Sentry en Banshee die nu voor het kwade strijden.
Ondertussen gaan Wonder Man en Scarlet Witch akkoord met de plannen van de tweeling om alle mutanten te evacueren van de aarde. Deze veteranen onder de Avengers hebben echter een dubbele agenda. Het feit dat hun teamgenoten hiervan niet op de hoogte zijn leidt tot een schokkende en dramatische wending. Het wordt allemaal nog erger wanneer een Celestial ten tonele verschijnt en het lot van de aarde aan een zijden draadje komt te hangen.
Ik vond van dit nummer het tekenwerk van Daniel Acuña en van Steve McNiven erg mooi. Het is realistisch en expressief. De inkleuring van Laura Martin geeft het geheel een schilderachtig uiterlijk. De cover van Justin Ponsor is ook erg aantrekkelijk en dramatisch.
De Britse stripmaker John Byrne (1950) is een van de vele tekenaars die ik bewonder. Hier zien we hem achter de tekentafel aan het werk:
Ik kwam de foto tegen op het prachtige blog John Byrne Draws dat werkelijk propvol staat met het tekenwerk van de meester. Onderschrift: John Byrne at his drawing board. 2009.
De foto goed bestuderend, dacht ik dat Byrne zat te werken in een stripwinkel. Je ziet namelijk action figures in een vitrine, een Betty Boop bij het raam en verschillende stukken origineel tekenwerk aan de muur.
That is John’s art studio in his home in Connecticut. He has dozens of his favorite action figures and statues surrounding him. Superman, Batman and Wonder Woman are his biggest collections. Along the walls he has original art from many of the legends of comics and he has model airplanes hung from above.
Erg leuk, zo’n kijkje in de tekenstudio van een van de beste stripmakers van de Amerikaanse stripindustrie. Ik ben erg fan van Byrnes Fantastic Four-werk, hij tekende en schreef de superheldenfamilie vijf jaren lang. Ook bewonder ik zijn werk aan de reeks X-Men en de paar Hulk-comics die hij tekende.
Er zijn overigens nog een hoop comics getekend door John Byrne die ik nog nooit gelezen heb, zoals zijn run van Alpha Flight. Er valt nog een hoop moois te ontdekken wat dat betreft.
Meer weten en zien van Byrne? Check de bio op zijn website.